Ga verder naar de inhoud

Rosa Granjé studeerde aan het Koninklijk Vlaams Conservatorium van Antwerpen waar dirigent-componist Flor Alpaerts (1876-1954) haar belangrijkste leraar was. Alpaerts, die vanaf 1924 contrapunt en fuga gaf en in 1933 conservatoriumdirecteur werd, steunde haar sterk in haar beginjaren als componiste. Zo dirigeerde hij in 1934 in de Dierentuinconcerten in Antwerpen haar Zomerindruk (gebaseerd op een fragment uit de populaire roman De Witte (1920) van Ernest Claes). Het werk werd gunstig onthaald, al leek de recensent van De Volksgazet (1 februari 1934) wel enigszins verrast dat deze compositie het werk van een vrouw was: ‘Dit werk mag een ware verrassing genoemd worden, en dit dan nog voor een vrouwelijk element. Vele werken van krachten met gevestigde reputatie bereiken niet de rijkheid en spontaniteit van ideeën die Zomerindruk bevat.’ Later dat jaar programmeerde Alpaerts het werk opnieuw, deze keer op de jaarlijkse diploma-uitreiking van het Conservatorium. Het Laatste Nieuws op 2 mei 1934 schreef: ‘Er zit persoonlijkheid en frischheid en reeds heel wat harmonisch begrip in dit jeugdwerk, dat de jonge toonkunstenares een ware ovatie bezorgde.’ Ook de recensent van De Schelde (2 mei 1934) prees de jonge componiste: ‘Deze jonge kunstenares brengt ons alles wat ons recht geeft in haar te gelooven. Zij weet het gebruikelijke euvel van de jongeren, nl. een werk met jonge slechte gedeeltelijk verteerde wijsheid en kunde vol te proppen, te mijden, - de middelen zijn integendeel sober en raak, de kleuren welgekozen, op hun plaats en onverdoezeld. Mej. Granjé heeft zin voor vorm en voor orkestplastiek, heeft een opmerkelijk fijnen en gevatten zin voor de instrumentale stemmen, voelt persoonlijk krachtig en frisch tot het wezen der dingen aan, heeft poëtischen zin en voldoende architectonische ervaring, begrip en bewustheid om klaar en harmonisch uit te drukken wat ze te zeggen heeft.’

Nog in 1934 werd ze, samen met Walter Weyler, bekroond als eerste laureaat van het examen fuga en contrapunt – waarvoor ze werd beloond met orkestpartituren van Peter Benoit – en kreeg ze de Prijs Albert De Vleeshouwer voor haar werk Luimige fantasia voor klarinet en piano. Deze prijs was ingesteld door de ‘gentleman-componist’ Albert de Vleeshouwer (1863-1913), een begoede alumnus van het Antwerps Conservatorium.

Ook nadien bleef Alpaerts haar volop steunen. In 1935 dirigeerde hij in de Dierentuinconcerten haar Ballade op Heer Halewijn. Een recensent schreef: ‘Het mystieke en stoere karakter van het oud-Vlaamsche lied klinkt uit de evenwichtig gebouwde en handig georkestreerde ballade en laat het beste van deze komponiste verhopen.’ (Het Laatste Nieuws, 13 december 1935). Dat zelfde jaar nam ze ook deel aan de Prijs van Rome waar ze een eervolle vermelding kreeg (laureaat was René Defossez).

Haar Zomerindruk zou haar populairste orkestwerk blijven. Alpaerts dirigeerde het nogmaals in 1938 op de Dierentuinconcerten en op 15 januari 1941 voor Zender Brussel, de door de Duitse bezetter gecontroleerde propagandazender. Op dat moment had ze ook nog enkele kamermuziekwerken, waaronder een strijkkwartet, en liederen gecomponeerd.

Niettegenstaande deze toch wel beloftevolle start, lijkt ze het componeren te hebben ingeruild voor het lesgeven. Van 1940 tot 1970 was ze muzieklerares aan het Koninklijke Meisjeslyceum in Antwerpen en vanaf 1 oktober 1942 tot 26 april 1973 was ze aan het Conservatorium van Antwerpen verbonden, eerst als ‘hulpleraar’ harmonie en vanaf 1954 als docent harmonie.

Deze partituur werd geëditeerd door Jopfen Music op basis van het autografisch manuscript uit de bibliotheek van het Koninklijk Conservatorium Antwerpen (KVC 61838)

Dewilde, J.: [Nederlandse inleiding bij Höflich-cataloognummer 2626, 2023].