Ga verder naar de inhoud

Höflich-uitgave: Concerto voor piano en orkest in C (bewerking Jozef De Beenhouwer)

Jozef De Beenhouwer

August De Boeck studeerde aan het Koninklijk Muziekconservatorium van Brussel, waar hij onder leiding van Alphonse Mailly in 1891 het Diplôme de capacité voor orgel behaalde. In 1889 leerde hij in Brussel componist Paul Gilson kennen, die hem inwijdde in de orkestratie en aanmoedigde om te componeren. August De Boeck was vooral gefascineerd door de vocale muziek en werd onder meer bekend met vijf opera’s, waaronder drie meesterwerken: de sprookjesopera Winternachtsdroom(1902), Reinaert de Vos (1907-09) en La Route d’Emeraude (Francesca) (1913-20). Hij componeerde ook een aantal excellente symfonische werken zoals de Symfonie in g (1896), een Vioolconcerto (ca. 1912-1934), het Concerto voor Hans-klavier (1926-29), en enkele kortere stukken zoals de Rapsodie dahoméenne (1893), deNocturne (1931) en de Fantasie op twee Vlaamse Volkswijzen (1923).

Het Concerto voor Hans-klavier in C (1926–1929) werd gecomponeerd op bestelling van Pierre Hans (1886-1960). Deze Waalse ingenieur had na langdurige opzoekingen in de jaren twintig een concertvleugel met twee klavieren, zoals bij een orgel, uitgevonden. De aanleiding om dit bizarre instrument te vervaardigen was heel prozaïsch: Pierre Hans had abnormaal dikke vingers en zocht naar een middel om toch nog te kunnen pianospelen. Daartoe ontwierp hij in samenwerking met de Franse firma Pleyel een concertvleugel met twee klavieren, waarvan het bovenste klavier een halve toon hoger gestemd was. Dat bood hem onmiddellijk heel wat meer mogelijkheden, onder meer om chromatische passages te spelen, en het werd bijvoorbeeld ook mogelijk om in een heel snel tempo volledige akkoorden te herhalen. Er konden dus met het Hans-klavier speciale effecten en een specifieke klankkleur gerealiseerd worden, en al spoedig werden er voor dit nieuwe instrument een aantal concerto’s gecomponeerd, onder anderen door Pierre Hans zelf, door Carl Smulders, René Barbier, Ernest d’Agrèves, en ook door August De Boeck. De enorme kostprijs van dit instrument en het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog hebben uiteindelijk de doorbraak van het Hans-klavier belet. Het was eigenlijk bijna vanzelfsprekend dat een virtuoos organist zoals De Boeck gefascineerd werd door het Hans-klavier en de uitdaging heeft aangenomen om er een concerto voor te componeren.

Al deze concerti werden gecreëerd door de Antwerpse pianiste Mit Scapus [pseudoniem voor Maria Van Dommelen (1892-1989)]. Zij had vóór de Eerste Wereldoorlog harmonielessen gevolgd bij De Boeck aan het Koninklijk Vlaams Muziekconservatorium van Antwerpen. Mit Scapus had ook zelf verschillende stukken uit het gewone pianorepertoire voor Hans-klavier bewerkt en gaf bovendien speciale cursussen aan de conservatoria van Antwerpen en Parijs, in Aken, in Luxemburg en in Nederland. In het concerto van De Boeck werd de solopartij in feite gerealiseerd door Mit Scapus. Haar slordige en onvolledige manuscript (thans in het Letterenhuis, Antwerpen) is de enige bron die nog specifieke aanduidingen voor het Hans-klavier bevat. Alleen al daarom zou een reconstructie van de originele partij voor Hans-klavier heel problematisch zijn.

Omdat een moderne uitvoering van dit concerto met onoverkomelijke moeilijkheden zou gepaard gaan, vroeg componist Frits Celis me in 1981 om De Boecks Concerto voor Hans-klavier om te werken tot een gewoon pianoconcerto. Bij de herwerking moesten vele passages waarin de twee klavieren in dezelfde ligging aangewend waren, herschreven worden; ook moest, vooral in hetScherzo, worden afgezien van volledig gerepeteerde akkoorden. In de finale werd de korte cadens grondig herwerkt, want De Boeck had hiervoor alleen maar een vluchtige schets genoteerd.

Het pianoconcerto bestaat uit drie delen: een lyrisch Moderato dat ononderbroken overgaat in een sprankelend Scherzo (Presto), en een finale Allegro met een uitgesproken danskarakter. Alles samen duurt het werk ongeveer twintig minuten. De compositie heeft een hechte eenheid en men vindt er een cyclisch procedé in terug. Niet alleen zijn de thema’s van het eerste deel heel kunstig verwerkt aan het einde van de finale, maar ook het tweede deel, Scherzo (Presto), ontstaat organisch uit het aanvangsmotief van het concerto, en in dit scherzo klinkt de heletoonstoonladder uit het Moderato regelmatig na. Het Scherzo werd in 1926 gecomponeerd, drie jaar voor de twee overige delen.

De creatie met orkest van het Concerto voor Hans-klavier gebeurde op 30 november 1932 door Mit Scapus en het Symfonieorkest van de Koninklijke Maatschappij voor Dierkunde in Antwerpen onder leiding van Flor Alpaerts. Van de omgewerkte versie voor piano maakte ik in maart 1983, samen met het Filharmonisch Orkest van de BRT onder leiding van Fernand Terby, een televisieopname in Studio 4 van het Flageygebouw in Brussel. De eerste publieke uitvoering gebeurde op 6 september 1985 in deSingel in Antwerpen, samen met het orkest van de Koninklijke Vlaamse Opera onder leiding van Frits Celis.

De Beenhouwer, J.: [Nederlandse inleiding bij Höflich-cataloognummer 2565, 2018].