Ga verder naar de inhoud

Höflich-uitgave: Joncvrouw Cathelijne (1879), dramatische schets van Peter Benoit (pianoreductie door Joseph Ryelandt)

Jan Dewilde en Jozef De Beenhouwer

Peter Benoit componeerde de ‘dramatische schets voor altstem en orkest’ Joncvrou Cathelyne in 1879 op een libretto van de Antwerpse dichter Julius De Geyter (1830-1905). Naast Emanuel Hiel (1834-1899) was De Geyter Benoits belangrijkste tekstleverancier, die de teksten leverde voor tal van liederen en voor grootschalige koorwerken als Vlaanderens kunstroem (Rubenscantate) (1877), de kindercantate De waereld in (1878), het ‘zanggedicht’ Hucbald (1880), het oratorium De muze der geschiedenis (1880), de cantate De genius des vaderlands (Triomfmars) (1880), de kindercantate Theodoor van Rijswijck (Kinderhulde aan een dichter) (1884) en het oratorium De Rhijn (1889).

Joncvrou Cathelyne is de dramatische klaagzang van de weduwe van Jacob van Artevelde (ca. 1290-1345). Deze Gentse lakenkoopman en opstandelingenleider hervatte tegen de bevelen van de Franse bezetter in de wolhandel met Engeland. Tijdens een oproer werd hij op 24 juli 1345 op de binnenkoer van zijn woning vermoord. Zijn weduwe, Cathelijne De Coster, en hun kinderen werden verbannen en vluchtten naar Engeland. In de negentiende eeuw groeide Jacob van Artevelde uit tot een volksheld, een mythische figuur van grote symbolische betekenis voor de Vlaamse Beweging. Ook zijn weduwe (en tweede vrouw) Cathelijne De Coster kreeg daarin een beperkte rol. Zo werd ze in 1860 geportretteerd door de Antwerpse schilder Ferdinand Pauwels (1830-1904) op het schilderij De weduwe van Jacob van Artevelde (Offergave voor het vaderland door de weduwe van Jacob van Artevelde) (eigendom van de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België). En Julius De Geyter vereeuwigde haar dus in zijn monoloog. Tijdens het componeren bracht Peter Benoit enkele wijzigingen aan in De Geyters tekst, naar verluidt tot ontevredenheid van de dichter.

Benoit droeg het werk op aan Valentine Ledelier (1856-1912), na haar huwelijk met Alfred Degive bekend als Valentine Degive-Ledelier. Als Benoits favoriete altzangeres zong ze verschillende creaties van zijn werken en hij stelde haar ook aan als zanglerares aan zijn Vlaamse Muziekschool van Antwerpen (vanaf 1897: Koninklijk Vlaams Conservatorium). Ze werd geroemd om haar trefzekere intonatie en haar omvangrijke tessituur. Al staat dit stuk bekend als een ‘concertaria voor altstem’, het lijkt eerder voor dramatische sopraan bedoeld.

Het was vanzelfsprekend Valentine Degive-Ledelier die op 4 mei 1879 deze ‘dramatische schets’ in de Alhambra Schouwburg in Brussel creëerde. Het werk, dat eerder zelden werd geprogrammeerd, stond ook op het repertoire van Maria Soetens-Flament (1858-1942), die het werk onder meer twee keer in Brugge zong: op 10 februari 1898 onder leiding van Peter Benoit en op 28 maart 1901 – kort na Benoits dood – met Karel Mestdagh als dirigent. Het Peter Benoit Fonds, dat in 1902 werd opgericht om het werk van Benoit middels uitgaven en concerten te promoten, programmeerde het werk ook in 1912 en 1922. De partituur werd door componist-dirigent Flor Alpaerts op basis van het autografisch manuscript minutieus geëditeerd en door het Peter Benoit Fonds gepubliceerd.

Deze eerste editie van de pianoreductie van Joncvrou Cathelyne werd op vraag van Peter Benoit gemaakt door de Brugse componist Joseph Ryelandt (1870-1965). Dat gebeurde bij de uitvoering die Benoit op 10 februari 1898 in Brugge dirigeerde tijdens een concert van het Stedelijk Conservatorium, waarop enkel Vlaamse muziek te horen was. Benoit dirigeerde toen enkel zijn eigen werk, Leo Van Gheluwe, directeur van het Brugs Conservatorium, leidde de werken van Charles-Louis Hanssens, Hendrik Waelput en Paul Gilson.1 Ryelandt beperkte zich niet alleen tot het maken van een pianoreductie, hij maakte later ook een zingbare Franse versie van de tekst (Ryelandt stamde uit een welgestelde Franstalige Brugse familie). Vele jaren later, in 1934, herinnerde Ryelandt zich: ‘Joncvrou Cathelyne est une page très dramatique, dont j’ai fait jadis la réduction pour piano à la demande de Benoit, lors de son séjour à Bruges au temps de Mestdagh.2 Het is ook in 1934 dat Ryelandt ter gelegenheid van de honderdste verjaardag van de geboorte van Benoit Joncvrouw Cathelijne in Brugge dirigeerde. Soliste in de concertaria was toen Gabriëlle Godenne-Loots. Er is slechts één opname van het werk bekend, gemaakt in 1951 door de fameuze mezzosopraan Mina Bolotine en het orkest van het Stedelijk Conservatorium van Brugge, gedirigeerd door Maurits Deroo. Deze historische opname wordt bewaard in het klankarchief van de VRT.

Het manuscript van Ryelandts pianoreductie is gedateerd op 30 maart 1898 in Brugge; de vertaling van de tekst voltooide Ryelandt op 15 februari 1900 in Brugge. Deze eerste uitgave is gebaseerd op een handgeschreven kopie uit 1922, die zich bevindt in de collectie van het Studiecentrum voor Vlaamse Muziek in Antwerpen.

Ryelandts pianoreductie is een getrouwe weergave van de orkestpartituur. Omdat ze op verschillende plaatsen quasi onspeelbaar is, werden in deze uitgave ossia-versies toegevoegd om het instuderen van het stuk te vergemakkelijken. Suggesties om noten niet te spelen staan tussen vierkante haken; de klein gedrukte noten vanaf maat 404 moeten niet gespeeld worden en hier en daar werden vingerzettingen toegevoegd.

De autograaf van de orkestpartituur wordt bewaard in het FelixArchief (het Stadsarchief van Antwerpen – felixarchief.antwerpen.be). De orkestbezetting is als volgt: piccolo, 2 fluiten, 2 hobo’s (engelse hoorn), 2 klarinetten in C, 2 fagotten, 3 hoorns in D, 3 trompetten in C, 3 trombones, tuba, pauken, trommel, tamtam, harp en strijkkwintet.

Metronoomcijfers, maar ook overvloedige referentiepunten (A, Aa, Aaa…), een aantal Italiaanse termen, accenten en articulaties werden in de uitgave door Alpaerts toegevoegd. Omdat deze in de orkestpartijen staan vermeld, werden ze ook hier ook overgenomen.

Deze partituur werd geëditeerd door Johan Favoreel, in samenwerking met Jozef De Beenhouwer.

1 David Vergauwen, Joseph Ryelandt. Een culturele biografie van een romantisch componist in het fin-de-siècle Brugge, (ASP Editions, 2020), p. 293-294.
2 Joseph Ryelandt, Concerts du Conservatoire de Bruges, donnés sous ma direction (1923-43) [autografisch handschrift – Studiecentrum voor Vlaamse Muziek Antwerpen]. Ryelandt vergist zich hier: in 1898 was Leo Van Gheluwe nog directeur van het Brugs Conservatorium en hij dirigeerde toen de concerten.

Dewilde, J. & De Beenhouwer, J.: [Nederlandse inleiding bij Höflich-cataloognummer 2585b, 2020].