Glorieux, François
Biografie
François Glorieux kreeg zijn eerste pianolessen van Marcel Gazelle (1907-1969) in het Stedelijk Muziekconcervatorium van Kortrijk (SMC). Na anderhalf jaar zette hij zijn artistieke vorming verder in het Gentse Koninklijk Muziekconservatorium (KCG) waar hij naast Gazelle ook pianoles kreeg van Émile Bosquet (1878-1959) en harmonie van Georges Lonque (1900-1967). Glorieux behaalde prijzen voor onder andere piano, notenleer, kamermuziek, praktische harmonie en harmonie. In 1953 studeerde Glorieux aan het KCG af met het Pianoconcerto van Arthur Bliss, een gecompliceerd werk uit 1938 waarmee hij het lerarenkorps volledig verraste. Zijn uitvoering was een groot succes en Glorieux ontving zijn diploma met felicitaties van de jury. Een jaar later moest hij echter zijn muzikale loopbaan onderbreken wegens achttien maanden legerdienst. Glorieux werd ingedeeld bij de luchtmacht en verbleef in het Opleidingscentrum van Sint-Niklaas. In de kazerne kon hij zich ontfermen over een klein militair ensemble waarvoor hij verscheidene werken schreef en waarmee hij enkele prijzen van de muzikale ‘intermachtwedstrijden’ won.
Na zijn diensttijd trok Glorieux naar Parijs om te studeren bij Yves Nat (1890-1956), een vooraanstaand pianist, componist en pedagoog. Deze samenwerking werd in 1956 voortijdig beëindigd door het overlijden van Nat, waarna Glorieux vanuit Brussel zijn carrière verder zette. Daar maakte hij kennis met André Leclair (1930), een sterdanser van de Brusselse en Antwerpse Opera die hem introduceerde in het balletmilieu en met wie hij de concertvorm ‘Dans en piano’ bedacht. Glorieux bleef heel zijn leven gepassioneerd en geïnspireerd door dans en schreef muziek voor verschillende dansproducties, zoals een ‘pas de deux’ die gedanst werd op zijn 8 Preludes voor piano, Trois jeunes filles à la page (1954), Le Marchand d’Oranges (1956) en Sonate voor piano (1960). In 1962 ontmoette Glorieux Maurice Béjart (1927-2007), de stichter van het Ballet van de XXste Eeuw, waarvoor hij Mouvements (1962) schreef, een werk in vier delen voor piano, percussie en koperblazers. Het ballet kende een groot succes en werd opgenomen in het repertoire van het Koninklijk Ballet van Vlaanderen en het Ballet van de Koninklijke Vlaamse Opera. In 1964 schreef Glorieux met L’Énigme een tweede ballet voor het Ballet van de XXste Eeuw. Jeanne Brabants, directrice van het Koninklijk Ballet van Vlaanderen, bestelde enkele jaren later het ballet Ritus Paganus (1972) waarin dansen uit Amerika, Afrika en Oceanië centraal staan. Daarnaast werkte Glorieux nog nauw samen met de Nederlandse danser Léon Koning en de Brusselse choreografe Monette Loza, met wie hij enkele bewerkingen op zijn eigen composities (o.a. Manhattan) maakte. In 1983 werkte hij mee aan de dansvoorstelling The Dream (1983) die werd opgevoerd in de Singel van Antwerpen met een choreografie van Danny Rosseel. Datzelfde jaar ontstond ook Patchwork (1983), opgevoerd door de Opéra Royal de Wallonie, gevolgd door Recuerdos de Viajes (1985), een compositie vol reisherinneringen aan Zuid-Amerika voor het Ballet Théàtre Zinoun in Casablanca.
Ook voor scène-, televisie- en filmmuziek stak Glorieux de handen uit de mouwen. Zo voorzag hij Driekoningenavond (1968) van Shakespeare, in een regie van Martin Van Zundert van toneelmuziek en was hij componist van verschillende televisiemusicals van de BRT (Rip Van Winkel (1972), twee langspeelfilms (Kasper in de Onderwereld (1979) en Zaman (1989)) en twee kortspeelfilms (Stéréognosis en Personne à l’Abbaye de Forest (1985)).
Naast het componeren was Glorieux ook actief als concertpianist. Als pianovirtuoos beleefde hij in 1956 zijn doorbraak in het Kursaal van Oostende. De concerten die hij daar speelde, vormden tevens het begin van zijn internationale carrière die hij in de loop der jaren verder uitbouwde. Zo ging hij tussen 1959 en 1965 zeven keer op tournee in Spanje.
Een belangrijke figuur in Glorieux’ ontwikkeling als concertpianist was de Antwerpse dirigent André Cluytens (1905-1967) die hij in 1961 in Brussel leerde kennen. Een korte demonstratie op piano volstond voor Cluytens om Glorieux onder zijn vleugels te nemen. De concerten die ze samen in binnen- en buitenland gaven vormden een uitstekende leerschool voor Glorieux. Hun concerttournee door Duitsland en Oostenrijk kon Cluytens helaas niet voltooien. Hij overleed op 3 juni 1967 aan de gevolgen van een hersentumor.
In 1965 verhuisde Glorieux naar het Antwerpse waar hij regelmatig optrad met de Philharmonie van Antwerpen en het Nationaal Orkest van België. Hij werkte hierbij nauw samen met verschillende Belgische en buitenlandse dirigenten. Een ontmoeting met Albrecht Klora, een jonge Duitse bariton van de Berlijnse Musik Hochschule, was voor Glorieux de aanzet om enkele liederen te componeren. Voor zijn opus 10 Traklgedichte (1964) koos hij gedichten van de Oostenrijker Georg Trakl (1887-1914). Twee jaar later schreef hij een tweede liedcyclus genaamd Stimmungen, op. 12 op gedichten van Josepha Maria Dengler.
In 1973 componeerde Glorieux Manhattan, een groot werk voor piano en symfonisch orkest, geïnspireerd door zijn reis naar New York in 1966 die hij maakte hij op uitnodiging van de Mormonen in Salt Lake City. Het werk verbeeldt een bruisend stadsleven en is doordrongen van jazzelementen. Als jonge knaap al kwam Glorieux op de Kortrijkse foor in contact met jazzmuziek, maar het is vooral Stan Kenton en zijn bigband die hem op dat gebied sterk hebben beïnvloed. Kenton groeide uit tot een van Glorieux zijn idolen en later in zijn carrière kreeg Glorieux zelf de kans om de Stan Kenton Band te dirigeren. In 1979, bij Kentons overlijden, schreef hij In Memoriam Stan Kenton, een aangrijpend ‘in memoriam’ voor piano.
Glorieux was ook zeer begaan met muziekeducatie. Al in 1950 werd hij benoemd tot voorzitter van het Jongerencomité voor Jeugd en Muziek Brussel; hij groeide als het ware met die organisatie mee op en wilde graag zijn voorliefde voor muziek delen met de jongere generaties, in binnen- en buitenland. In 1969 nam hij de uitdaging aan om het jonge Canadese luisterpubliek warm te maken voor klassieke muziek, en met succes. Glorieux probeerde te achterhalen waar de jongeren op dat moment naar luisterden en gebruikte bekende popdeuntjes als basis voor zijn improvisaties. Na Canada zette Glorieux zijn reis verder in Zuid-Amerika waar hij optrad in onder andere Venezuela, Colombia, Chili en Brazilië.
Zijn concerten met improvisaties op populaire muziek werden razend populair. In 1976 bracht hij zijn eerste plaat uit met een verzameling nummers van The Beatles in stijl van klassieke componisten, zoals Chopin, Beethoven, Brahms en Mozart. Dit gebeurde onder begeleiding van platenproducer Louis Van Rijmenant die potentieel zag in de improvisatiekunde van Glorieux. Op een evenement in Cannes pikte de Japanse producer Katsumi Kita Glorieux’ improvisaties op The Beatles op, waarna hij de klassieke hitparade in Japan veroverde. Al snel volgde er een tweede plaat waar nummers van The Beatles in een jasje van andere klassieke componisten werden gestoken. Tijdens zijn concertreis in Japan kreeg Glorieux een gouden plaat ter ere van de waanzinnige verkoop van de Beatles-improvisaties. Na zijn eerste reis keerde hij nog drie keer naar Japan terug, - in 1981 en 1982 en 1989.
Glorieux kwam ook in contact met de popster Michael Jackson. Als dansliefhebber raakte hij geïnspireerd door Jacksons songs en hij begon arrangementen te schrijven op zijn bekendste hits. Nadat hij zijn plaat Tribute to Michael Jackson had opgestuurd, werd hij uitgenodigd om op 2 mei 1989 naar Los Angeles uitgenodigd om Jackson te ontmoeten. De ontmoeting zette een nieuw project in gang, namelijk een gezamenlijk concert in Hollywood Bowl waarvoor Glorieux zeven arrangementen zou schrijven. Zijn eerste arrangementen van Bad, Smooth Criminal en Liberian Girl gingen voor het eerst in première in het Paleis voor Schone Kunsten in Brussel. Uiteindelijk heeft het gezamenlijke concert niet plaatsgevonden. Het is ook tijdens deze periode dat Glorieux in 1990 werd benoemd tot dirigent van het National Symphony Orchestra (UK).
Als pedagoog was Glorieux actief in verschillende landen en werkte hij samen met verschillende ensembles. Zo verzorgde hij in 1972 de internationale piano masterclass in Antwerpen en vertoefde hij in 1974 aan de Yale University (VS) als gastprofessor. Naast zijn pianolessen in het SMC in Kortrijk verzorgde hij van 1977-1997 de lessen kamermuziek aan het KCG. Als concertpianist werkte Glorieux met verschillende dirigenten en in 1968 kreeg hij bij de Pilharmonie van Antwerpen zelf de kans als dirigent. Later leerde hij het Locke Brass Consort of London kennen waarmee hij ook enkele van zijn eigen werken kon uitvoeren in de Queen Elizabeth Hall. In 1994 trok Glorieux naar Kiev waar hij met het lokale kamerorkest de compositie Gallery (1994) voor fluit en kamerorkest op nam. Geïnspireerd door het Slavische temperament van de strijkers componeerde Glorieux datzelfde jaar Nocturne in Kiev (1994). In 1996 kreeg Glorieux de gelegenheid om op te treden met het Mainzer Kammerorchester, dit ter gelegenheid van drie verjaardagen: zijn veertig jaar op het podium, het veertig jarig bestaan van het orkest en het veertigjarige culturele akkoord tussen België en Duitsland. Verder dirigeerde Glorieux ook het BBC Radio Orchestra en de Stan Kenton Band, Münchner Rundfunkorchester, Hamburger Symphoniker, Orchestre Colonne (Parijs) en Orchestre de la Suisse Romande (Genève). Glorieux stichtte zelf verschillende ensembles, zoals het François Glorieux Orchestra, Instrumentarium, Panoramic Trio, Brass and Percussion Orchestra en het Revivat Scaldis Chamber Orchestra.
Glorieux’ oeuvre bevat rond de driehonderd werken, gecomponeerd in uitenklopende muziekstijlen. Zo toont Divertimento (1980) voor piano en strijkorkest zijn voeling met de klassieke danssuites van Mozart en Haydn, terwijl The beginning of the end (1977) voor synthesizer een verklanking is van apocalyptische ruimtemuziek. Zijn klassieke werken vermengt hij met jazz-, pop- en folkmuziek, wat zijn muziek een spontaan en expressief karakter geeft. Zijn verscheiden oeuvre getuigt van een brede muzikale interesse die mee gevoed werd door zijn verschillende concertreizen naar onder andere Afrika, Latijns-Amerika en Azië. In sommige werken maakt hij gebruik van specifieke volksinstrumenten die een specifiek ‘couleur locale’ evoceren. Enkele voorbeelden zijn The Legend of Bruce Lee (1986), een compositie in Chinese stijl, en Evolution (1975) waarin hij Afrikaanse percussie-instrumenten gebruikt. Daarnaast toont de verscheidenheid aan bezettingen (van solo-instrumenten tot symfonisch orkest) Glorieux’ technisch meesterschap.
Glorieux werd nationaal en internationaal gelauwerd. Zo ontving hij onder meer de Harriet Cohen International Music Award, de prijs van de Olympische Munt Moskou 1980 en de Lieven Gevaertprijs (1985). Hij is ereburger van Kortrijk, Zoersel en Stabroek en werd in 2015 geridderd voor zijn verdiensten in de muziek.
Karolien Bosmans
Audio en video

François Glorieux geeft commentaar op Bill Evans

A Musical Portrait - 2010

Hymn to humanity
Bibliografie
Anderen over deze componist
- Bultynck, H.: François Glorieux: een leven voor de muziek, Antwerpen, 2005.
- D. Haeghen, François Glorieux : a musical portrait : one of Belgium's most legendary musicians. DI-M 2010.
- Roquet, F.: Glorieux, François, in: Lexicon Vlaamse Componisten geboren na 1800, Roeselare, 2007, p. 351
- https://matrix-new-music.be/nl/publicaties/componistenfiches/glorieux-francois/
- https://www.francoisglorieux.com/