Ga verder naar de inhoud

Na de Rapsodie dahoméenne (1893) is de Fantaisie sur deux thèmes flamands misschien wel August De Boecks meest gespeelde orkestwerk. Nadat hij zich in het begin van zijn carrière ook als orkestcomponist manifesteerde – in 1896 componeerde hij een meer dan veelbelovende Symfonie in g – zou hij zich in de eerste decennia van de vorige eeuw op de opera concentreren. Pas in 1923 keerde hij met deze Fantasie naar het orkest terug. Met dit werk borduurde hij verder op een rijke traditie orkestvariaties op Vlaamse volksliederen, die liep van de orkestfantasieën op de Vlaamse volksliederen van Charles-Louis Hanssens (1802-1871) tot de Vlaamse dansen van Jan Blockx (1851-1912).

In deze gebalde en kleurrijk georkestreerde partituur bewerkt en varieert De Boeck het eertijds populaire volkslied Den uyl die op den pereboom zat (geïntroduceerd door de fagot in maat 2) en een, naar eigen zeggen, ondeugend straatliedje dat hij in zijn woonplaats Merchtem zou hebben opgevangen (vanaf maat 86).

Het lijkt er op dat De Boeck deze Fantasie, samen met zijn Nocturne, schreef op instigatie van de Maatschappij der Nieuwe Concerten, de prestigieuze concertvereniging die sinds 1903 in Antwerpen actief was. Op 21 maart 1923 vroeg deze concertorganisatie De Boeck om een nieuw werk dat op 10 december 1923 gecreëerd zou worden tijdens een concert exclusief gewijd aan Belgische componisten. Maar eind oktober 1923 liet De Boeck weten: "Les deux oeuvrettes “Nocturne et Fantaisie” destinées aux Nouveaux Concerts restent en souffrance." Niettegenstaande aandringen vanwege de concertorganisatie kon De Boeck alleen de Fantasie voltooien. In een brief aan Lodewijk De Vocht (1887-1977), dirigent van de Nieuwe Concerten, schreef hij dat het werk deel uitmaakt van Landelijke tonelen, een reeks orkestwerken geïnspireerd door "eenvoudige herinneringen van “illo tempore” (die nog in den kop zitten)." Als andere delen vermeldt hij nog Rond de burcht (Nocturne), Herberg en Begrafenis. Het is niet duidelijk of latere werken zoals Nocturne (1931) en In de schuur (1937) tot deze onvoltooide cyclus behoren. In die zelfde brief aan De Vocht schrijft hij nog over de Fantasie: "Meisjes en knapen, op het pleintje speelden, zongen, vochten en dansten ze in het rond. Zo is de Fantasie."

Uiteindelijk stonden op het concert van 10 december 1923 in de Koninklijke Schouwburg (de Bourla) in Antwerpen slechts twee Belgische werken op het programma: de creatie van De Boecks Fantasie en een deel uit de orkestsuite Melusina van Emile Wambach (1854-1924). Beide componisten dirigeerden hun eigen composities; De Vocht dirigeerde de andere werken.

Het werk werd op cd opgenomen door het BRT Filharmonisch Orkest, gedirigeerd door Alexander Rahbari (Naxos 8.550584 en Marco Polo 8.223418; duurtijd: 7’38”).

Bronnen:

* Frits Celis, August De Boeck, een eeuwfeest, Antwerpen: VTB, 1965.
* Jozef De Beenhouwer (ed.) en Frank Teirlinck (ed.), August De Boeck (1865-1937): componist, Merchtem: Gemeente Merchtem, 2011.
* Archief van de Maatschappij der Nieuwe Concerten (Bibliotheek Koninklijk Conservatorium Antwerpen)

Emmanuel Geeurickx (1925-2013) realiseerde deze partituur op basis van het autografisch manuscript dat bewaard wordt in de muziekbibliotheek van het Vlaams Radio Orkest en Vlaams Radio Koor in Brussel. Hannah Aelvoet zorgde voor de verdere afwerking. Deze partituur werd gepubliceerd in samenwerking met de onderzoeksgroep Labo XIX&XX van het Koninklijk Conservatorium Antwerpen (AP Hogeschool) en het Studiecentrum voor Vlaamse Muziek, waar de orkestpartijen besteld kunnen worden (www.svm.be).

Dewilde, J.: [Nederlandse inleiding bij Höflich-cataloognummer 2517, 2015].