Ga verder naar de inhoud

Höflich-uitgave: Orgeltranscripties uit Franciscus op. 36 (1888) van Edgar Tinel

Jan Dewilde

Het oratorium Franciscus op. 36 van Edgar Tinel was een van de populairste werken uit de Vlaamse muziekgeschiedenis: na de wereldpremière op 22 augustus 1888 in Mechelen begon dit werk met de steun van uitgeverij Breitkopf & Härtel aan een indrukwekkende internationale tournee. Tot aan het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog werd Tinels muzikale hagiografie van Franciscus van Assisi honderden keren uitgevoerd.

De grote populariteit van het werk vertaalde zich ook in een aantal bewerkingen van fragmenten uit het oratorium. Deze uitgave bundelt twee transcripties voor orgel die beide werden gepubliceerd in Breitkopf & Härtels Orgel-Bibliothek. Misschien werden deze bewerkingen gemaakt naar aanleiding van de tiende verjaardag van de wereldcreatie.

Joseph Jongen studeerde aan het Conservatoire Royal van Luik compositie bij directeur Jean-Théodore Radoux en orgel bij Charles-Marie Danneels. Naast een excellent componist was Jongen ook een uitstekend pianist en organist. In zijn geboortestad Luik was hij eerst organist van het Grand Séminaire en vanaf 1894 van de kerk Saint-Jacques. Vanaf 1898 deelde hij die functie met zijn broer Léon, zodat hij met het stipendium van de Prix de Rome (1897) doorheen Europa kon reizen. Ook tijdens de Eerste Wereldoorlog, toen hij als vluchteling in Londen en Bournemouth woonde, gaf hij veel orgelrecitals. Jongen componeerde tal van orgelwerken, met als hoogtepunten de Symphonie concertante (1927) en de Sonata eroïca (1930). Daarnaast maakte hij verschillende orgeltranscripties van werk van componisten als Bach, Mendelssohn, Grieg en dus ook Tinel.

Jean-Baptiste De Pauw (1852-1924) groeide op en studeerde in Brussel, maar zou het grootste deel van zijn leven in Nederland wonen en werken. Nadat hij zijn eerste muzieklessen kreeg van zijn vader, studeerde hij aan het Conservatoire Royal van Brussel, waar hij compositie studeerde bij François-Joseph Fétis en François-Auguste Gevaert en orgel bij Alphonse Mailly. Nog voor hij in 1873 als organist afstudeerde, werd hij de titularis van het Schyven-Merklin-orgel van de Sint-Bonifatiuskerk in Elsene. In 1879 verhuisde De Pauw naar Nederland, waar hij tot 1895 titularis-organist werd van het Cavaillé-Coll-orgel in het Paleis voor Volksvlijt in Amsterdam. Daarnaast was hij in Amsterdam ook leraar piano en orgel aan de Toonkunstmuziekschool en het Conservatorium. Onder zijn leerlingen telde hij onder anderen Hendrik en Willem Andriessen, Evert Cornelis, Marius Monnikendam, Hennie Schouten en Eduard van Beinum. Als concertorganist en als pedagoog was hij een fervent verdediger van de Franco-Belgische orgelcultuur. De Pauw liet een hele reeks orgeltranscripties na, waaronder de Treurmars uit het derde deel van Tinels Franciscus (te beginnen op p. 375 van de orkestpartituur).

Deze twee transcripties worden bewaard in een convoluut die verder alleen werk van organist-componist Joseph Callaerts bevat (1830-1901). Deze bundel stak vermoedelijk in diens bibliotheek; later verwierf componist-organist Flor Peeters (1903-1986) deze verzameling. De uitgave van Jongens transcriptie bevat een handgeschreven opdracht van Edgar Tinel aan componist-organist Oscar Depuydt (1858-1925), gedateerd op 5 augustus 1898.

Herdruk van exemplaren uit de bibliotheek van het Koninklijk Conservatorium Antwerpen (KVC 131.895).

Dewilde, J.: [Nederlandse inleiding bij Höflich-cataloognummer 2569, 2019].