Ga verder naar de inhoud

Nieuwsbrief 77 (april 2009)

1. Vers van de pers : The Royal Brussels Hornsound
door Jan Dewilde

Enige tijd geleden verscheen de even originele als fraaie cd The Royal Brussels Hornsound: Flemish romantic music on period instruments. Het betreft het klinkend resultaat van een onderzoeksproject dat aan het Koninklijk Conservatorium Brussel werd verricht naar de uitvoering van hoornmuziek op authentieke instrumenten. Daartoe werd het stof van twee vergeten hoorncomposities geblazen, namelijk het Grand octuor pour six horns et deux trombones van de Gentenaar Martin-Joseph Mengal (1784-1851) en het Octuor pour huit cors chromatiques van de Brusselse componist Léon Dubois (1859-1935). Het eerste werk werd in een moderne editie gepubliceerd door Musikproduktion Hoeflich in samenwerking met het SVM, Dubois' octet werd door de uitgeverij Robert Ostermeyer Musikedition (Leipzig) uitgegeven.

Om deze muziek weer tot leven te wekken werd met grote zorg het juiste instrumentarium bijeen gezocht en werd onder de leiding van Luc Bergé en Jeroen Billiet een keurkorps van hoornisten (en twee trombonisten) samengesteld. Het resultaat is bijzonder overtuigend. Niet alleen krijgen Mengal en Dubois met deze kleurrijke uitvoering wat ze verdienen, het hele project is duidelijk met veel zorg verricht. In samenwerking met het label Fuga Libera, dat zich wel meer aan vergeten muziek van eigen bodem waagt, werd de cd ook bijzonder fraai vorm gegeven. Het resultaat doet alleszins uitkijken naar volgende cd's met onderzoeksresultaten van het Brusselse Conservatorium.

Over Mengal werd hier eerder bericht, over Léon Dubois vindt u hieronder enige informatie, ook al omdat we dit jaar zijn 150e geboorteverjaardag gedenken.

Dubois werd namelijk op 9 januari 1859 in Brussel geboren. Na zijn studies aan het Brusselse Conservatorium werd hij in 1885 met zijn cantate Au bois des elfes laureaat van de Prijs van Rome. Zijn professionele carrière begon hij als operadirigent, eerst in Nantes en daarna van 1890 tot 1897 in de Muntschouwburg, één seizoen onderbroken door een engagement in de Opéra van Luik. Ook als componist ging zijn belangstelling in die periode vooral naar het muziektheater uit, met enkele opera's en balletten. En het is ook in dat genre dat hij zijn meesterwerk heeft gepleegd, met name La mort uit 1894. Het is een bijzonder origineel werk: hij noemde het zelf een 'mimodrame'. Er wordt niet in gezongen, maar enkel gesproken op de maat van de muziek, naar het voorbeeld van het melodrama of het lyrisch drama. Maar het is vooral een bijzonder gave, contrastrijke en goed getimede partituur, met voluptueuze harmonieën. Zoals de meeste componisten van zijn generatie hing ook de schaduw van Wagner boven hem, maar zoals Charles Van den Borren het mooi verwoordde: in tegenstelling tot vele van zijn collega’s was Dubois niet aan de Wagnerharmonieën verslaafd. In 1932, ter gelegenheid van het eeuwfeest van het Conservatorium van Brussel, werden er nog eens enkele fragmenten uit dit mimodrama concertant uitgevoerd, maar sindsdien is het werk bij mijn weten in de kartons blijven zitten.

Een ander belangrijk werk van Dubois voor de opera was Edénie, een lyrisch drama dat op 7 maart 1912 in de Vlaamse Opera in Antwerpen werd uitgevoerd. Opnieuw een rijk geïnspireerde partituur, maar hier rammelde het libretto zo hard dat ook Dubois' muziek het werk niet kon redden. Toch bevat het werk fantastische bladzijden die als fragment zeker de moeite waard zijn. Edénie ontstond rond 1898, toen Dubois zich meer had kunnen toeleggen op het componeren nadat hij Emile Mathieu opgevolgd was als directeur van het Stedelijk Conservatorium van Leuven. Zo'n directeursambt gaf meer vrije tijd om te componeren en bovendien was het een goede schietstoel voor een hogere positie. Emile Mathieu bijvoorbeeld was vanuit Leuven directeur geworden van het Koninklijk Conservatorium van Gent, waar hij Adolphe Samuel was opgevolgd. Dubois deed nog beter: in 1912 liet hij Leuven achter zich om de overleden Edgar Tinel op te volgen als directeur van het Brusselse Conservatorium, een functie die hij tot in 1925 zou bekleden. Tien jaar later, op 19 november 1935, zou Dubois overlijden, om grotendeels in de vergetelheid te verdwijnen. Helemaal ten onrechte, want hij heeft ook enkele excellente liederen geschreven, zoals bijvoorbeeld de cyclus Le reliquaire d’amour op gedichten van Lucien Solvay, die het echt verdienen om herontdekt te worden.

The Royal Brussels Hornsound: Flemish romantic music on period instruments. Fuga Libera F550, 2009
- Martin-Joseph Mengal - Grand Octuor pour six cors et deux trombones
- Léon Dubois - Octuor pour huit cors chromatiques
Uitvoerders: Luc Bergé - Jeroen Billiet - Frank Clarysse - Mark De Merlier - Bert Vanderhoeft - Bart Cypers - Bart Indevuyst & Miek Laforce (hoorn) - Rudy De Wolf & Gunter Carlier (trombone)

2. Het zangspel in de 19e eeuw, getoetst aan het archief van 'De Fonteine': een lecture-recital
door Jan Dewilde

Op 24 mei om 10u30 vindt in de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde (KANTL) in Gent een lecture-recital rond het zangspel plaats, dit in het kader van het patroonsfeest van de Koninklijke Soevereine Hoofdkamer van Retorica 'De Fonteine'.

Tijdens deze lezing, die met live muziek geïllustreerd wordt, geeft Jan Dewilde een overzicht van het onderzoek dat in het Koninklijk Conservatorium Antwerpen werd gevoerd naar deze specifieke vorm van muziektheater (ergens tussen Franse vaudeville en Vlaamse opera in). Dit onderzoek werd verricht in samenwerking met prof. Piet Couttenier van de Universiteit Antwerpen. Voor deze lezing worden de onderzoeksresultaten getoetst aan de unieke collectie partituren van zangspelen die in het archief van 'De Fonteine' wordt bewaard. Die zangspelen werden door 'De Fonteine' opgevoerd in hun schouwburg 'De Parnassusberg' (aan de Houtlei) en later ook in de Minardschouwburg.

De lezing wordt verlucht met fragmenten uit diverse zangspelen, gebracht door de sopraan Sandra Paelinck en de pianiste Veerle Bosmans.

Ingang voor niet-leden: 5 euro. Na afloop volgt een receptie in het salon van de Academie. Zowel het Koninklijk Conservatorium Antwerpen als het Studiecentrum voor Vlaamse Muziek verlenen hun medewerking aan deze bijzondere manifestatie.

Gent, Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde (KANTL) (Koningstraat 18) – 24/05/2009 – 10:30
Lezing door Jan Dewilde over het zangspel in de 19e eeuw, getoetst aan het archief van de Koninklijke Soevereine Hoofdkamer van Retorica 'De Fonteine'. Met muzikale fragmenten uit het archief, door Sandra Paelinck (sopraan) en Veerle Bosmans (piano).
Info: 09 265 93 40 of www.kantl.be

3. Internationaal Celloconcours Servais 2009
door Peter François

De Fransman Francis Mourey, de Georgische Ketevan Roinishvili en de Belg Romain Dhainaut wonnen het Internationaal Celloconcours Servais 2009. Dat vond plaats van 16 tot 18 april 2009 in Halle en Gent. Het concours was een vervolg op de verschillende activiteiten die de vzw Servais ondernam vanaf 2007, met als belangrijkste een Servais-Festival, dat leven en werk van de Halse cellist-componist François Servais (1807-1866) in de kijker stelde en in oktober 2008 afsloot met een terugbliktentoonstelling en de uitgave van een cd en dvd.

Het Internationaal Celloconcours Servais 2009 was een organisatie van Rotary Club Gent en de vzw Servais. De wedstrijd stond open voor talentvolle jonge cellisten op masterniveau die studeren of gestudeerd hebben in de Benelux. De jury bestond uit Marcel Lequeux en Mircea Calin uit België, Gregor Horsch en Roger Regter uit Nederland, Kerstin Feltz uit Oostenrijk en Seeli Toivio uit Finland, stuk voor stuk musici van formaat.

De eerste ronde vond plaats in de Servaisacademie in Halle op 16 en 17 april. Elke kandidaat speelde een werk van de Halse cellist François Servais, een deel uit een van de celloconcerto's van Joseph Haydn en vrij te kiezen werk uit het romantische of hedendaagse repertoire. De eerste ronde werd druk bijgewoond en viel erg in de smaak. Voor een bijzonder extraatje zorgde cellist Philippe Van de Velde: hij toonde zijn kopie uit 1882 van de 'Servais Strad', de stradivariuscello van Servais die nu in Washington bewaard wordt. Tijdens de beraadslaging van de jury op vrijdagavond kreeg het publiek bovendien de kans om de permanente Servaistentoonstelling te bezoeken in het museum. Dan volgde de proclamatie: Romain Dhainaut, Agnieszka Kolodziej, Francis Mourey en Ketevan Roinishvili mochten naar de finale.

Tijdens de finale in het Conservatorium van Gent op 18 april speelde elke kandidaat verplicht de bekende Rococovariaties van Tsjaïkovski en twee vrij te kiezen werken.

De eerste prijs ("Prijs Rotary Club Gent & Symfonieorkest Vlaanderen") ter waarde van 2500 euro ging naar Francis Mourey. Hij mag twee maal als solist optreden met het Symfonieorkest Vlaanderen in de Rococovariaties van Tsjaïkovski in september 2009.

De Servaisprijs bekroont de beste uitvoering van een werk van Servais en werd aangeboden door de vzw Servais en Rotary Club Utrecht. Hoewel de muziek van Servais de naam heeft aartsmoeilijk te zijn, hebben de meeste kandidaten het tot een goed einde gebracht. De jury besliste unaniem dat de Servaisprijs toekwam aan Ketevan Roinishvili voor haar uitvoering van Servais’ opus 13, Fantaisie sur deux Airs Russes. Ze bracht het werk quasi foutloos, met het grootste gemak, zeer doorleefd en met présence. Zij krijgt een concert aangeboden in Halle en in Utrecht in het najaar van 2009, en ook tijdens het Europees ESTA-Congres in Brugge in mei 2010, telkens met werk van Servais.

De derde prijs ("Prijs RC Tercoigne"), ter waarde van 1000 euro, ging naar Romain Dhainaut. De drie winnaars traden op tijdens het galaconcert op zondagavond. Er waren ook twee intermezzo’s van de Frans-Canadese pianist Jean Dubé, die drie van de kandidaten heeft begeleid.

Met dit concours kregen een aantal beloftevolle cellisten de kans zich met elkaar te meten. Het concours heeft getoond dat er veel jong talent huist in Europa. De composities van de Halse cellist Servais zijn in goede handen.

4. Belangrijk manuscript van de Dendermondse koorknaap Johannes Blondeel (1779-1795) gevonden
door Jan Dewilde

In de Antwerpse conservatoriumbibliotheek werd zeer onlangs een manuscript van de Dendermondse koorknaap Johannes Blondeel teruggevonden. Het betreft twee vioolpartijen die het Trois duos pour deux violons op. 2 vormen.

Tot nu was van Blondeel alleen het opus 1 bekend, namelijk klavecimbelsonates die hij op zijn twaalfde componeerde en die ooit werden ontdekt door wijlen Herman Roelstraete. Tijdens 'Klara in Dendermonde' (mei 2007) werden die sonates nog vertolkt door Vessela Dyakova, als zijnde Blondeels 'opus ultimum'. Maar met de vondst van deze vioolduetten, geschreven toen hij dertien was, is Blondeels oeuvre nu dus 'verdubbeld'. Naast deze twee getraceerde composities moet Blondeel ook nog een Ecce panis en O salutaris hebben gecomponeerd, maar die partituren zijn (voorlopig?) zoek.

Johannes Blondeel werd als zoon van de Kortrijkse zangmeester Thomas Blondeel in 1779 in Dendermonde geboren. Als koorknaap aan de Dendermondse Onze-Lieve-Vrouwekerk had hij dus zeer waarschijnlijk zijn vader als leraar.

De twee vioolmanuscripten dragen de handtekening 'Schoutheet' en dat blijkt een Dendermondse schepen en rechter te zijn geweest. De jonge Blondeel heeft trouwens zijn opus 1 aan deze Schoutheet opgedragen. Deze toch wel zeer beloftevolle componist overleed op 6 mei 1795 om 21u. in Dendermonde.

5. Concert in de kijker : muziek van de familie de Burbure op 17 mei
door Annelies Focquaert

Het SVM duimt voor mooi weer op 17 mei 2009. Om 11 uur die zondag gaat er immers een bijzonder aperitiefconcert door op het kasteeldomein van de familie de Burbure in Wezembeek-Oppem. Het concert wordt georganiseerd door Gemeenschapscentrum De Kam, in samenwerking met het Studiecentrum voor Vlaamse Muziek en het Koninklijk Conservatorium van Antwerpen. De Harmonie Ste Cecilia van Wezembeek-Oppem speelt speciaal voor deze gelegenheid enkele werken van tijdgenoten van de muzikale familie de Burbure. Na de pauze brengen Sandra Paelinck (sopraan) en Veerle Bosmans (piano) een bijzondere selectie van liederen van Léon, Gustave en Oscar de Burbure.

Léon de Burbure was een voortreffelijk cellist die ook religieuze muziek en een symfonie componeerde. Ook Gustave de Burbure was een gepassioneerd muziekliefhebber en heeft vooral composities gemaakt voor koor en harmonieorkest. Deze uitzonderlijk begaafde muzikale familie was niet alleen van grote betekenis op musicologisch vlak, maar speelde de voorbije eeuwen ook een belangrijke maatschappelijke rol in Wezembeek-Oppem.

Dit unieke concert, op een zeer bijzondere locatie, is een aanrader voor alle muzikale fijnproevers.

Wezembeek-Oppem, Kasteel van de familie de Burbure – 17/05/2009 – 11:00
Liederen van Léon, Gustave en Oscar de Burbure
Veerle Bosmans, piano
Sandra Paelinck, sopraan
Koninklijke Harmonie Sinte Cecilia
Info: www.dekam.be/files/CMS/artikel%20de%20burbure(1).pdf
Tickets: 02 731 43 31

6. De Peter Benoit herdenking van 30 maart 2009
door Michaël Scheck

Peter Benoit, de stichter en eerste directeur van het Koninklijk Vlaams Conservatorium, overleed op 8 maart 1901. Een jaar later richtte zijn privé-secretaris Edward Keurvels (1853-1916) het Peter Benoitfonds op, gewijd aan de uitvoering en verspreiding van Benoits werken. Sinds meer dan een eeuw al is de jaarlijkse herdenking van Peter Benoit een vaste traditie die door de Concertvereniging Conservatorium Antwerpen met medewerking van het Peter Benoitfonds in stand wordt gehouden.

Het Peter Benoitfonds is tijdens de laatste decennia uitgegroeid naar een koepelorganisatie van Vlaamse componistenfondsen, met in zijn schoot grote namen zoals Peter Benoit, Lodewijk Mortelmans, August De Boeck, Arthur Meulemans, Jef Van Hoof, Lodewijk De Vocht, Gaston Feremans en Herman Roelstraete. Ook het jaarlijkse herdenkingsconcert kreeg geleidelijk aan een nieuwe invulling. Naast uiteraard werk van Benoit zelf komen in toenemende mate niet alleen zijn tijdgenoten en opvolgers aan bod, maar er staan telkens ook bijzonder verdienstelijke levende en veelbelovende jonge componisten op het programma.

De Peter Benoitherdenking van 30 maart jongstleden richtte de schijnwerpers op twee figuren die zeer nauw met het Koninklijk Vlaams Conservatorium verbonden waren: Jef Van Hoof, die op 24 april vijftig jaar overleden was, en Frits Celis, die op 11 april tachtig werd. Beiden onderscheidden zich onder meer als fijnzinnige liedcomponisten.

In meeslepende vertolkingen door twee jonge Vlaamse kunstenaars, Liesbeth Devos (sopraan) en Lucas Blondeel (piano), werden de werken van Van Hoof en Celis samengebracht met liederen van Robert Schumann, Lodewijk Mortelmans en Claude Debussy. Het talrijke publiek was niet alleen erg opgetogen, maar het kon ook eens temeer constateren dat de betere Vlaamse muziek ook in dergelijk nobel gezelschap glansrijk overeind blijft.

7. Een eeuwigheid geleden : april 2009
door Annelies Focquaert

Nu Samson en Delilah van Saint-Saëns op 28 april in première is gegaan in de Vlaamse Opera - met veel gedruis vooraf in de pers - is het interessant om zien dat juist 100 jaar geleden het gelijknamige werk van Händel in première ging in het Conservatorium van Brussel (4 april 1909). Dat was geen toeval, aangezien in 1909 de 150e verjaardag van de sterfdag van Händel werd gevierd.

De recensent "M. de R." [May de Rudder?] van Le Guide Musical looft op 11 april 1909 de uitvoering van dit werk onder leiding van Edgar Tinel. Hij (of zij) haalt daarbij aan dat het Gevaert was, die zijn laatste energie in de voorbereidingen van deze uitvoering had gestoken, vlak voor hij stierf (eind december 1908). De uitvoering was één van Tinels belangrijkste wapenfeiten als pas benoemde directeur: in de schaduw van zijn illustere voorganger had hij heel wat te bewijzen.

Dat de auteur van de recensie goed op de hoogte was van de achtergrond van Händels werk, moge blijken uit de verwijzing naar het gedicht Samson agonistes van John Milton (1671). Inderdaad baseerde Händel zijn oratorium Samson (1741) op dit gedicht, zij het dan in de minder politiek geladen versie die Newburgh Hamilton er rond 1739 van had gemaakt. In Newburgh Hamiltons libretto is Delilah immers eerder gewoon de 'love interest' van dienst geworden, terwijl in Miltons gedicht het politieke drama en verraad tussen de Filistijnse Delilah en de Israëlitische Samson, en de bewuste verleiding van Samson door Delilah vanuit politieke doeleinden, sterker in de verf worden gezet. Saint-Saëns ging in 1872 voor zijn Samson et Delilah eigenlijk meer terug naar de scherpere versie en de politieke tegenstellingen van Milton. Dat de opera ook nu nog stof doet opwaaien, zeker vanwege de interpretatie die het Palestijns-Israëlische regisseursduo Amir Nizar-Zuabi en Omri Nitzan er mogelijk aan zouden geven, toont dat het onderwerp nog steeds actueel is.

Bruxelles. Conservatoire.
Voici enfin exécuté le Samson, l'œuvre magnifique de Hændel, aux répétitions de laquelle le vieux maître Gevaert consacra ses dernières forces et ses derniers jours, et ce n’est certes pas sans émotion que tout auditeur ou exécutant devait évoquer ce souvenir à la superbe audition qu’en donna, dimanche, le Conservatoire. La tâche admirablement préparée, fut non moins parfaitement achevée et réalisée sous la direction de M. Edgar Tinel, et c’est ainsi que cette belle œuvre nous est apparue avec une vie et un relief surprenants, grande et saisissante, plus dramatique que le Messie, si elle n’en a pas toute la profondeur. Il est vrai que l’émouvant Samson agonistes, de Milton, était bien fait pour inspirer un maître tel que Händel et les deux grande figures du poème, Samson, aveugle et vengeur, et Manoah, son père malheureux, mais toujours fier, ont été caractérisés par le musicien d’admirable façon. Nous avons plus de peine à accepter sa Dalila qui, heureusement, n’a qu’un rôle secondaire et très passager ici : cette puissante séductrice au service du mal, devient ici une charmante et jolie petite tentatrice se lamentant en trilles délicats et fines mélodies – délicieux au reste – sur la solitude où « telle une tendre tourterelle, elle roucoula son douleur ! », le tout avec un ravissant accompagnement de flûte ! On pense à quelque Phyllis qui veut retrouver la grâce de son berger, mais à Dalila, cela ne va pas sans peine ! Le chœur qui lui répond est une chose exquise autant d’ailleurs que la pastorale du début d’une jeune Philistine (n° 3).

Mais ce sont les pages vraiment puissantes de Samson qui sont particulièrement remarquables et donnent à l’œuvre son caractère de grandeur. Elles sont nombreuses et l’on ne pourrait toutes les citer ici ; celles de Manoah pourraient passer en première ligne et M. Seguin les a largement noblement déclamées. La douleur et les appels de Samson, la terreur du messager racontant la mort du fils d’Israël et l’écroulement du temple (excellente interprétation par M. Culot) tout cela s’exprime en fortes et belles pages. Les chœurs forment à l’œuvre une assise imposante et participent intimement au drame, et quant à l’orchestre, il est à chaque instant puissamment descriptif, notamment après cette phrase à découvert du chœur : « Lumière sois ! », dans les danse rythmant les danses des Philistins, et dans toute la troisième partie, à l’appel et à l’accomplissement de la vengeance céleste. La conclusion de l’œuvre est grandiose et M. Tinel sut la diriger et la faire comprendre de cette même façon, en sorte que le Samson a fait une profonde impression. Le chef fut, au reste, bien secondé dans cette tâche difficile, notamment par les chœurs qui ont été merveilleux et par un vibrant orchestre ; parmi les solistes, citons surtout MM. Seguin et Lheureux, Mlles de Tréville et Lucey, diversement, mais également méritants.
M. de R.

M. de R. [May de Rudder?], in: Le Guide musical, 11 april 1909, jrg. 55, nr. 15, p. 316-317.