Ga verder naar de inhoud

Geboren te Roeselare, 1904. Autodidact. Van 1933-1937 directeur van het conservatorium van Meknes (Marocco). Thans geluidsregisseur bij de B.R.T., te Brussel. Muzikaal leider van de studio's voor psychoakoestiek en electronische muziek van de Rijksuniversiteit te Gent.

Hij is ongetwijfeld een uitzonderlijke figuur in de Belgische muziekwereld, bijna zelfs een alleenloper; een rasechte kunstenaar met een zwerversbestaan, een zoeker. Zijn nerveus gerichte optimisme, dat zo kenmerkend is voor zijn gehele persoonlijkheid, is ook tekenend voor het totaalbeeld van zijn oeuvre. Zelfs van een bepaalde beïnvloeding zou men in zijn geval moeilijk kunnen spreken. 'Mogelijk hebben al mijn voorgangers mij beïnvloed, hetzij wat betreft mijn stijl, wat betreft mijn orkestratie of wat betreft mijn geestesinstelling.' Ofschoon hij via de experimentele weg met de muziek in contact kwam, experimenteert hij weinig. De beoefening van de electronische muziek daargelaten. De wijze van componeren van Louis De Meester wijst naar een zuivere, transparante en markante kleur. De melodie kent geen brede, lyrische vlucht, maar is steeds strak, gespannen en intens geladen. Het harmonisch weefsel is doorgaans a-tonaal, hetgeen overigens niet op absolute afwijzing van consonantie- of tonaliteitsbesef duidt. Want ook hier houdt de componist een slag om de arm. Zelfs de Variaties voor twee klavieren, die op een reeks van tweemaal zes klanken zijn gebouwd en die toch een bepaalde interesse voor de seriële muziek verraden, zijn eerder intuïtieve dan gewilde of geforceerde produkten van zijn inspiratie. Achter dit alles schuilt tenslotte toch, hoe gespannen en hard de muziek ook moge klinken, de warme polsslag van een zeer gevoelig man.

Belangrijke werken.
1. Orkestraal: Magreb (met altvioolsolo); Capriccio; Sinfonietta buffa; Musici per archi.
2. Instrumentaal: Blazerskwintet.
3. Vokaal: Betje trompet (met recitant); La voix du silence (tekst van Maurice Carême, voor bariton, vrouwenkoor, spreekkoren en orkest).

CeBeDeM: Louis De Meester, in: Muziek in België, Brussel, 1967, p. 64-65, 112b.