Ga verder naar de inhoud

La Cathédrale d’acier is een symfonisch werk uit 1958 dat karakteristiek is voor Legleys oeuvre. Het vertegenwoordigt dan ook een belangrijk deel van zijn gedachtewereld, filosofie en esthetiek. De eerste uitvoering van het symfonisch gedicht werd op 10 april 1959 in Brussel gebracht door het symfonieorkest van het voormalige NIR onder de leiding van Daniel Sternefeld. Het werk duurt een twaalftal minuten.

Legley zelf beschreef zijn compositie als volgt:

‘Deze symfonische evocatie is ontstaan uit de figuratieve inhoud van het schilderij. Het tafereel van de Luikse schilder [Fernand Steven] toont een stalen kathedraal, verrijzend op de puinen van een oude kerk, met in haar schaduw een menselijk wezen. Het zinnebeeld is duidelijk.

De tegenstelling komt eveneens tot uiting in de symfonische schets, opgebouwd in een drieledige beweging: een statige inleiding [Andante maestoso, maat 1-19]; een bewogen middendeel gedreven door een dynamisch ritme en gestuwd door climaxen alternerend met expressief-melodische gegevens [Allegro molto energico, ma non troppo vivo, maat 20-158]; een verademende finale, gedragen door zachte hoornklanken en bezinnende interventies van de klarinet [Adagio, maat 159-246].

Het is geen beschrijvende muziek geworden. De componist transponeert zijn totaalindruk in een partituur gekenmerkt door een expressionistische gebaldheid, een orkestrale densiteit en een concentrische vormgeving.’

Zoals gebruikelijk in Legleys werken vanaf omstreeks 1945, treffen we ook in La Cathédrale d’acier een synthese van oud en nieuw aan. Enerzijds sluit hij aan bij de klassieke traditie: hij geeft zijn werk een duidelijke en heldere vorm, er is altijd een melodische lijn aanwezig, hij maakt gebruik van contrapunt, hij werkt met een beperkt aantal herkenbare motieven, en in harmonisch opzicht is zijn compositie in een verruimd tonaal kader gedacht. Anderzijds wil Legley niet ontkennen dat hij een twintigste-eeuws componist is: hij maakt vaak gebruik van dissonante en onverwachte akkoorden en zijn melodische lijnen zijn duidelijk beïnvloed door de dodecafonie (het eerste thema in onder andere de eerste viool (m. 1-10), gebruikt alle twaalf noten van de chromatische toonladder, evenwel met veel herhaalde noten).

Legley gaat echter bewust niet zo ver als zijn radicalere tijdgenoten Boulez, Goeyvaerts en Stockhausen: hij maakt enkel gebruik van het horizontale, melodische aspect van de dodecafonie of het serialisme, nooit van het verticale, harmonische aspect ervan. Uit Legleys artikels, radio-uitzendingen en toespraken blijkt duidelijk dat hij heel goed geïnformeerd was over de vele avant-gardestromingen van zijn tijd. Hij had respect voor al deze strekkingen, maar wou ze niet toepassen. De radicale breuk met het verleden die zich na de Tweede Wereldoorlog had voltrokken in de westerse muziek vond hij een esthetische ramp. In die zin is La Cathédrale d’acier een uiting van Legleys kritiek op veel muziek van zijn tijd. Hij vond het belangrijk dat er wel nog werd voortgebouwd op het verleden en dat er naar schoonheid gestreefd werd (hiervoor staat op het schilderij de oude kerk symbool). De stalen kathedralen van de avant-gardemuziek hielden volgens hem te weinig rekening met de luisteraars en legden geen band met het publiek, wat voor Legley van groot belang was. Hij wou werken creëren die vreugde gaven en niet enkel interesse opwekten.

Daarnaast moest voor Legley, na zijn vroegste scheppingsperiode, compositie diepzinnig zijn. Ze moest het bestaan en de aanwezigheid van het menselijk wezen uitdrukken. Bijgevolg verklankte hij diepe, niet altijd positieve gevoelens. Net zoals zijn tijdgenoten was ook Legley geraakt door de twee wereldoorlogen en was er in zijn composities maar weinig plaats voor sensualiteit en wellust. Twijfel, angst, vrees en agressiviteit treden er dikwijls op de voorgrond; maar eveneens goed humeur, enthousiasme, energie, begrip, geloof, vergeving en sublimatie, gevoelens die we allemaal kunnen terugvinden in La Cathédrale d’acier.

Deze inleiding is een uiterst beknopte samenvatting van een artikel van Ronald de Roeck: Victor Legley: Some notes on his thoughts and Cathédrale d’acier, in Anuario Musical, nr. 65, 2010, p. 171-196. Het artikel bevat onder andere een uitgebreide analyse van La Cathédrale d'acier en is gratis toegankelijk online: http://anuariomusical.revistas.csic.es/index.php/anuariomusical/article/....

Deze partituur werd uitgegeven in samenwerking met het Studiecentrum voor Vlaamse Muziek vzw (www.svm.be). Orkestmateriaal is te verkrijgen via de bibliotheek van het Koninklijk Conservatorium van Brussel (bib.kcb@ehb.be). Koenraad Sterckx editeerde de partituur op basis van de autograaf; kritische opmerkingen zijn te raadplegen via http://wiki.muziekcollecties.be.

Sterckx, K.: [Nederlandse inleiding bij Höflich-cataloognummer 2564, 2018].