Ga verder naar de inhoud

Höflich-uitgave: Nagelaten werk

Tom Devaere en Jan Dewilde

André Devaere
door Tom Devaere

André Devaere werd geboren te Kortrijk op 28 augustus 1890. Zijn vader, Octaaf Devaere (1865-1941) was organist aan de Sint-Maartenskerk te Kortrijk en gaf zijn zoon zijn eerste muzieklessen. In 1901 werd André leerling aan het Sint-Amandscollege van zijn geboortestad waar hij werd ingeschakeld om de misvieringen in de kapel aan het orgel te begeleiden. Zijn muzikale talent werd ook opgemerkt in het conservatorium van Brussel, waar hij in 1904 als enige van vijftien kandidaten werd toegelaten tot de pianoklas van Arthur De Greef (1862-1940).

Op 25 juni 1907 behaalde hij een eerste prijs piano met het maximum van de punten. Dat ook juryvoorzitter en toenmalig directeur van het conservatorium François August Gevaert (1828-1908) onder de indruk was van Devaeres pianospel, blijkt uit het feit dat hij het publiek de toestemming gaf om te applaudisseren na diens examen, iets wat tegen alle gewoontes indruiste. Devaeres Brusselse succes kwam ook zijn geboortestad Kortrijk ter ore. Hier werd er ter ere van de jonge pianist het Devaere-Comiteit ingericht en op maandag 1 juli een huldetocht door de straten van Kortrijk georganiseerd, waarna Devaere op het stadhuis werd ontvangen.

Na het behalen van zijn eerste prijs piano, stapelden de concertinvitaties zich op voor André Devaere. Zo nodigde de 'Société des bains de mer d’Ostende' hem uit om op zaterdag 14 september 1907 zijn eerste concert in het Kursaal van Oostende met het Kursaalorkest onder leiding van Leon Rinskopf te geven. Op het programma stond het Concerto in ut van Camille Saint-Saëns en de Fantasie in f van Fréderic Chopin. In Het Kortrijksche Volk van 18 september 1907 schreef een criticus: "De toehoorders werden mee opgevoerd door het heerlijke spel van de jonge kunstenaar. Geen gemaaktheid, geen nutteloos schermen met de handen; neen! Stevig, vast en zeker spel, dat donderen kan als ‘t moet, toch het klavier kan doen zingen en zuchten, dat een mens en de zaal zijn adem inhoudt."

Op 17 november van hetzelfde jaar liet Devaere zich voor de eerste keer in zijn geboortestad Kortrijk horen. Op het programma stond werk van Mendelssohn, Chopin, Schumann, Saint-Saëns, Bach en Liszt. In de Gazette van Kortrijk van 24 november 1907 lezen we: "Devaere bezit grote hoedanigheden: hij heeft een groot geheugen, zijn spel is vast, gekleurd, bezield en bezielend. Hij beheerst zichzelf."

Devaere speelde ook kamermuziek en verzorgde onder andere een recital met violist Godfried Devreese. Deze had in 1909 net zijn eerste prijs viool behaald met onderscheiding en werd op zijn beurt in Kortrijk gevierd. Beide jonge muzikanten verzorgden een concert in de grote zaal van het Kortrijkse stadhuis met werken van Grieg, Tartini, Vieuxtemps, Sinding en Wieniawsky.

Tijdens zijn prille concertcarrière studeerde Devaere ook nog verder aan het Brusselse conservatorium en behaalde hij eerste prijzen geschreven harmonie en praktische harmonie met grootste onderscheiding, in de klas van Paul Gilson (1865-1942), en een eerste prijs fuga met het maximum van de punten, in de klas van Edgar Tinel (1854-1912). Ondertussen bleef Devaere ook piano studeren. Op 2 maart 1909 behaalde hij het bekwaamheidsdiploma klavier met het maximum van de punten. Dit examen was zijn toegangskaartje voor de ultieme test: het virtuositeitsdiploma, dat op 7 december 1909 voor de derde maal in de geschiedenis van het conservatorium zou georganiseerd worden.

Om mee te dingen voor dit virtuositeitsdiploma moest men een zwaar programma afwerken. Zo diende men:
- om het even welk stuk uit te voeren, 2 weken op voorhand aangeduid
- verschillende werken uit het hoofd uit te voeren, aangeduid door de jury uit een repertorium van twaalf werken, door de kandidaat zelf voorgesteld
- een werk op zicht uit te voeren
- op zicht een begeleiding van een vocaal of een instrumentaal stuk te transponeren in een gegeven toonaard
- een begeleiding te maken op een becijferde bas
- op zicht een partituur voor groot orkest te lezen
- een begeleiding te improviseren onder een melodie

Verder moest de kandidaat een concerto uitvoeren met begeleiding van orkest en vier solowerken, door de jury gekozen uit een repertorium van twintig werken. André Devaere koos voor het Concerto in a van Robert Schumann, dat hij uitvoerde samen met het orkest van het conservatorium onder leiding van zijn leraar Arthur De Greef. Van zijn voorgestelde werken koos de jury een Gigue in G van Scarlatti, een Ballade van Chopin, Etudes symphoniques van Schumann en de Rapsodie in g van Brahms.

André Devaere behaalde het diploma met de grootste onderscheiding met felicitaties van de jury. En niet alleen de jury was overtuigd van Devaeres talent. In L’avenir de Courtrai van 12 december 1909 lezen we over zijn uitvoering van het pianoconcerto van Schumann: "Dès les premières notes, M. Devaere avait conquis le public. Son jeu admirablement perlé dans le haut, le velouté de son toucher, sa vigueur exempte de rudesse, son souci des nuances." Le Journal de Roubaix van 8 december 1909 schreef: "Il a littéralement hypnotisé son auditoire et ses collègues de l’orchestre qui ont acclamé le nouveau virtuose avec un enthousiasme." En in Le Journal de Courtrai van 12 december staat: "Il a montré qu’outre une technique très poussée, il possède des dons précieux de jeunesse, d’entrain, d’énergie, de clarté et de rythme."

Op 2 januari 1910 werd Devaere opnieuw gehuldigd in Kortrijk naar aanleiding van het behaalde virtuositeitsdiploma. Tijdens deze gelegenheid kreeg hij uit de handen van de toenmalige burgemeester Reynaert een bundel partituren met de negen symfonieën van Beethoven en een originele uitgave van een klavecimbelwerk van Bach. Hij speelde er ook twee recitals op 2 en 3 januari 1910 met werk van Beethoven, Bach, Scarlatti, Schumann, Brahms, Chopin, Liszt en Saint-Saëns. Hierover schreef De Waarheid op 17 januari 1910: "De moeilijkste en ingewikkeldste stukken van grote meesters werden met de handigste vaardigheid weergegeven."

Nieuwe aanbiedingen voor concerten volgden op het behalen van zijn virtuositeitsdiploma. Op 16 februari 1910 gaf Devaere samen met violist Alphonse Voncken uit Verviers, een leerling van Vieuxtemps, zijn eerste concert buiten de landsgrenzen, namelijk in Tourcoing (Frankrijk). Ze speelden er werk van Beethoven (Kreutzersonate), Scarlatti, Vieuxtemps, Chopin, Schumann en Saint-Saëns. Le Journal de Roubaix schreef hierover op 18 of 19 februari: "[…] Devaere possède au plus haut degré les qualités qui font les grands virtuoses du piano: indépendance complète des doigts et des mains, souplesse du poignet, puissance de l’avant-bras, connaissance parfaite des effets de pédale, mécanisme, merveilleux dans son ensemble et dans les moindres détails, et, pour mettre en valeur toutes ces précieuses qualités, un sens musical intense et une fougue entraînante."

Op donderdag 4 april 1912 concerteerde Devaere in Brussel naar aanleiding van de opening van de Blondelzaal. Hij speelde er werk van Couperin, Dandrieu, Scarlatti, Bach, Brahms en Dupuis. Op 15 april 1912 volgde een eerste concert in Duitsland. In Düsseldorf voerde hij het Concerto in d van Bach en het Vijfde concerto in Es van Beethoven uit. Devaere gaf in 1912 nog meer concerten in Gent, Dottenijs, Verviers, Charleroi en Waux-Hall en Tourcoing te Frankrijk. Op 5 december 1912 organiseerde De Kortrijkse Katholieke Jonge-Wacht een concert met André Devaere. Op zijn programma stond werk van Debussy, Schmidt en Severac net als Jeu d’eau van Ravel. Een programmakeuze die in die tijd, in een kleine stad als Kortrijk, nogal gewaagd was. In een herinneringsboek, samengesteld door drie anonieme auteurs en geïllustreerd door Devaeres broer Antoine, lezen we dan ook dat het publiek het moeilijk had met deze eigenaardige moderne Franse muziek vol geruis van dissonanten en ongewone klankeffecten.

1913 bracht eveneens verschillende concerten met zich mee. In februari werd door De Gilde van Ambachten in Kortrijk een kunstavond ingericht. De opbrengst ging naar de stad Roeselare die op dat moment in nood verkeerde. André Devaere vertolkte tijdens deze kunstavond Beethovens sonate opus 28 bijgenaamd ‘Pastorale’. In Het Kortrijkse Volk schreef een criticus: "[…] zijn machtige techniek […] de kunstenaar had de innere gedachte, het diep gevoelen dat gans de sonate beheerst, weten te doorgronden en te vertolken." In het voorjaar van 1913 kaapte Devaere de eerste prijs weg tijdens een wedstrijd van het pianohuis IBACH. Hij kreeg een vleugelpiano als geschenk. Het instrument van het merk Erard met als serienummer 93707 uit 1909 bestaat nog steeds en is in privé-handen.

Naast het geven van vele concerten, besteedde Devaere tijd aan componeren. In het kader van zijn studies aan het conservatorium schreef hij reeds enkele vierstemmige fuga’s. Hierop volgden al snel enige pianosonates. Devaere schreef ook een vijftal liederen op tekst van enkele Franse dichters, waarvan er vier zijn overgeleverd. Hij begon bovendien bewerkingen voor strijkers te schrijven, omdat de piano alleen een te strak keurslijf werd als het op componeren aankwam. Devaere had plannen om deel te nemen aan grote wedstrijden zoals deze van Wenen (Rubinstein, gepland in 1915) en de Prijs van Rome. De eerste wereldoorlog stak daar echter een stokje voor.

Devaeres laatste concerten hadden plaats in februari en mei 1914. Op 15 februari vertolkte Devaere het derde pianoconcerto van Beethoven en de Toccata (5de concerto) van Saint-Saëns tijdens een symfonisch concert in het conservatorium van Gent voor de Orpheuskring. Naast deze werken stonden er twee liederen van Devaere zelf op het programma, namelijk La Lettre (verloren geraakt) en La Plainte. Solist in deze liederen was Leopold Desloovere. Op 17 mei 1914 speelde André Devaere zijn laatste recital in het Kortrijkse stadhuis. Het laatste programma dat hij voor publiek speelde, bestond uit Toccata en Fuga in c van Johann Sebastian Bach, Larghetto uit de tweede sonate en het Rondo in c van Carl Philipp Emanuel Bach, Sonate opus 53 van Ludwig van Beethoven, In der Nacht, Kreisleriana nr. 5 en Novelette nr. 2 van Robert Schumann, Prelude in cis van Fréderic Chopin en Islamey, een Oosterse fantasia van Mily Balakirew.

In augustus 1914 slaat het noodlot toe: André Devaere wordt ingelijfd bij het 27ste linieregiment. Al op 10 november 1914 wordt hij nabij St.-Joris-aan-de-IJzer dodelijk in de longen getroffen. Hij wordt overgebracht naar het 'Pensionat Sophie Berthelot' te Calais, waar hij in de vroege uren van 14 november aan zijn verwondingen overlijdt. Hij wordt begraven in het militair kerkhof van het 'Cimetière du Nord' te Calais. Zijn graf kan nog altijd bezocht worden. Hij was amper 24 jaar oud.

Op 14 november 1920, de zesde verjaardag van zijn dood, werd in de Kortrijkse stadschouwburg een bas-reliëf van André Devaere, zittend aan het klavier, ingehuldigd. Het reliëf werd ontworpen door de Kortrijkse kunstenaar Godfried Devreese (1861-1941). Het volledige André Devaere Comité, zijn vader Oktaaf Devaere, zijn broer Herman Devaere, Godfried Devreese en het college van burgemeester en schepenen waren er aanwezig. Deze plaat was door verbouwingswerken in de vergetelheid geraakt. In 1992 werd ze echter teruggevonden en ter gelegenheid van een concert met Kortrijkse componisten - met werk van onder andere André Devaere - terug ingehuldigd. Ze hangt er nu nog steeds. De stad Kortrijk eerde hem in 1949 ook met een straatnaam, de André Devaerelaan.

Het Koninklijk Muziekconservatorium te Brussel herdenkt André Devaere met een vermelding bij de oud-strijders in de inkomhal. De originele composities van André Devaere waren lange tijd in het bezit van componist Herman Roelstraete (1925-1985). Na diens dood werden ze aan de Koninklijke Bibliotheek Albert I te Brussel geschonken, waar ze zich nog steeds bevinden.

Tom Devaere

***********

André Devaere (1890-1914), een componist gesneuveld in de Eerste Wereldoorlog
door Jan Dewilde

Hoe zou de muziekgeschiedenis er hebben uitgezien indien op 28 juni 1914 aartshertog Ferdinand niet was neergeschoten en kort daarna de Eerste Wereldoorlog was losgebarsten? Welke muziek werd ons onthouden omdat componisten in het oorlogsgeweld sneuvelden, en met hen alle composities die ze nog in zich droegen? Het zijn niet te beantwoorden, maar toch intrigerende vragen.

De Franse componist Albéric Magnard (1865-1914) werd op 3 september 1914 door de Uhlanen neergeschoten in zijn manoir in Baron (Oise). Zijn huis werd in brand gestoken, zijn lichaam verkoolde, samen met een reeks unieke handschriften van zijn composities. Muziek die nooit meer gehoord werd. De Duitse componist Rudi Stephan (1887-1915) stond op de drempel van de doorbraak toen hij niettegenstaande ernstige reserves tegenover de oorlog, toch als vrijwilliger dienst nam. Hij begon zijn militaire training in maart 1915, werd in september naar het Oostfront gestuurd en sneuvelde na twee weken. Wat had Enrique Granados (1867-1916) nog gecomponeerd indien hij niet op 24 maart 1916 tijdens zijn retour vanuit de Verenigde Staten was verdronken. Nadat zijn boot, de SS Sussex, werd getorpedeerd op het Kanaal kon hij zich aan boord van een reddingsloep hijsen, maar toen hij zijn vrouw wilde redden, gingen ze samen ten onder. Enkele maanden later, op 5 augustus 1916, werd de Engelse componist Georges Butterworth (1885-1916) neergekogeld in Pozières, op een van de bloederige slagvelden aan de Somme. Hij liet een klein, maar precieus oeuvre na, dat meer en beter beloofde. Zijn landgenoot Ernest Farrar (1885-1918), componist van enkele pastorale orkestwerken, fraaie liederen en orgelmuziek, werd pas in de zomer van 1918 naar het front gestuurd en sneuvelde enkele dagen na zijn aankomst. De Waalse componist Georges Antoine (1892-1918) overleefde miraculeus zijn eerste maanden in de loopgraven aan de IJzer, maar hij werd zo zwaar ziek dat hij uit het leger ontslagen werd. In armoedige omstandigheden componeerde hij in Frankrijk een reeks bijzonder interessante composities, - waaronder een door Vincent d’Indy geprezen pianokwartet. Niettegenstaande zijn zwakke gezondheid vervoegde hij in de zomer van 1918 het leger, maar twee dagen na de Wapenstilstand werd hij geveld door een zware koorts. Dromend van deelname aan de componistenwedstrijd ‘Prix de Rome’…

Ook de jonge Vlaamse componist en pianist André Devaere (1890-1914) was van plan om aan die prestigieuze staatsprijs deel te nemen. Bovendien bereidde hij zich voor op internationale pianoconcoursen. Tot de ‘Groote Oorlog’ er anders over besliste. Op 17 mei 1914 speelde Devaere in zijn geboortestad Kortrijk nog Bach, Beethoven en Schumann op zijn laatste pianorecital, enkele maanden later zat hij al volop in de gruwelen van een vreselijke loopgravenoorlog. Voor een sensitieve kunstenaarsziel die Devaere was, moet de shock groot zijn geweest. Hij schrijft aan zijn vader deze bijna profetische woorden: "Jamais je n’ai fait connaissance avec la misère, aujourd’hui je m’y noie. - Je m’y noierai sans doute, jusqu’au moment, où, exilé, abandonné, l’armée belge aura perdu un fusil de plus! Que la destinée s’accomplisse…" Op 10 november 1914 wordt hij aan de IJzer dodelijk getroffen, vier dagen later sterft hij aan de gevolgen van een longschot. Vierentwintig jaar en aan het begin van wat beloofde een grote dubbelcarrière te worden, als pianist én componist. Uit getuigenissen en recensies blijkt dat hij een excellent pianist moet geweest zijn, iemand die bovendien voeling had met de eigentijdse Franse impressionistische muziek. Ook als componist toonde de jonge Devaere grote aanleg. Het ingehouden melancholische lied La flûte amère de l’automne of zijn orgelcompositie in memoriam zijn leraar Edgar Tinel (1854-1912) - misschien wel het laatste wat hij heeft gecomponeerd - lieten het allerbeste voor de toekomst vermoeden. Welke composities droeg hij nog bij zich, toen hij in de modder van de IJzervlakte neerviel?...

Deze publicatie wil leven en werk van deze getalenteerde pianist en componist opnieuw onder de aandacht brengen. Niet alleen ter herinnering, maar ook om pianisten, organisten en zangers de kans te geven zijn muziek levend te houden.

Deze publicatie werd mogelijk gemaakt dankzij de steun van de Erfgoedcel Kortrijk, in samenwerking met het Studiecentrum voor Vlaamse Muziek en het André Devaere Comité. De partituren werden vanuit de manuscripten gerealiseerd door Jan en Tijn Huylebroeck.

Devaere, T. en Dewilde, J.: [Nederlandse inleidingen bij Höflich-cataloognummer 531, 2007].