Ga verder naar de inhoud

Zoals zovele romantische componisten was ook Peter Benoit gefascineerd door de legende van de Elzenkoning, die door Johann Wolfgang Goethe gepopulariseerd werd in zijn poëem Erlkönig (1782). Het gedicht brengt het verhaal van een vader die met zijn zieke zoon te paard naar huis rijdt, terwijl de jongen gekweld wordt door visioenen van de elfenkoning; eens thuis blijkt de jongen in zijn armen gestorven. Goethe baseerde zich hierbij op de Deense ballade Elveskud, zoals het bewerkt en vertaald werd door Johann Gottfried Herder.

Naast Franz Schubert zetten ook, onder anderen, Carl Loewe, Andreas Romberg, Johann Friedrich Reichardt, Carl Friedrich Zelter en Václav Tomášek Goethes tekst in de vroege negentiende eeuw op muziek. Ook later bleef Goethes tekst componisten inspireren, onder wie Louis Spohr die in 1856 een versie schreef voor bariton, viool en piano. Anderen gingen met Schuberts iconische zetting aan de slag: Heinrich Wilhelm Ernst componeerde in 1854 de virtuoze Grand caprice pour violon solo sur Le roi des aulnes de F. Schubert en in 1860 orkestreerde Hector Berlioz het lied (met een Franse vertaling). Rond diezelfde tijd componeerde Peter Benoit op zijn beurt twee werken die door de legende van de Elzenkoning zijn geïnspireerd, namelijk de opera in één akte Le roi des aulnes (1858) en het gelijknamige pianowerk (nummer drie uit de eerste suite van Contes et ballades, 1861) (Repertoire Explorer. The Flemish Music Collection 565).

De eerste versie van zijn ‘opéra-comique’ Le roi des aulnes ging op 2 december 1859 in de Casino des Galeries Saint-Hubert in Brussel in première. Van deze versie is alleen de ouverture overgeleverd; ook het libretto van E. Castin, die naast schrijver ook ‘peintre-décorateur’ was, is niet bewaard. Tijdens zijn verblijf in Parijs (1859-1863) met een stipendium van de Prix de Rome herwerkte hij in 1861 de opera op basis van een libretto van de Franse toneelauteur Louis-Adolphe Turpin de Sansay. De pers kondigde meerdere keren een opvoering in het Théâtre-Lyrique of de Opéra-Comique in Parijs aan, maar deze tweede versie van de eenakter in acht taferelen zou uiteindelijk nooit worden opgevoerd.

Deze versie van de ouverture, in 1938 gepubliceerd door het Peter Benoit Fonds, werd meer dan waarschijnlijk door componist-dirigent Flor Alpaerts geëditeerd op basis van twee handschriften die teruggaan op de versie van 1859: een manuscript dat bewaard wordt in het Stadsarchief in Antwerpen – vermoedelijk het originele handschrift – en een handschrift dat wordt bewaard in de Brusselse Conservatoriumbibliotheek.

Deze Weberiaanse ouverture werd zowel tijdens Benoits leven als na zijn dood vaak uitgevoerd en werd op cd gezet door het Koninklijk Filharmonisch Orkest van Vlaanderen o.l.v. Frédéric Devreese (Naxos 8.553601) en het Brussels Philharmonic o.l.v. Jan Latham-Koenig (Klara MMP 024).

Dewilde, J.: [Nederlandse inleiding bij Höflich-cataloognummer 2592, 2020].