Ga verder naar de inhoud

Jane Vignery werd geboren als Jeanne Emilie Virginie Vignery in Gent en was het enig kind van Palmyre Buyst en Marcel Vignery. Haar moeder Palmyre Buyst (1875-1957) was pianist en componist en gaf haar dochter haar eerste muzieklessen. Maar ook aan de kant van haar vader, een ingenieur, zat er muziek in de familie: haar grootvader Emile Vignery (1852-1926) componeerde onder meer pianomuziek en dirigeerde een fanfare en een harmonie in Bouillon. Drie van zijn vier kinderen waren actief met muziek bezig: Alice componeerde liederen, Marcel (vader van Jane) speelde verschillende blaasinstrumenten en Denise studeerde met succes piano aan het Koninklijk Conservatorium van Gent, waar ze les kreeg van Palmyre Buyst, haar latere schoonzus.

Jane Vignery studeerde aan het Gentse Conservatorium bij gereputeerde componisten als Léon Torck, Léon Moeremans (harmonie) en Martin Lunssens (contrapunt en fuga). In 1930 besloot ze te gaan studeren aan de École Normale de Musique in Parijs, die sinds de stichting in 1919 door Alfred Cortot studenten uit de hele wereld naar de Franse hoofdstad lokte. Daar kreeg ze vioolles van drie eminente Franse violisten, met name Marcel Chailley, Jules Boucherit en Jacques Thibaud. In Parijs behaalde ze het Diplôme d’exécution de violon (1932), het Diplôme d’études françaises de l’Institut féminin de l’enseignement supérieur (1933) en het Licence de l’enseignement (1936). Voor dit diploma schreef ze een persoonlijk getinte thesis met als titel De la sensibilité de l’artiste en général et de ses moyens d’expression pour le violiniste. In 1938 behaalde ze ook nog het Licence de concert voor viool voor een jury met onder anderen Charles Münch en Jean Fournier. Daarnaast studeerde ze ook harmonie bij Nadia Boulanger en Jacques de la Presle en zou ze ook muziekanalyse gevolgd hebben in de klas van Paul Dukas.

De dreigende oorlog onderbrak haar studies en ze keerde naar Gent terug. Een hardnekkig spierprobleem in haar rechterarm fnuikte echter haar ambities als violiste. Noodgedwongen gaf ze haar vioolcarrière op en ging ze zich toeleggen op harmonie en compositie. Bij conservatoriumdirecteur Jules Toussaint de Sutter studeerde ze ondertussen compositie en onder diens begeleiding behaalde ze in 1941 een eervolle vermelding in de Prijs van Rome met haar cantate La lumière endormie. Vignery was de enige van de vijf deelnemers die door de jury onder voorzitterschap van Lodewijk Mortelmans werd beloond. Een jaar later won ze de driejaarlijkse Prijs Émile Mathieu met haar Sonate voor hoorn en piano op. 7, een uitdagend werk dat vandaag nog vaak wordt uitgevoerd. Ze was erg productief rond die tijd; ze componeerde toen ook een Sonate voor viool en piano op. 8, het symfonisch gedicht Vision de guerre, de cantate La fille de Jephté, motetten voor koor en orkest, liederen en pianowerken.

In 1945 werd Jane lerares harmonie aan het Koninklijk Muziekconservatorium in Gent waar ze talrijke leerlingen vormde. Op 15 augustus 1974 kwam ze om het leven bij de treinramp in Luttre die aan achttien mensen het leven kostte en meer dan zestig gewonden maakte.

De Sonate voor hoorn en piano op. 7 componeerde Vignery in 1942, in dezelfde periode dus als haar Vioolsonate (The Flemish Music Collection, 2647). Ze droeg het werk op aan Maurice Van Bocxstaele (1897- 1974), hoornleraar aan het Gentse Conservatorium en de eerste uitvoerder van haar sonate. In deze klassiek gestructureerde sonate hanteert Vignery een Frans-impressionistisch idioom dat refereert aan Debussy, Ravel en Fauré. Briljante fanfares in de hoorn openen het eerste deel, gevolgd door een geslaagde afwisseling van chromatische ‘bouché’ en ‘ouvert’-passages. Het lyrische deel wordt ingeleid door de piano in Ges, waarna de hoorn antwoordt met een lieftallige tegenmelodie. Na de doorwerking en de recapitulatie sluit het eerste deel af met een glinsterende finale. Het enigszins melancholische drieledige middendeel opent met een syncopenfiguur die onder de lyrische hoornmelodie verder gaat. Opvallend is dat deze melodie drie keer wordt hernomen in de hoorn, maar daaronder telkens door de piano anders wordt ingekleurd. In het dartele slotdeel speelt de hoorn korte ritmische motiefjes, vaak ‘bouché, terwijl de dansante pianopartij bijdraagt tot de vrolijke sfeer. Opmerkelijk in het hele stuk is de structurerende en aansturende rol van de pianist.

Jane Vignery mag dan geen bekende naam zijn in de muziekwereld, haar Hoornsonate geniet de laatste decennia toch van een zekere internationale populariteit, getuige de verschillende cd-opnamen en de vele uitvoeringen die op YouTube te vinden zijn.

Bronnen: Archivalia Jane Vignery (Koninklijk Conservatorium Gent)