Ga verder naar de inhoud
  1. Verhaal voor marmotjes (Conte pour des marmots) (Léger, pas trop vite – 2/4 – Re groot)
  2. Wanneer de Koning ter jacht toog (Quand le Roy allait à la Chasse) (Modéré – 6/8 – Si groot)
  3. Wat is die jongen lastig! (Qu’il est turbulent!) (Très vif – 2/4 – Ut groot)
  4. Het kindje bidt (L’enfant prie- (Assez lent – 3/8 – Mi groot)
  5. Paardje spelen (Jouer cheval) (Al’aise, au trot! – 2/4 – Ut groot-
  6. Hoe braaf is ze niet! (Comme elle est sage!) (Modéré – ¾ - Fa groot)
  7. Die bietebauw (Bietebouw) (Marche lente – C – ut klein)
  8. In de koord dansen (Danser à la corde) (Léger, pas trop vite – 2/4 – Sol groot)
  9. Wiegelied (Berceuse) (Doucement bercé – 2/4 – Mi mol groot)
  10. Krijgertje spelen (On s’en va-t-en guerre!) (En marche – C – Fa groot)

Het leven van Joseph Ryelandt (Brugge 7 april 1870 – Brugge 29 juni 1965) was lang en gelukkig. Muziekstudies deed hij geheel bij privé-leraars, waaronder Edgar Tinel de voornaamste was. Daarnaast ontving hij tegelijk een volledige klassieke opleiding. Nadat hij de studie in de rechten van de Universiteit van Leuven had aangevat, verkoos hij weldra uitsluitend de muziek. Hij had ook het geluk zich praktisch ongestoord aan de compositie te kunnen wijden. Van 1924 tot 1945 was hij directeur van het Stedelijk Muziekconservatorium van Brugge. Hij bleef dus steeds in zijn geliefde geboortestad wonen en iets van de mystieke sfeer van het oude Brugge is ongetwijfeld in vele van zijn werken terug te vinden. Zijn bescheidenheid heeft tot gevolg dat heel wat van zijn oeuvre vrij weinig bekend is gebleven. Alhoewel enkele groots opgevatte oratoria en vijf symfonieën zich bij voorkeur uitleefde in fijnzinnige liederen, sierlijke kamermuziek en doorvoelde, vaak meesterlijke godsdienstige koorwerken. Ook zijn pianomuziek is kwantitatief belangrijk: we tellen onder meer sonates en zes nocturnes. “Kindertonelen”, op. 60, geschreven in november 1915, behoort hier in feite toe, vermits de oorspronkelijke versie voor klavier gezet is (uitgave Struyf, Gent). In 1939 heeft de componist deze bladzijden echter georkestreerd voor kamerorkest (in welke vorm ze echter onuitgegeven bleven).

Wie de titel leest, denkt onwillekeurig aan gelijknamige stukken van Robert Schumann of Georges Bizet, maar de uitwerking van Ryelandt is ongetwijfeld persoonlijk.

Deze korte miniaturen dragen de ontroerende opdracht: “aan mijn geliefde kinderen”. Ryelandt was inderdaad vader van een kroost van acht kinderen en het baart dan ook geen verwondering dat hij zich uitmuntend in hun wereld weet in te leven. In de eerste versie waren in de titels van de onderdelen de namen van enkele van zijn eigen kinderen vermeld. Zeker is het een beschouwing met de ogen van de vader die met geamuseerde tederheid toekijkt. Afwisselend beeldt hij verschillende spelletjes uit en dist hij de steeds opnieuw gemaakt verhaaltjes op; soms beschrijft hij ook het kind in verschillende toestanden en zeer plastisch evoceert hij de “bietebauw”, een kinderspook dat ter hulp geroepen wordt wanneer de kleinen niet “braaf” zijn. Humoristisch is het slotnummer waar fragmenten van de “Brabançonne”, de “Wacht am Rhein” en de “Vlaamse Leeuw” op pittige wijze naast elkaar worden gezet.

Op het eerste gezicht behoren deze “Kindertonelen” niet tot de hoofdwerken van Ryelandt. Men zou nochtans verkeerd doen deze ogenschijnlijke eenvoudige stukjes te onderschatten. Door hun verfijning en poëzie verdienen ze inderdaad een ereplaats onder de muziekwerken die aan het kind zijn gewijd.

Joseph Ryelandt is lid van het Cebedem.

Luc Leytens (typoscript, s.a.) - SVM