Ga verder naar de inhoud

Allegro
Andante poco con moto
Allegro con brio

Decennia lang heeft Arthur Meulemans als componist, dirigent en pedagoog een bepalende rol gespeeld in het Vlaamse muziekleven. Onmiddellijk na zijn studies bij Edgar Tinel aan het Lemmens Instituut in Mechelen werd hij aan die zelfde instelling aangesteld als leraar harmonie. Van 1916 tot 1930 was hij directeur van de Limburgse Orgel- en Zangschool om dan naar Brussel te verhuizen waar hij dirigent werd van het omroeporkest. In die hoedanigheid dirigeerde hij veel nieuwe Belgische en internationale muziek. Aangespoord door de dagelijkse omgang met het orkest componeerde hij een indrukwekkende reeks symfonische werken. Meulemans liet overigens een zeer omvangrijk oeuvre na: meer dan honderd orkestwerken (waaronder vijftien symfonieën en meer dan veertig concerterende werken), drie opera’s (Adriaan Brouwer, Vikings en Egmont, alle uitgevoerd in de Koninklijke Vlaamse Opera te Antwerpen), elf missen, drie Te Deums, oratoria, cantates, religieuze en profane koormuziek, orkest- en pianoliederen, kamermuziek en piano-, orgel- en beiaardcomposities. Een aparte plaats nemen zijn openluchtspelen in. Het bekendste is Sanguis Christi, een indrukwekkende partituur geschreven voor de evocatie van het Heilig Bloedspel in Brugge. Meulemans dirigeerde het werk meer dan vijftig keren, met groot succes.

Opvallend binnen dit enorme oeuvre is de indrukwekkende reeks concerto’s waarmee Meulemans zowat elk gangbaar orkestinstrument bediende. Zijn activiteiten als dirigent van het radio-orkest stimuleerden het schrijven van concertante werken, ook al omdat verschillende orkestleden hem om een concerto vroegen. Daarnaast schreef Meulemans ook een orgelconcerto, twee pianoconcerto’s en een concerto voor twee piano’s. Zijn eerste pianoconcerto componeerde Meulemans in 1941, maar het werd pas op 15 oktober 1954 gecreëerd op het huldeconcert dat de Belgische Nationale Radio-Omroep voor de zeventigste verjaardag van de componist organiseerde. Soliste was de Antwerpse pianiste Yvonne Van den Berghe (1908-2004), een leerlinge van Frans Lenaerts aan het Koninklijk Vlaams Conservatorium in Antwerpen. Daarna studeerde ze in Brussel verder bij de pianovirtuoos en componist Arthur De Greef die, verwijzend naar haar grote werklust, over haar zei: "Celle-là n’est jamais fatiguée." Ze rondde haar studies af in Parijs bij Pierre Monteux die haar inwijdde in de finesses van de Franse pianomuziek. Bij de creatie van Meulemans’ eerste pianoconcerto werd Van den Berghe begeleid door het Symfonie-Orkest van het NIR, gedirigeerd door Daniel Sternefeld. Andere werken op het programma waren Meulemans’ symfonisch gedicht Pliniusfontein (1913), De hovenier (een suite voor sopraan of tenor, koor en orkest, op tekst van Rabindranath Tagore, (1923-1929) en het eerste Concerto voor orkest (1952), dat eveneens zijn wereldpremière beleefde. Vreemd genoeg was Meulemans zelf niet op zijn huldeconcert aanwezig omdat hij die dag op vraag van de Koninklijke Vlaamse Academie van België een toespraak hield in Amsterdam.

De oorlogsomstandigheden beletten Meulemans niet om rond het gevoelsgeladen middendeel, met mooie passages voor de engelse hoorn, twee vitalistische, opgewekte hoekdelen te schrijven. De pianopartij is briljant en virtuoos, maar schakelt zich bij momenten ook als een coloristisch element in het orkest in. Bij de publicatie van de partituur in 1969 schreef de vooraanstaande muziekcriticus Paul Tinel in de krant Le Soir (31 mei 1969): "Le piano y joue un rôle prépondérant, se détache de l’ensemble instrumental, parfois en cadences brillantes, et son écriture fait valoir le soliste en des épisodes vigoureusement rythmés et contrastés. L’auteur, formé aux disciplines classiques, ne récuse pas les fécondes possibilités de développement des thèmes et son œuvre s’anime d’une vitalité et d’une générosité d’élan où s’atteste un art consommé."

In het muziektijdschrift Gamma (1976, nr. 4) noemde pianiste Yvonne Van den Berghe de pianopartij ‘zeer briljant’ en schreef ze dat het "het bereiken van het evenwicht tussen solist en orkest van de uitvoerder een grote dynamische kracht (vraagt)". Ze wees er ook op dat de twee allegro’s zijn gebouwd op twee motieven die door het orkest meteen in de inleiding geëxpliciteerd worden.

Eerste motief: [notenvoorbeeld]
Tweede motief: [notenvoorbeeld]
De inzet van de piano is een ritmische invulling van het eerste motief: [notenvoorbeeld]
Het spiegelbeeld in de linkerhand geeft een bitonaal effect: [notenvoorbeeld]
In de dansante finale krijgt het eerste motief een gemarkeerd uitzicht: [notenvoorbeeld]
En ook hier werk Meulemans met een spiegelbeeld: [notenvoorbeeld]

Het werk werd op lp opgenomen door Lode Backx en de Philharmonie van Antwerpen o.l.v. Jean Louel en verscheen in de reeks Hedendaagse Belgische muziek (Musique Belge Contemporaine van Decca). In het manuscript, bewaard in de bibliotheek van het Koninklijk Vlaams Conservatorium in Antwerpen, geeft Meulemans als richttijd voor de uitvoering 24 à 25 minuten aan.

Herdruk van een exemplaar uit de bibliotheek van het Koninklijk Vlaams Conservatorium van Antwerpen. Voor het orkestmateriaal, gelieve u te wenden tot het Arthur Meulemansfonds (Desguinlei 28, Antwerpen 2018). Deze partituur werd gepubliceerd in samenwerking met het Studiecentrum voor Vlaamse Muziek).

Dewilde, J.: [Nederlandse inleiding bij Höflich-cataloognummer 530, 2007].