Ga verder naar de inhoud

Na het enorme internationale succes van zijn oratorium Franciscus (Flemish Music Collection, vol. 521) wou Edgar Tinel een nieuwe muzikale hagiografie schrijven. Na de universeel bekende Franciscus van Assisi koos hij deze keer voor de lokale Vlaamse heilige Godelieve van Gistel (ca. 1050-1070). Het verhaal gaat dat de adellijke Godelieve werd uitgehuwelijkt aan Bertolf, zoon van de kasteelheer van Gistel, die haar vanaf de eerste dag slecht behandelde en uiteindelijk verstootte. Maar ook in die erbarmelijke omstandigheden bleef Godelieve zich bekommeren om de armen en verschoppelingen. Uiteindelijk werd ze door twee knechten van Bertolf vermoord. Na haar dood werd ze door de plaatselijke bevolking geëerd en aanbeden, en na een mirakel dat aan haar werd toegeschreven werd ze in 1084 heilig verklaard. Ze werd het voorwerp van volksdevotie en in de tweede helft van de negentiende eeuw verschenen nog talrijke geromantiseerde biografieën over Godelieve.
Ook de diepgelovige Tinel aanbad de populaire heilige, zoals blijkt uit deze brief van 6 september 1888 aan zijn geestelijke mentor Constance Teichmann: ‘Connaissez-vous la vie de sainte Godelieve?... Les larmes me sautent aux yeux en pensant à cette douce Sainte. J’avais commencé à prononcer son nom dans ma prière du matin, mais j’ai dû renoncer à continuer. Ça me prenait trop au coeur, ça me faisait éclater, ça s’emperait de tout mon être.’

Voor het libretto werkte Tinel samen met de Antwerpse schrijfster Hilda Ram, pseudoniem van Mathilda Ramboux (1858-1901). De auteurs wilden het heiligenverhaal op een levendige en dramatische manier vertellen en noemden Godelieve dan ook geen oratorium, maar een muziekdrama, zij het een dat niet voor de opera, maar voor de concertzaal bedoeld was. Voor de katholieke kringen waarin Tinel verkeerde, was het ondenkbaar dat een heiligenleven in een operahuis opgevoerd zou worden.

Tinel begon op 4 oktober 1892 aan het werk en hij trok de laatste maatstreep van de eerste versie op 17 februari 1894. De wereldcreatie zou uiteindelijk plaatsvinden op 22 juli 1897 in het Jubelpark in Brussel in het kader van de Wereldtentoonstelling. De solisten, koren en het orkest van de Concerts Populaires werden gedirigeerd door Joseph Dupont. Dat Tinel de eerste uitvoering van zijn werk liet uitvoeren in een Franse vertaling van Gentil Antheunis werd hem in Vlaamse kringen zeer kwalijk genomen. Pas op 13 juni 1901 kon Tinel zelf in Leuven de eerste uitvoering met de originele Nederlandstalige tekst van Hilda Ram dirigeren.

Zelf beschouwde Tinel Godelieve als zijn beste werk, maar toch was het werk lang niet zo succesvol als Franciscus. De figuur van Godelieve was natuurlijk ook niet zo bekend en populair als Franciscus. Toch kende Godelieve ook uitvoeringen in het buitenland, tot in de Verenigde Staten toe. Zo bracht de Milwaukee Musical Society op 18 april 1899 de Amerikaanse première van Godoleva onder de leiding van Eugene Luening, en met succes: ‘The new work scored a big success. It is rich in dramatic treatment, and the work of the soloists was distinguished by strength and artistic finish’ (Music trades and musical America, 29 april 1899). Ook het Musikalisches Wochenblatt vermeldde op 11 mei 1899 het grote succes: ‘Schon das Vorspiel erregte, wie die dortigen Blätter melden, einen ganz unerhörten Enthusiasmus, und am Ende jedes Theiles entfesselte sich ein wahrer Beifallsorkan. Die Aufführung in – dem durch und durch deutschen – Milwaukee erwies sich als der durchschlagendste Erfolg, den der Musikverein je erzielte.’ De Milwaukee Herold drukte een foto van Tinel en zijn brief aan Luening af en roemde hem als een van de grootste componisten. Maar ook die buitenlandse lof kon Tinels ontgoocheling over de mindere bijval voor Godelieve niet wegnemen. Hij schreef: ‘On s’en repentira plus tard quand on comprendra Godelieve et qu’on saura qu’elle vaut mille fois Franciscus. (…) Godelieve ne sera appréciée que de longues années après ma mort. C’est que j’ai fait de mieux.’ De geschiedenis gaf hem ongelijk …

Deze partituur is een facsimile van het exemplaar dat bewaard wordt in de bibliotheek van het Koninklijk Conservatorium Antwerpen (KVC 104364) en werd uitgegeven in samenwerking met het Studiecentrum voor Vlaamse Muziek (www.svm.be).

Dewilde, J.: [Nederlandse inleiding bij Höflich-cataloognummer 2612, 2022].