Ga verder naar de inhoud

Naast zijn activiteiten als componist, dirigent en conservatoriumleraar en -directeur was Lodewijk De Vocht ook kapelmeester van de Onze-Lieve-Vrouwe-kathedraal in Antwerpen. Nadat hij sinds 1899 als koraaltje in het kathedraalkoor had gezongen, werd De Vocht in 1912 aangesteld als tweede kapelmeester, naast Emile Wambach (1854-1924), die hij in 1919 als eerste kapelmeester zou opvolgen. Naast het opluisteren van de liturgische diensten, trad De Vocht met de zangkapel soms ook buiten de kathedraal op, met renaissancemuziek op het programma. In 1949 kende Paus Pius XII De Vocht de Ordo Sanctus Gregorius Magnus toe voor vijftig jaren dienst in de kathedraalkapel. Daarna werd hij als kapelmeester opgevolgd door de priester Gabriël Striels (1895-1983).

Het spreekt vanzelf dat De Vocht in zijn hoedanigheid als kapelmeester veel religieuze muziek componeerde. Maar ook daarna bleef hij kerkmuziek schrijven, zoals deze Missa Pastorum uit 1952. De Vocht dirigeerde op 23 november 1952 zelf de creatie in de Antwerpse Sint-Walburgiskerk. Aan de vooravond van de creatie zette hij in een kranteninterview zijn visie over liturgische muziek uiteen: "Het dunkt mij dat een groot deel van de gewijde muziek welke in de laatste tijd geschreven werd, maar al te weinig beantwoordt aan haar zending. Religieuze muziek moet in de eerste instantie de gelovigen tot gebed aanzetten en mag dus geen andere bedoeling hebben dan het onderlijnen van gewijde teksten. Hiervoor is het dus noodzakelijk dat de tekst zelf het vertrekpunt weze voor de muziek. Een te ingewikkelde muziek verdringt de tekst en een verkeerde accentuering – wat men dikwijls ontmoet – misvormt hem. Wanneer ik gewijde muziek schrijf, heb ik hier steeds rekening mede gehouden. Ik heb ook altijd beoogd te schrijven in een stijl die artistiek verantwoord is, zonder door een te veel eisende schrijfwijze mijn werk ontoegankelijk te maken voor een normaal kerkkoor." (Gazet van Antwerpen, 22 november 1952).

Deze beknopte ‘missa brevis’ illustreert treffend hoe De Vocht de liturgische vereisten met zijn artistieke ambities wist te combineren: het is een eerder eenvoudige, melodieuze gebruiksmis die in het bereik ligt van elk goed kerkkoor. De orgelbegeleiding, met veel octaven in de rechterhand, is niet altijd ‘orgelmässig’.

Mooi is hoe De Vocht in het Kyrie het koraal Liebster Jesu wir sind hier verwerkt en zo een pastorale en neobarokke sfeer creëert. Die pastorale sfeer is in het hele werk aanwezig, maar vooral in het Credo met zijn aanduiding ‘Andantino pastorale’. En de pedaalnoten lijken de doedelzak na te bootsen waarmee de herders hun liederen begeleidden.

De Vocht publiceerde de mis in twee verschillende edities die elk verschillende uitvoeringsmogelijkheden bieden: van twee- tot vierstemmig, gelijke en ongelijke stemmen en de orgelbegeleiding ad libitum. Het werk is opgedragen aan priesters die zich in het bisdom Brugge verdienstelijk maakten op het vlak van de kerkmuziek.

Herdruk van een kopie uit de bibliotheek van het Koninklijk Conservatorium van Antwerpen, die ook de partijen bewaart. Deze partituur werd gepubliceerd in samenwerking met het Studiecentrum voor Vlaamse Muziek (www.svm.be). Met dank aan het Lodewijk De Vocht Fonds.

Dewilde, J.: [Nederlandse inleiding bij Höflich-cataloognummer 593, 2014].