Höflich-uitgave: Nocturne in f van Palmyre Buyst
Palmyre Buyst behaalde aan het Koninklijk Conservatorium van Gent eerste prijzen notenleer (1890), harmonie en praktische harmonie (1892), piano (1892, grote onderscheiding), en kamermuziek (1894). Haar bekwaamheidsdiploma piano behaalde ze in 1894 bij Edouard Potjes (1860-1931). In 1895 behaalde ze onder leiding van directeur Adolphe Samuel (1824-1898) haar eerste prijs fuga met grote onderscheiding. Later kreeg Buyst nog pianolessen van Arthur De Greef (1862-1940), een leerling van Franz Liszt en een dichte vriend van Edvard Grieg. Na haar opleiding werd ze aangesteld als repetitor (1895) en adjunct-leerkracht piano (1901) aan het Conservatorium. Van 1910 tot 1929 gaf ze ook les aan een normaalschool. Haar solo- en kamermuziekoptredens werden lovend gerecenseerd in toenmalige muziektijdschriften zoals Le guide musical. Met name haar virtuoze techniek en foutloos spel, haar stijlinzicht, haar raffinement en haar bezield samenspel werden geroemd. Met violist Nicolas Laoureux vormde ze een vast duo en organiseerde ze ook een concertreeks in zaal Ravenstein in Brussel.
Palmyre Buyst was een actieve componiste. Haar oeuvre beslaat een breed spectrum gaande van pianowerk, orgelwerk, kamermuziek en liederen tot religieuze muziek, orkestwerk en enkele cantates. Haar hele muzikale nalatenschap, inclusief concertprogramma’s, foto’s, krantenknipsels en correspondentie werd in 1996 aan het Gentse Conservatorium geschonken door haar neef Pierre Van Melle. Haar dochter Jeanne (Jane) Vignery (1913-1974) was violiste en componiste en zou eveneens docent aan het Gentse conservatorium worden.
De Nocturne in f is een vroeg werk uit Buysts conservatoriumjaren. Naast de definitieve versie is een versie met correcties bewaard, beide in handschrift. Dit charmante werk is romantisch van opzet, met weidse gebaren en expressieve sequensen leidend tot sentimentele hoogtepunten. De harmonieën zijn vaak rijk en complex in hun chromatiek. Wagneriaanse passages met zware akkoorden en zuchtmotieven worden afgewisseld met luchtigere secties die salonmuziek of -dansen evoceren. De nocturne begint met een andante inleiding van twee maten met begeleidingsfiguren, waarop het rustige beginthema zich ontvouwt. Geleidelijk komt er meer stuwing in de melodie, tot een tweede thema (piano leggiero) in de dominant inzet, gekenmerkt door een dalende sprong in gepunt ritme, gevolgd door opgaande trioolfiguren. In de sequentie installeren zich steeds meer typische nocturne-guirlandes. De sectie eindigt in enkele orgelpunten, die de weg openen naar een derde thema, ook in C maar in driekwartsmaat. Hoewel het tempo trager is (adagio), refereert deze passage aan een danskarakter. Het derde thema gaat over in een variant op het tweede thema, in 3/4 en F. Na een ontwikkeling hiervan, culminerend in een vrije cadenza, worden de verschillende thema’s hernomen. Het beginthema, in majeur (Des), wordt gevolgd door het tweede en derde thema (beide in As). Een arabeskfiguur zorgt voor de overgang naar een reprise van het beginthema in de oorspronkelijke toonaard, het tweede thema in een harmonisch onstabiele, modulerende versie in ternaire maat, en het derde thema in As. Een laatste reminiscentie aan het beginthema sluit het stuk perdendosi af.
Deze partituur werd gepubliceerd in samenwerking met het Studiecentrum voor Vlaamse Muziek (www.svm.be) en Labo XIX&XX, een onderzoeksgroep van de bibliotheek van het Koninklijk Conservatorium Antwerpen. Deze uitgave kadert binnen het onderzoeksproject ‘”Vlaamse vleugels”: ongehoorde pianomuziek op eigentijdse instrumenten’. Liselotte Sels editeerde deze partituur op basis van de autograaf en de schetsen van Palmyre Buyst, die worden bewaard in de bibliotheek van het Koninklijk Conservatorium van Gent (plaatsnummer: II 16261).
Sels, L.: [Nederlandse inleiding bij Höflich-cataloognummer 2545, 2017].