Bladeren in het levensboek van August De Boeck
De Merchtemse burgervader en de schepen van cultuur schrijven in hun voorwoord in de monografie August De Boeck (1837-1965) componist: "Wie is toch die man op dat schilderij aan het einde van de monumentale trap van ons gemeentehuis? Een landbouwer, haast in lompen gekleed, op houten klompen, met een pijp en een gek hoedje?"
Op deze vraag wil de monografie een antwoord geven en graag blader ik met jullie even in dit boek. De oudere generatie Merchtemnaars, die De Boeck nauwelijks nog gekend hebben, vertellen ons dat De Boeck de componist is van de Dahomeese Rapsodie, de O.L.Vrouw-ter-Nood cantate, liederen, een mis en vooral van werken voor harmonie en fanfare. Hij genoot van alle goede dingen van het leven, had een mooie tuin, speelde met de duiven en was een humorist. Toen August De Boeck in Brussel en Mechelen woonde bleef hij steeds met zijn geboorteplaats verbonden want hij had er een stemmig landhuis. Zo kwam enigszins zijn droom tot vervulling: "Indien ik rijk was zou ik twee woningen bezitten: één door iedereen gekend en waar men mij nooit aantreffen zou, de andere waarvan niemand het adres weet en waar ik bij voorkeur zou verblijven opdat men mij met rust late."
August De Boeck die in 1865 in Merchtem werd geboren en er 72 jaar later stierf in 1937 was op het einde van zijn leven al een legendarische figuur geworden en hij had dit zelf in de hand gewerkt. Hij genoot ervan dat zijn dorpsgenoten hem 'Onze Gust' noemden. Na zijn dood hebben de Merchtemnaars die hem van nabij gekend hadden, zijn legendarische figuur nog meer in de verf gezet door bijna uitsluitend anekdotes te vertellen, die louter tot 'la petite histoire' behoren. Hierdoor werd de grote componist in zijn geboortedorp onterecht herleid tot een eerder folkloristische figuur.
August De Boeck was echter zoveel meer. Laten we niet vergeten dat hij op 15-jarige leeftijd in het Franstalig Brussels conservatorium schitterende studies deed, assistent werd van zijn orgelleraar en vrij vlug in Brussel woonde. In Merchtem vertoefde hij in zijn vrije tijd, maar zijn talrijke functies doen ons vermoeden dat die tijd beperkt was: hij was organist in twee Brusselse kerken, leraar harmonie aan het Koninklijk Vlaams conservatorium van Antwerpen en later aan het Brussels conservatorium én inspecteur ad interim van het muziekonderwijs en directeur van het Mechelse conservatorium. Vergeten we ook niet dat hij meer dan 400 werken componeerde. Terecht merkt musicoloog Jan Dewilde op dat De Boeck niet zoveel tijd had om in Merchtem te tuinieren.
Vrij vlug geraakte August De Boeck ingeburgerd in het Vlaamse artistieke milieu in Brussel. Hij werd er bevriend met de Vlaamse elite waaronder Herman Teirlinck, Willem Gyssels en Toussaint Van Boelaere. Dat Vlaamse aspect zou een heel belangrijke rol spelen in het leven van De Boeck tot aan de Eerste Wereldoorlog. Een gevolg was dat hij in Merchtem de Vlaamse Kring oprichtte waar een Vlaams voelende elite zich thuis voelde. Hugo Verriest, Lodewijk Dosfel en Stijn Streuvels kwamen er voordrachten houden en De Boeck zorgde er voor hoogstaande concerten waar musici, verbonden aan de Muntschouwburg, hun medewerking verleenden.
In Brussel bezocht hij intens het concertleven en leerde hij de hedendaagse muziek van toen kennen. Hij was gefascineerd door de Russische School. August De Boeck durfde het zelfs aan om persoonlijk contact te zoeken, samen met zijn vriend Paul Gilson, met Rimski Korsakov. Hij nodigde hem uit voor het middagmaal en stelde hem zijn Symfonie in g voor. Had De Boeck talrijke vrienden in het Vlaams milieu, hij was even welkom in de Franstalige kunstkringen waar hij onder andere James Ensor leerde kennen.
In Antwerpen werden in de Vlaamse Opera zijn vier opera’s gecreëerd en vooral door het grote succes van Winternachtsdroom werd De Boeck gerekend tot de belangrijkste componisten in ons land.
Na de Grote Oorlog werd de Vlaming De Boeck zowat de enige componist die in het Franstalig Brussels milieu welkom was. De Boeck bleef er de aandacht op vestigen dat zowel Vlaamse als Waalse componisten in Brussel geen kansen kregen, alhoewel hij toegaf dat hij zelf niet te klagen had.
Alle getuigen zijn het erover eens dat August De Boeck veel te bescheiden was, niet genoeg deed om zijn werk te promoten. Daarbij kwam dan nog zijn slordigheid in het omspringen met zijn handschriften. Het gebeurde meermaals dat men in binnen- en buitenland een compositie wou uitvoeren waarvan de partituur zoek was. In Fritz Ernaldy, dirigent van de opera te Nantes, had De Boeck een vriend gevonden die ervoor zorgde dat de opera Winternachtsdroom wegens het grote succes drie seizoenen lang op de affiche bleef. Ernaldy sneuvelde echter op het slachtveld tijdens de Grote Oorlog en nadien verdween De Boeck grotendeels van het internationaal podium.
Als docent harmonie in Antwerpen en Brussel en als privéleraar vormde hij belangrijke componisten waaronder Jef Van Hoof, Renaat Veremans, Arthur Verhoeven, August Baeyens en Gaston Feremans, en ook Aimée Van de Wiele, die een internationale loopbaan als klaveciniste zou uitbouwen. Al deze leerlingen bleven hun leraar een warm hart toedragen.
Als directeur van het Mechelse conservatorium had hij af te rekeningen met administratief werk én met politieke benoemingen waaraan hij een hekel had. Zo vertelde hij aan Renaat Veremans: "Ik vraag een fluitist en ze zenden mij een communist." De Boeck had geen politici nodig in zijn leven maar de politici hadden De Boeck wel nodig. Zowel de katholieken, socialisten, liberalen als de Vlaams Nationalisten trachtten De Boeck in te palmen. De activisten boden hem tijdens de Eerste Wereldoorlog het directeurschap aan van het Antwerps conservatorium. Hij weigerde. Camille Huysmans, vrijzinnig socialist, bood hem het directeurschap van het Brussels conservatorium aan. Hij weigerde.
Suzanne Danneau, een Franstalige componiste, zou De Boeck typeren als iemand met "une indépendance extrême". Deze totaal onafhankelijke houding zou telkens in alle domeinen van zijn leven opduiken: hij vertoefde graag bij de karmelieten te Brussel en bij de benedictijnen van Affligem maar telde talrijke vrienden in het vrijzinnig milieu. Hij had vele contacten met Vlaams-nationalistische oud-leerlingen die hem vereerden maar De Boeck voelde zich ook thuis in het Brussels Franstalig milieu.
Georges Verrycken, een dichter die meer dan veertig jaar met De Boeck bevriend was, schreef: "Hij had elk spoor van afgunst of jaloezie uit zijn hart gebannen en hij ging recht door zee, met opgeheven hoofd, en zonder valse trots door het leven. In zijn binnenste amuseerde hij zich met diegenen die hem benijdden. Bovendien beoefende hij zonder enig uiterlijk vertoon of pretentie de kunst om vrijuit zijn mening te zeggen… Zijn ondeugende, spottende, wat ironische blik, de goedmoedige ogen van Meester De Boeck, de welgemeende, hartelijke handdruk voor zijn vrienden … Misschien kwam zijn terughoudendheid voor nieuwe relaties een beetje voort uit schuchterheid. Maar was dit nu niet juist typerend voor de mens? Hij hield echt van zijn vrienden, maar was er helemaal niet op uit om die vriendenkring uit te breiden. Overigens was hij onverschillig voor gevlei, dat verfoeide hij. Ooit zag ik hem, gestoord door extreme vleierij, plots opstaan, en een gezelschap waarmee hij in gesprek was in de Muntschouwburg verlaten."
En elke Merchtemnaar denkt nu: gaat hij niets zeggen over De Boeck en de vrouwen? Daar kan je uitvoerig in het boek over lezen maar er is geen afzonderlijk hoofdstuk aan gewijd, zodat het wat speurwerk zal worden. Ik kan jullie nu reeds verzekeren dat De Boeck bevriend was met hoogstaande culturele dames die niets te maken hadden met bepaalde vrouwen, die na De Boeck zijn dood, zichzelf in het daglicht wilden stellen door een mysterieuze waas te scheppen, waardoor een verkeerd beeld van De Boeck ontstond.
Graag laat ik het woord aan Joseph Jongen, directeur van het Brussels conservatorium en vriend van August De Boeck: "Wie August De Boeck niet heel vertrouwelijk heeft gekend, zou eraan kunnen twijfelen dat deze man, met zijn wat langzame tred en boerse allure, met zijn snedige en vaak grappige replieken vol humor, een heel gevoelig en enthousiast artiest was. Achter een onbehouwen en wat verwaarloosd uiterlijk verborg hij een fijngevoelig gemoed en een vurig temperament, dat hij zo mooi in zijn muziek heeft onthuld en laten open bloeien. Want het is precies dat wat zo duidelijk in zijn muziek klinkt: sensibiliteit, passie, verfijning en levensvreugde. Ze straalt deugdelijkheid en vurig optimisme uit, de echte kenmerken van een sterke persoonlijkheid die direct de ziel van het volk aanspreekt, en zo ook het voortbestaan van zijn oeuvre verzekert… Beroepshalve doceerden we samen aan het Conservatorium van Brussel, waar ik hem vaak ontmoette. Tijdens onze gesprekken amuseerde hij me steeds door zijn geestige reacties… Onze verhouding werd steeds hartelijker, en met plezier denk ik er aan terug hoe, ondanks onze enigszins uiteenlopende karakters en soms verschillende muzikale opvattingen, een steeds dieper wederzijds begrip ons van dag tot dag dichter bij elkaar bracht. Ik ben heel trots op die laattijdige, maar zeldzame vriendschap met deze grote artiest."
August De Boeck was in de eerste helft van de vorige eeuw een van de toonaangevende musici in ons land. Maar ook nu nog blijft hij een componist van internationale betekenis. De Boeck werd onder meer bekend met vijf opera’s. Daarbuiten componeerde hij een aantal schitterende symfonische werken, cantates, religieuze muziek, prachtige liederen en een reeks werken voor diverse instrumentale bezettingen.
In de monografie, met vele illustraties en citaten, wordt in het eerste deel het leven van August De Boeck gereconstrueerd. Daarbij wordt dieper ingegaan op zijn diverse activiteiten en functies in het Belgische muziekleven. Een apart hoofdstuk is gewijd aan De Boecks passie voor de schilderkunst en zijn vriendschap met James Ensor. In het tweede deel wordt zijn muzikale oeuvre grondig geanalyseerd door een aantal vooraanstaande musici en musicologen. Bij deze monografie hoort een prachtige cd, waarop verschillende facetten van De Boecks veelzijdige kunst te horen zijn. Door de uitgave van deze monografie op zich te nemen, heeft de gemeente Merchtem een zeldzaam voorbeeld gesteld hoe men in dit land met eigen kunstenaars van internationale betekenis zou moeten omgaan.
Teirlinck, F.: Bladeren in het levensboek van August De Boeck, lezing gegeven in Merchtem op 7 oktober 2011.