Ga verder naar de inhoud

Nieuwsbrief 83 (november 2009)

1. Godelieve van Tinel weerklonk in zijn geboorteplaats
door Mirek Cerny

Op amper enkele meters van de laatste rustplaats van Edgar Tinel, op het kerkhof van zijn geboorteplaats Sinaai, werd zijn muziekdrama Godelieve uitgevoerd. Tinel beschouwde Godelieve als zijn belangrijkste werk. Het werd vertolkt door Belgische en Nederlandse solisten, drie Nederlandse koren en een orkest uit Tilburg onder leiding van Paul van Gulick, op 15 november in de Sint-Catharinakerk te Sinaai en ook op 21 november in Gistel.

Wat het aantal vertolkers betreft leek de uitvoering in Sinaai op de wereldpremière van het werk op de Wereldtentoonstelling in Brussel op 22 juli 1897. Ik schat dat er meer dan 200 zangers en instrumentalisten in de kerk aanwezig waren. Aan 6000 toehoorders, zoals toen in Brussel, kwam men niet. De kerk was wel goed gevuld, maar niet uitverkocht. Men moet er ook rekening mee houden dat we meer dan honderd jaar verder zijn en dat dergelijke aantallen vandaag helaas alleen nog maar aan popconcerten voorbehouden zijn. De organisatoren hadden alles perfect voorbereid, er waren zelfs twee projectiedoeken in de zijkanten van de kerk geplaatst om ook van daar uit alles goed te kunnen volgen.

De puristen zullen het mij niet kwalijk nemen als ik de vraag stel of dergelijke concerten nog van deze tijd zijn. De hoogromantische tekst van de onfortuinlijke Godelieve vraagt veel concentratie van de luisteraar en het bijwonen van de uitvoering eist een goede lichamelijke conditie. Het concert duurde (met één pauze) immers vier uur en zelfs goede kerkstoelen zijn geen comfortabele theaterzetels. Men zou kunnen opwerpen of het niet beter zou zijn om slechts fragmenten van het werk te brengen en niet de integrale uitvoering. Hierbij denk ik niet alleen aan de toehoorders maar ook aan de uitvoerders zelf, want zowel de instrumentale partijen als de koorpartijen zijn erg veeleisend. Akkoord, men kan moeilijk in het verhaal knippen, maar het zou misschien de toegankelijkheid voor de huidige luisteraar verhogen. Bovendien worden dergelijke uitvoeringen organisatorisch en vooral financieel veel draaglijker. Deze productie wordt vijfmaal opgevoerd: naast twee keer in België ook nog drie keer in Nederland en men wil van de opnamen ook een cd realiseren.

Muzikaal valt Tinels partituur zeker mee, al staat Franciscus boven aan de top. Waar we Godelieve precies moeten plaatsen is niet zo duidelijk, in elk geval tussen de driehoek muziekdrama-oratorium-opera. Voor opera spreekt de formele indeling in drie bedrijven en zes taferelen (scènes) en de bezetting. Tinel voorziet niet minder dan dertien rollen. Verschillende kleinere personages kunnen echter door één zanger vertolkt worden, wat in Sinaai het geval was. Het werk wordt altijd als oratorium uitgevoerd, hoewel er blijkbaar destijds al onenigheden waren over het genre tussen de librettiste en de componist. Hilda Ram opteerde voor een oratorium, terwijl Tinel "iets grootser verwachtte, een echt theaterstuk". Ook de talrijke tussenkomsten van de koren pleiten voor het oratorium. Voor een diepgelovig mens als Tinel was opera met een sterk religieus karakter een niet voor de hand liggend genre. Al bij al blijft 'muziekdrama' toch de beste benaming.

Veel componisten uit die tijd - en niet alleen in België - werden door het genie van Wagner beïnvloed. Daar ontsnapt ook Tinel niet helemaal aan, maar op de lengte en deels ook de dramatische lijn na, staat zijn muziekschriftuur veel dichter bij Brahms. Enkele passages zijn gewoonweg aangrijpend, zoals het slotgezang van Godelieve uit het derde bedrijf Dat klonk mij toe als een vaarwel! of sommige koortussenkomsten.

Allicht konden er meer voorbeelden gegeven worden, moest de vertolking op een hoger niveau gestaan hebben. Bij de solisten overtuigden alle vrouwelijke partijen, met de sublieme Els Crommen in de titelrol op kop. Nochtans was ze slechts de vervangster van Evelyne Bohen, die de partij in Gistel zong. Els Crommen - gewezen lid van het VRK - heeft een aangenaam klinkende sopraan met grote draagkracht en innerlijke uitdrukking. Inez Carsauw (Elsa) liet haar veelzijdigheid horen en zong haar partij zelfzeker. Ook de twee Nederlandse zangeressen, Mirjam Schreur (Iselinde) die vooral de dramatische lijn accentueerde, en Florieke Beelen (Riprim), die wel twee uur en een kwart moest wachten om de eerste noot te mogen zingen, behoorden tot de positieve kanten van de uitvoering.

De mannelijke solisten presteerden minder goed. Tenor Robert Luts (in Gistel zong Ivan Goossens) viel weinig op en de Nederlandse bas-bariton Ton de Kort was te zwak voor zijn diverse partijen. Jammer dat de Vlaamse bas-bariton Bruno de Jonghe als tegenspeler van Els Crommen niet op haar niveau stond. De rol van Bertholf, de echtgenoot van Godelieve, ging duidelijk boven zijn mogelijkheden. Bovendien had hij serieuze problemen in het laatste bedrijf. De koren (Jeroen Boschkoor, Princenhages Mannenkoor en het Toonkunstkoor Breda) trachtten hun best te doen, maar het kon niet baten. Vermoedelijk hadden ze te weinig gezamenlijke repetities en ook hun koorklank liet te wensen over. Niet anders was het met het orkest. Het Tilburgs Begeleidings Orkest deed zijn naam eer aan, maar Tinels kleurrijke orkestpartij is alles behalve begeleiding. De Nederlandse dirigent Paul van Gulick leidde het geheel met kennis van de partituur, maar had niet genoeg greep op de vertolkers.

Anderzijds moet ook gezegd worden dat we over de uitvoering kunnen jammeren, maar de Nederlandse amateurs hebben zich tenminste sterk ingezet om Tinels meesterwerk tot stand te brengen. Anders was de periode sinds de laatste uitvoering van Godelieve nog veel langer uitgevallen dan 45 jaar!

Godelieve van Edgar Tinel
-
gehoord in Sinaai, Sint-Catharinakerk op 15/11/2009 om 15:00
- met Toonkunstkoor, Princenhage's Mannenkoor (Breda), Kamerkoor BonTon (Den Haag), JeroenBoschkoor (’s-Hertogenbosch) en Tilburgs Begeleidingsorkest
- Kwartet Vocamabile
- Paul van Gulick, dirigent

2. Gezelle gezongen
door Veerle Bosmans

Gezelle wordt gezongen, daar kan u van op aan. Daarvan getuigen onder andere de nieuwe cd van organist Marc Van Driessen, die samen met sopraan Rachel Fabry de Drie liederen op teksten van Guido Gezelle van Joseph Ryelandt opnam. Deze liederen worden normaal met piano gezongen, maar de orgelklank past wonderwel bij de tragere lyriek van Ryelandt. Op deze cd staat bovendien nog meer Vlaamse muziek. Ook het Ave Maria van Peter Benoit, De kleine God van Mei van Flor Alpaerts en Finale van Jacques-Nicolas Lemmens werden op deze cd opgenomen.

Ten tweede is er de cd Gezelle gezongen, volledig gewijd aan de liederen die op teksten van de priester-dichter werden geschreven. De muzikanten maakten een selectie, geholpen door bariton en notoir Gezellekenner Pieter Vis. Vis schreef trouwens ook een voorwoord voor deze cd. Met de Nederlandse bariton als bron is het ook logisch dat er behoorlijk wat muziek uit Nederland op deze cd verscheen. Zo vinden we onder andere drie liederen van de Nederlandse componiste en zangpedagoge Catharina Van Rennes (1858-1940) terug. Haar bundel Kleengedichtjes werd door Hugo Verriest beschouwd als ideale liedkunst op tekst van Gezelle: "Onder haar composities is haar bovenal lief de bundel "Kleengedichtjes" van Guido Gezelle met welke zij, behalve het publiek succes, dat zeer groot was, ook een nog aantrekkelijker intiem succes behaalde. Met de Liedekens in proefdruk bij zich, reisde zij naar Ingoyghem, waar zij ze voorzong en voorspeelde aan den sympathieken grijzen pastoor Hugo Verriest, Gezelle’s boezemvriend, die er allerlei fijne en mooie dingen over zei, en met van aandoening trillende stem zijn spijt te kennen gaf, dat Gezelle het niet had kunnen beleven, zijn poëzie zóó begrepen en verklankt te zien…" Deze bundel Gezelleliederen uit 1904 werd meer dan zestig keer werd herdrukt en kende vertalingen in het Engels, Frans en Duits.

Naast bekende Gezelleliederen van Lodewijk Mortelmans, Joseph Ryelandt en August De Boeck, bevat deze cd ook een heel aantal 'hedendaagse' Gezellewerken. Zo maken de luisterliederen op tekst van Gezelle van Will Ferdy het geheel een beetje lichter. Ook de voorman van de band Doe Maar, Hennie Vrienten, is aanwezig met een geslaagde versie van het gedicht 't Er viel ne keer een blaadtjen. In deze 'lichtere' liederen komt de stem van Bart Vankerkhove bovendien het best naar voren: het is te merken dat dit muziekgenre hem beter ligt dan het puur klassieke.

Uitzonderlijk aan deze uitgave is bovendien de toevoeging van baritonsax, baritonklarinet of fluiten bij bepaalde liederen. In sommige gevallen werkt dat wonderwel, bijvoorbeeld in het lied Het Mezennestje van Mik Deboes, waar de fluit de vogels letterlijk doet kwetteren. In andere gevallen is de toevoeging van dit instrumentarium dan weer volledig naast de kwestie, zoals in het wondermooie lied Weemoed van Joseph Ryelandt, dat op de cd zonder pianobegeleiding, maar met saxbegeleiding wordt gespeeld. Het geheel wordt haast atonaal en komt helemaal niet tegemoet aan Ryelandts intentie. Toch blijft de actualisering van het Gezellerepertoire een mooi doel an sich.

- Animato Music Productions, Muzikaal Europa, Marc Van Driessen, orgel & Rachel Fabry, mezzosopraan
- Music & Words, Gezelle gezongen: Als de ziele luistert, Bart Vandekerkove, zang - Stan Driesen, piano & Johan Vandendriessche, fluiten, sax en basklarinet.

3. Topstukken uit de VMI-catalogus
door Lien Alaerts

Herman Roelstraete (Lauwe, 1925-Kortrijk, 1985) studeerde aan het Lemmensinstituut van 1942 tot 1946. Daar volgde hij harmonie bij Henri Durieux, orgel bij Flor Peeters, piano en contrapunt bij Marinus de Jong en koordirectie en muzikale esthetiek bij Jules van Nuffel. Daarna ging hij verder studeren aan de Koninklijke Conservatoria van Brussel en Gent. Hij behaalde eerste prijzen voor zang, contrapunt en orgel. Later volgden nog de Arnoldsprijs voor orgel in 1950, de prijs van de provinciale wedstrijd voor toonkunst in 1961 met Lichtbericht voor mensen, de Publieksprijs in 1961 met Terzet opus 49 en de Peter Benoitprijs in 1967 met Drama Christi.

Na zijn studies kreeg hij verschillende leraarsfuncties en werd hij aangesteld als directeur van de muziekacademie te Izegem van 1950 tot 1977. Vanaf 1970 gaf hij les als professor praktische harmonie aan het Koninklijk Conservatorium van Brussel. Naast zijn pedagogische rol was hij dirigent en organist en deed hij musicologisch onderzoek naar Vlaamse componisten zoals F. Krafft. Dit laatste uit zich onder andere in zijn eigen werk: opus 45 bestaat enkel en alleen uit bewerkingen van werken van F. Krafft.

Ondanks die drukke agenda was hij ook componist. Zijn oeuvre bestaat uit ruim 176 opusnummers en nog enkele andere werken zonder nummer. Het zwaartepunt van zijn composities ligt op religieuze vocale muziek maar ook symfonisch werk en klaviermuziek nemen een belangrijke plaats in. De overige composities bestrijken alle genres, behalve opera.

Recentelijk werden al deze werken ontsloten. Daarbij zijn niet alleen de uitgaven van Musica Flandrorum (waar Herman Roelstraete stichter van was) opgenomen in de database. Zijn volledige oeuvre is bewaard gebleven aan de hand van autografen en facsimile’s en is geschonken aan het Koninklijk Conservatorium van Antwerpen. Later zullen de persoonlijke commentaren op zijn werken ook nog aan de database toegevoegd worden.

4. Een eeuw geleden: november 1909: De Komst des Heeren van Joseph Ryelandt voor het eerst integraal in Rotterdam
door Annelies Focquaert

In juli 1909 kondigde Le guide musical het al aan: Ryelandts nieuwe oratorium L’Avènement du Seigneur (De Komst des Heeren) was uitgegeven bij Novello en zou voor het eerst integraal worden uitgevoerd in Rotterdam in november van hetzelfde jaar. Ook 100 jaar geleden was het dus voor een Belgisch componist niet evident om zijn werken in eigen land uitgegeven of uitgevoerd te zien …

Correspondances. […] Rotterdam.
La toute première exécution d’une importante œuvre belge, en Hollande, est certes un fait notoire et dont il convient de louer hautement celui qui en a pris l’initiative, l’a préparée et dirigée avec une intelligence et un zèle admirables ; je veux parler de M. Bernard Diamant, directeur de l’Exelsior, qui, le 17 novembre, a conduit la première exécution de l’oratorio de M. Jos. Ryelandt, L’Avènement du Seigneur. Nous n’analyserons pas ici cette vaste partition, éditée chez Novello, nous permettant de renvoyer le lecteur à une analyse parue dans la Tribune de Saint-Gervais, de Paris (dépôt à la maison Breitkopf à Bruxelles). L’interprétation fut remarquable et mit parfaitement en lumière la pure et émouvante beauté de l’œuvre, le profond et dramatique sentiment religieux qui l’anime, la magnifique allure des chœurs, habituellement dédoublées. Les chanteurs de l’Exelsior ont surtout fait apprécier les chœurs : "Répandez, ô cieux, la rosée", "Qu’ils sont aimés les tabernacles", le Gloria in altissimus Deo, à huit voix de femmes et les deux ensembles grandioses qui clôturent la première et la troisième partie.

Les solistes étaient excellents, avant tout M. Zalsman qui a réalisé de façon inoubliable la figure du Christ et a éveillé la plus haute émotion dans le dialogue spirituel de la seconde partie et dans la scène du jugement. Mlle Van der Linder et le ténor Van Son ont tous deux une voix des plus sympathiques et des plus expressives. Et si l’intelligent artiste qu’est M. Orelio avait été en possession de tous ses moyens vocaux, il eût aussi parfaitement rendu le rôle du Prophète, de l’Apôtre et d’Elie.

L’orchestre d’Utrecht a eu sa part méritée des applaudissements qui accueillirent tous les interprètes de cette belle œuvre. L’auteur, qui assistait à l’exécution, a été chaleureusement acclamé par le nombreux public remplissant la grande salle du Doel. Une seconde audition de L’Avènement du Seigneur aura lieu à Rotterdam, le 3 décembre.
M.

- "M.": Rotterdam, in: Le guide musical, jrg. 55, nr. 48, 28 november 1909, p. 738.

5. Vers van de pers: nieuwe cd’s met werk van Lodewijk Mortelmans, Frits Celis en Marinus De Jong
door Jan Dewilde

Onlangs verschenen drie cd’s met werk van componisten die gemeenschappelijk hebben dat ze als student en professor aan het Koninklijk Vlaams Conservatorium van Antwerpen verbonden waren.

Lodewijk Mortelmans - Homerische Symfonie
In de vorige nieuwsbrief werd al de opname gesignaleerd van Lodewijk Mortelmans' Homerische symfonie door deFilharmonie onder leiding van Martyn Brabbins (samen met de kortere orkestwerken Morgenstemming en Mythe der lente). Een niet alledaagse gebeurtenis, want die excellente opname verscheen op Hyperion Records, 'Britain's brightest record label'. In het buitenland wordt de cd over het algemeen welwillend onthaald. In zijn novembernummer titelde het platenblad Gramophone boven de recensie van "this fascinating cd": "Colourful and dramatic: three orchestral works worthy of revival in the concert hall". Want: "Mortelmans’s scoring is full of coulour and drama, and the music inventively extends an appealing monothematic style into striking derivations." Ook de twee kortere orkestwerken krijgen lovende woorden mee en recensent Ivan March besluit: "Throughout the programme, the richness of the orchestration readily holds the listener’s attention, especially in such responsive performances from the Royal Flemish Philharmonic under the highly sympathetic Martyn Brabbins, well projected by a splendidly spacious Hyperion recording."

Ook het Amerikaanse webmagazine Audiophile Audition schrijft positief over deze Mortelmans-cd (en prijst ook de tekst in het inlegboekje van Tom Janssens die lezers van deze nieuwsbrief zeker kennen): "Lodewijk Mortelmans (1868-1952) belongs to a select group of Flemish composers who contributed much to late romantic orchestral music from the end of the nineteenth century onwards. The names Mortelmans, De Boeck, Blockx and Brusselmans among others will be well-known to perusers of Marco Polo's lists, as well as those of the Discovery label, without whom these composers would have, until now, remained footnotes in musical history. In 1893 Mortelmans won a prestigious music prize in Belgium and used the money accompanying the prize to widen his horizons in Germany and Italy, and later founded a music society in Antwerp which invited guests such as Richter, Strauss and Mahler. It would be a mistake to categorise Mortelmans and his circle as parochial and insular, as Tom Janssens in his extensive and excellent essay in the accompanying booklet makes clear. Mythe der lente (Myth of Spring) was written in 1895 with references to Edda (as is Jon Leif's monumental work, Part 1 of which is available on a BIS SACD), portraying the waking of Gerda after the winter sleep and meeting her bridegroom, Freya. By 1898 Mortelmans had completed his substantial Homeric Symphony, a 45 minute cornucopia of late romantic delights. With Wagnerian and Straussian inspiration the composer's command of orchestration is impressive, with some especially fine writing for horns. There's a grand first movement, followed by a second slow movement with heartfelt memories of Patroklos's death. The contrast in the third movement is startling, a gossamer-light scherzo depicting the Sirens playing and singing, Janssens finding this rather less successful than I did. It's a gorgeous sound, and beautifully played, too. A fine, triumphant fourth movement completes this interesting and diverting work. Morgenstemming (Morning Mood) completes the CD's programme, a later work from 1922, the first orchestral work Mortelmans completed after the Homeric Symphony. This is a more abstract, more Delian less Wagnerian work, Mortelmans' equivalent of Nielsen's Helios Overture."

Ook deFilharmonie en dirigent Brabbins delen terecht in de lof: "This CD marks a new departure for Hyperion, starting their link with the Royal Flemish Philharmonic under their relatively new principal guest conductor but old Hyperion hand Martyn Brabbins. This is a fine orchestra, capable of silky smooth string playing where necessary, and excellent in all departments. Brabbins steers a clear path avoiding the mundane on the one hand, and the over-egged romantic hysteria on the other, and his orchestra, from the end result, seem to me to have enjoyed the music making hugely. These are no idle run-throughs – ensemble is tight, dynamics are carefully graded and the result is some intense music-making. Recorded on three days in September last year in the Queen Elisabeth Hall, Antwerp, the sound quality is generally excellent, the hall having generous and warm acoustics so apt for this music which needs space in which to expand. This release is the first of a series, further issues in which I look forward to immensely."
(Bron: http://www.audaud.com/article?ArticleID=6524).

Music Web International wijdt eveneens een lang en genuanceerd artikel aan de Mortelmans-cd: "The Symphony is a big and serious work. Timing at only a minute or so shy of three-quarters of an hour it would test the powers of any composer to sustain his musical argument over that kind of span. (…) The result is a standard four movement work that is at heart conservative for the date at which it was written. The orchestra used sounds as though it is the standard "Brahmsian" orchestra and throughout there is little if any aural excess. Indeed there is a solidity to much of the writing that rarely implies the work of a still young composer not yet thirty. The writer of the liner-notes makes a comparison with early Sibelius and whilst I know what he means there is none of the earthy vigour of the Finn’s Kullervo. The comparison is valid given that Sibelius was 27 when his work was premiered to Mortelmans 30. The problem mainly lies in that Sibelius' genius allowed him to forge an utterly individual symphonic voice out of a melange of Romantic musical influences. Mortelmans is not such a genius so we have formally a Brahmsian symphony with some Wagnerian musical gestures overlaid. But it would be quite wrong to imply that this is not an enjoyable piece because it is. Simply, after several careful listenings I find myself struggling to recall any truly memorable melodies or musical gestures. The heart of the work, and the part which contains the best music is the 2nd (slow) movement 'Memories of Patroklos's death'. This is a funeral march and I like the sombre dragging atmosphere Mortelmans creates. I suspect that this is because the mood here is more in tune with Mortelmans' own temperament. This suspicion is reinforced by the 3rd movement (scherzo) 'Sirens playing and singing'. As the liner-notes point out (I do like the fact that the author of these notes is less gushing and enthused than these people often are - he is positively sceptical at points!) it is hard to equate this well-behaved music with characters both seductive and murderous. At nearly twelve minutes long this movement outstays its welcome. The finale 'The genius of Hellas' is worked out with rigour but is again ultimately unmemorable. The final peroration has a heroic hymn-like quality but that is swept away by a somewhat perfunctory ending." Tot slot van het artikel vraagt recensent Nick Barnard zich af of er in het Belgisch orkestrepertoire van die tijd geen beter stuk te vinden was.
(Bron:www.musicweb-international.com/classRev/2009/Nov09/Mortelmans_cda67766.htm)

Op diezelfde site staat ook nog een recensie door Rob Barnett: "Mortelmans writes in a language that suggests a synthesis of mature Tchaikovsky, ripe Schumann and, perhaps inevitably, Franck. He is very much the late-romantic nationalist. That's certainly the impression made by his big burly romantic Homerische Symfonie. It's in four movements (…) The first of these movements has a kinship with the surging subjectivism of the Glazunov symphonies – especially the Fourth which itself has been superbly recorded by Serebrier on Warner Classics. After a heartfelt second movement (Memories of Patroklos Death) comes a blessedly fly-away Sirens playing and singing with melodic woodwind dancing over skipping strings. The finale is largely stately with some passionate almost Elgarian episodes interspersed. This music has grandeur aplenty. Morning Mood dates from almost a quarter century before the Symphony. It is a slow blooming yet piercingly passionate piece shot through with Wagnerian gestures." Barnett eindigt zijn bespreking met: "This to me completely unfamiliar music is presented with real style by Hyperion, by Brabbins and his orchestra and by the liner-note writer Tom Janssens."

Alleszins doet deze cd uitkijken naar verdere samenwerking tussen deFilharmonie en Hyperion. En laat ons er nog even op wijzen dat het SVM de partituren van zowel de Homerische symfonie als van Morgenstemming heeft gepubliceerd bij Musikproduktion Höflich in Munchen.

A tribute to Frits Celis door Jan Sciffer en Hans Ryckelynck
Ondertussen blijft het Vlaamse platenlabel Phaedra cd’s uitbrengen die een belangrijke correctie en waardevolle aanvulling van de internationale discografie betekenen. Ter gelegenheid van de tachtigste verjaardag van Frits Celis bracht Phaedra onder de titel A tribute to Frits Celis de 60ste (!) cd uit in de reeks In Flanders’ fields. Op die cd staan twee cellosonates, die veertig jaar carrière overspannen: het opus 6 uit 1962-1963 en het opus 71 uit 2002. Die werken worden excellent uitgevoerd door Jan Sciffer en Hans Ryckelynck, net als Louis Viernes Cellosonate, opus 27 die de cd afsluit.

In het cd-boekje wijst Jaak Van Holen op Celis' engagement voor zijn Vlaamse collega's uit het verleden: "Met niet aflatende ijver speelde hij ook een voortrekkersrol op het vlak van uitvoering en studie van de muziek van Vlaamse componisten uit de 19de en eerste helft 20ste eeuw. Zonder als componist modernistisch baanbreker te zijn, is wat Frits Celis op dat vlak realiseerde en wat hij realiseerde als musicograaf, als docent en dirigent van die aard dat zijn naam onuitwisbaar in de annalen van de Vlaamse muziekgeschiedenis staat gegrift." Vele jaren voor er sprake was van de academisering van het hoger muziekonderwijs incorporeerde Celis inderdaad al wat men nu in conservatoria tracht na te streven en hij deed dat bovendien aangehouden, gedreven en op hoog niveau. Het was dan ook voor velen een verrassing dat hij, die toch sterk met het Koninklijk Vlaams Conservatorium is verbonden en als componist, dirigent en musicoloog een voorbeeldfunctie vervulde, niet als Maestro honoris causa van het Antwerps conservatorium wordt gelauwerd.

Marinus de Jong door Jozef De Beenhouwer en Ning Kam
Wie zich net als Celis al decennia lang inzet voor de uitvoering van Vlaams repertoire is Jozef De Beenhouwer. Voor de 61ste cd in de Phaedra-reeks In Flanders’ fields grasduinde hij in het omvangrijke oeuvre van Marinus De Jong (1891-1984). Naast een reeks pianowerken selecteerde hij ook Gaudeamus & meditatio opus 8 en de bijzonder interessante vioolsonate Pacis, doloris et amoris opus 18. Voor beide vioolwerken wist De Beenhouwer Ning Kam warm te maken en samen met deze tweede laureate van de Koningin Elisabethwedstrijd van 2001 brengt hij hier kamermuziek op hoog niveau. De Beenhouwer gaf ons ook de toelating om de tekst die hij bij de cd schreef hier te publiceren:

"Marinus de Jong werd in 1891 geboren in het Noord-Brabantse Oosterhout (Nederland). Hij overleed in 1984 op 93-jarige leeftijd in Ekeren (België). De Jong kreeg zijn eerste muziekonderricht in Nederland en voltooide zijn opleiding aan het Koninklijk Vlaams Conservatorium in Antwerpen. Hij studeerde er onder meer piano bij Emile Bosquet en werd er Lodewijk Mortelmans' briljantste leerling in de contrapunt- en fugaklas. Als pianovirtuoos maakte Marinus de Jong in 1921 een kunstreis door de Verenigde Staten van Amerika en gaf er recitals in New York en in andere grote centra. Naar aanleiding van zijn recital in de Aeolian Hall in New York had de Amerikaanse pers het toen over "a light graceful touch", en in de New York Tribune kon men lezen: "There was technical fluency and a commendable absence of affection in manner of sentiment."

Na zijn terugkeer in België werd De Jong benoemd als professor piano, en contrapunt en fuga aan het Lemmensinstituut in Mechelen en vervolgens aan het Koninklijk Vlaams Conservatorium van Antwerpen. Niettegenstaande de vele concerten en zijn drukke pedagogische activiteit was Marinus de Jong een uiterst vruchtbaar componist, die zowat alle genres beoefend heeft. Zijn uitgebreide en gevarieerde oeuvre omvat ondermeer drie opera’s, oratoria (waaronder zijn meesterwerk Hiawadha’s Lied naar het Indiaanse epos van de Amerikaanse dichter Henry Wadsworth Longfellow in de Vlaamse herdichting van Guido Gezelle), vier symfonieën, symfonische gedichten, concerti voor diverse solo-instrumenten, kamermuziek (met onder andere zes strijkkwartetten), pianowerken, liederen en religieuze muziek. De Jongs stijl onderging een fundamentele invloed van de kerkmodi en de jazz en, in een latere periode, van het oude Nederlandse volkslied; vooral echter was Marinus de Jong een fijnzinnig impressionist.

Marinus de Jong droeg zijn vioolsonate Pacis, Doloris et Amoris in G, opus 18 (1927) op aan de violist Jos Madlener, die zijn mentor was geweest in zijn geboortedorp Oosterhout. Madlener had aan de Jong vioollessen gegeven, maar had hem vooral ook een enorme muziekkennis bijgebracht, nog vóór zijn studie in Antwerpen. Reeds in 1924 vertolkte de Marinus de Jong een eigen vioolsonate in de concertzaal van het Koninklijk Vlaams Conservatorium van Antwerpen. Deze Sonate in As had toen drie bewegingen: Allegro moderato, Adagio, en Vivace. Vermoedelijk is het deze sonate die De Jong bleef herwerken tot in 1927 en die hij dan in 1929 eindelijk vrijgaf voor publicatie. De vioolsonate Pacis, Doloris et Amoris in G, opus 18 bestaat uit drie bewegingen en doet sterk denken aan het Eerste pianoconcerto, opus 21 (1924) [Phaedra 92034] dat in dezelfde periode ontstond. Evenals het pianoconcerto werd de vioolsonate intens beïnvloed door de Gregoriaanse muziek die Marinus de Jong had bestudeerd in de benedictijnerabdij van Oosterhout tijdens de Eerste Wereldoorlog. Dit valt meteen op in het uitgebreide eerste deel, een polyfoon en virtuoos uitgewerkt Allegro pastorale ('Pacis'), dat geconcipieerd is in een met veel fantasie uitgewerkte sonatevorm. Het middendeel Nocturno. Andante molto espressivo ('Doloris') klinkt als een innig gebed dat na een eerste extatische climax plots een dramatische wending neemt. Hierna volgt zonder onderbreking een opgewekte Finale. Poco vivace e con anima ('Amoris'). Dit 'Lyrisch Poëma', zoals de componist het omschrijft, is een doorgewerkt rondo waarin jubelende, humoristische en gepassioneerde stemmingen met elkaar wedijveren.

De Jong schreef drie pianosonates, waarvan de Derde Sonate, opus 31 (1934) de meeste uitgewerkte is. Het eerste deel Moderato, molto espressivo is een romantisch tableau in sonatevorm, waarvan het mysterieuze karakter nog wordt versterkt door het gebruik van oude toonaarden. Na het troosteloze slot van dit eerste deel klinkt een eigen Thema in gregoriaanse stijl met zes korte variaties. Zoals in zijn Ballade 'Ex Vita mea', opus 3a [Phaedra 92034] laat De Jong ook in zijn derde sonate een cadenza (Improvisata) als introductie tot de Finale klinken. Deze Finale is gecomponeerd in een gecombineerde Rondo-Fugavorm. Maar de complexe, virtuoze fuga klinkt alles behalve academisch: ze wordt onstuitbaar voortgestuwd tot een adembenemende climax.
Vóór de Tweede Wereldoorlog vertolkte De Jong zijn derde pianosonate herhaaldelijk tijdens buitenlandse concertreizen; daarna geraakte ze compleet in vergetelheid. In 2006 was ze voor het eerst na bijna zeventig jaar weer op een concert te beluisteren. Voor deze gelegenheid moest het moeilijk ontcijferbare manuscript opnieuw nauwkeurig worden uitgeschreven. De Jongs Derde pianosonate is echter nog altijd niet uitgegeven.

Marinus de Jong bleef tot op hoge leeftijd componeren. In deze laatste fase bekommerde hij zich niet meer om experimenten of om vernieuwing. Evenals in zijn Vierde Symfonie, opus 186, waarmee hij op 90-jarige leeftijd zijn oeuvre afsloot, wilde hij met een fantasiestuk zoals Lentetover op Huize Meizang, opus 176 (1977) alleen nog maar een wereld van schoonheid scheppen.

In 1923 verschenen bij de uitgeverij Schott Frères in Brussel van De Jong twee stukken voor viool en piano zonder opusnummer met als titel Gaudeamus en Meditatio. Het Gaudeamus (Gregoriaanse Melodie 'Introitus de Festo Omnium Sanctorum') heeft een carillonbegeleiding en kan ook gespeeld worden in een versie voor hobo en piano. Het lyrisch bezielde Meditatio is omvangrijker en werd nadien van een orkestbegeleiding voorzien. Beide stukken werden in de oeuvrecatalogus van De Jong opgenomen als opus 8 met als foutieve datering 1926.

De Nocturno 'De vertorte Blomme', opus 4 (1919) voor piano ontstond kort na de Eerste Wereldoorlog en werd in 1925 gepubliceerd door de Vlaamse Muziekuitgeverij De Ring met als titel In Memoriam. Enkele jaren voor zijn dood schrapte Marinus de Jong op de uitgave de titel In Memoriam en verving die door het raadselachtige opschrift De vertorte Blomme. Waarschijnlijk is dit een toespeling op een pijnlijke gebeurtenis uit het leven van de jonge componist, die nooit meer zal worden opgehelderd.

Op 29 november 1926 voltooide De Jong een meeslepende concertwals, de Valse-Caprice, opus 13 (Allegro vivace); in 1931 volgde nog de Valse-Impromptu polytonale, sine opus. Deze Valse-Impromptu klinkt als een grillig voortschrijdende antieke dans (Moderato, molto rubato e con spirito) die wordt onderbroken door een meer gepassioneerde en woelige episode. Beide onuitgegeven walsen zijn als het ware een voorbode van de Vijftien Fantasie-Walsen in memoriam Fr. Chopin, opus 118 (1960) in oude toonaarden.

In de eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog componeerde Marinus de Jong enkele van zijn beste pianostukken. Hij had toen uit een mengsel van kerkmodi en jazz een eigen impressionistische stijl ontwikkeld. Stukken zoals Nocturno ‘Schemeravond op Esschenhof’, opus 53 (1945), Drie Schilderijen uit een Tentoonstelling van Vincent van Gogh, opus 58 (1950) [Phaedra 92015] en de Twee polyritmische Etudes, opus 55 zijn hoogtepunten in zijn pianistieke oeuvre. De eerste etude Wervelwind (ca. 1947) werd gecomponeerd als opgelegd stuk voor de eindexamens piano aan het Koninklijk Vlaams Conservatorium van Antwerpen. De titel van de turbulente tweede etude Praia da Rocha (Rotsenstrand) (1954) is een herinnering aan het gelijknamige plaatsje aan de Algarve in Portugal dat de componist tijdens een vakantie had bezocht.
Jozef De Beenhouwer, 2009"

Hyperion CDA 67766, Lodewijk Mortelmans (1868-1952) - Homerische Symfonie & other orchestral works - Royal Flemish Philharmonic, Martyn Brabbins (conductor).
De partituren van Mortelmans' Morgenstemming en Homerische symfonie werden door uitgeverij Jürgen Höflich uitgegeven in samenwerking met het SVM.
In Flanders' Fields vol. 60 (Phaedra), A tribute to Frits Celis, Jan Sciffer, cello & Hans Ryckelynck, piano
In Flanders' Fields vol. 61 (Phaedra), Marinus De Jong (1891-1984), Ning Kam, viool & Jozef De Beenhouwer, piano