Ga verder naar de inhoud

Na zijn studietijd bij Peter Benoit in Antwerpen en een studieverblijf in Leipzig, waar hij met Edvard Grieg bevriend raakte, reisde Frank Van der Stucken in de jaren 1879-1880 door Oostenrijk, Zwitserland, Italië en Frankrijk. Tijdens die studiereis ontmoette hij onder andere Giuseppe Verdi, Jules Massenet en Emmanuel Chabrier. Chabrier leerde hij waarschijnlijk via Paul Lacome kennen, de componist met wie Van der Stucken eind 1880 samenwoonde in het Hôtel Navarin in Parijs. Lacome was toen al een bekend componist: met Jeanne, Jeannette et Jeanneton had hij in 1876 zijn meest succesvolle operette geschreven (op een libretto dat Jacques Offenbach had geweigerd). In zijn memoires herinnerde Lacome zich Van der Stucken als volgt: "Ses traits, d’une pureté de ligne remarquable, son masque rasé, énergique, encadré d’une vaste chevelure bouclée, étaient faits pour la sculpture. Il savait tout, il avait lu dans les littératures française, allemande, anglaise. Il avait voyagé, habité l’Allemagne. (…) Esprit charmant d’ailleurs et excellent camarade." Lacome was een dichte vriend van Chabrier, met wie hij een muzikale belangstelling voor Spanje deelde, en zo moet Van der Stucken zelf ook bevriend zijn geraakt met Chabrier.

Van die vriendschap getuigt Pagina d’amore, een kort orkestwerk dat Van der Stucken "seinem Freunde Emmanuel Chabrier" toewijdde. Vermoedelijk componeerde hij deze 'Episode für Orchester' rond 1884. In de jaren voordien had Van der Stucken het Stadttheater van Breslau geleid (1881-1883) en een tijd bij Franz Liszt in Weimar doorgebracht, om dan in 1884 in opvolging van Leopold Damrosch benoemd te worden tot muziekdirecteur van de Arion Society in New York. De Arion Society was een muziekvereniging die over een groot mannenkoor en een eigen symfonisch orkest beschikte. Dat deze vereniging bij Van der Stucken terecht kwam is waarschijnlijk te danken aan Max Bruch: op het Männerchor Festival in 1883 in New York dirigeerde hij de Arion Society en hij zou Van der Stucken, die hij kende van in Breslau, toen hebben aangeraden.

Van der Stucken arriveerde in februari 1884 in zijn geboorteland en al op 4 april dirigeerde hij zijn eerste concert met het koor en orkest van de Arion Society. Kort daarna moet Van der Stucken contact hebben opgenomen met Chabrier met de vraag om de Amerikaanse première van España te mogen dirigeren. Op 4 juni 1884 schreef Chabrier aan de uitgever Wilhelm Enoch, verwijzend naar de moeilijkheden die hij ondervond om zijn opera Gwendoline in Parijs uitgevoerd te krijgen: "Heureusement, il y a encore dans le Nouveau-Monde des gens qui ne se foutent pas tout à fait de moi, des gens qui veulent faire jouer España (…) – Oui, Van der Stucken et sa dame [de zangeres Maria Vollmer], établis à New York, y font de la musique; lui dirige une société musicale, “l’Arion” et me demande España pour la saison prochaine. S’il vous reste encore q[uel]q[ues] pesetas de délicatesse, je présume que vous voudrez bien expédier à cet homme influent la partition de cette œuvre immortelle." Hij vroeg om de partituur van España aan Van der Stucken op te sturen via de Arion Society (Saint Mark’s place 19-21 in New York), samen met de 3 Valses romantiques. Misschien waren deze pianowalsen uit 1883 wel de aanleiding voor Van der Stucken om met Pagina d’amore een naar Chabrier refererende orkestwals te schrijven.

Alleszins dirigeerde hij op 5 december 1884 de Amerikaanse première van Chabriers España, tijdens het tweede Novelty Concert dat hij in de Steinway Hall in New York organiseerde. Van de zeven geprogrammeerde werken waren er zes Amerikaanse premières, waaronder nog de eerste symfonie van Giovanni Sgambati, een fragment uit Peter Benoits lyrisch drama Charlotte Corday en een scène uit het oratorium Die sieben Todsünden van Adalbert von Goldschmidt. The New York Times van 7 december 1884 loofde Van der Stucken als programmator én dirigent: "The playing of the band was distinguished by vigor and precision, and Mr. Van der Stucken’s labours as a conductor, as well as his arrangement of the programme, did him infinite credit."

Niettegenstaande ze elk aan de andere kant van de oceaan leefden en werkten, onderhielden Van der Stucken en Chabrier hun vriendschappelijke contacten. Ze ontmoetten elkaar opnieuw toen Van der Stucken op 12 juli 1889 ter gelegenheid van de wereldtentoonstelling in Parijs een concert met Amerikaanse muziek dirigeerde. Lacome hielp Van der Stucken toen om met musici van het Conservatoire en van de Opéra-Comique een orkest samen te stellen.

Ook het tweede werk uit deze bundel, Idylle op. 20, heeft Van der Stucken opgedragen aan een van zijn muziekvrienden, de Deense fluitist, dirigent en componist Joachim Andersen. Andersen was een van de beste fluitisten van zijn tijd en was vele jaren lid van de Berliner Philharmoniker. Nadat hij in 1894 naar Kopenhagen terugkeerde, stichtte hij er het Palace Orkest waarmee hij op zondagmiddag volksconcerten gaf. Met dit orkest dirigeerde hij onder andere de Deense première van Edward Elgars Enigma Variations. Het is niet duidelijk waar en wanneer Van der Stucken en Andersen elkaar hebben leren kennen. In de partituur van Idylle liet Van der Stucken een gedicht afdrukken dat meer dan waarschijnlijk van de hand van Andersen is. Alleszins spreekt er heimwee uit naar Noordelijke landschappen: "O wär’ich dort auf Nordlands Höh’n". Het gedicht werd geschreven in Bad Salzdetfurth (een plaatsje in Nedersaksen) in juni 1893. Van der Stucken was rond die tijd alleszins in Europa, hij kan Andersen dus toen ontmoet hebben.

Beide orkestwerken, het walsende Pagina d’amore en het melancholische Idylle, waren geruime tijd erg populair. In Antwerpen bijvoorbeeld verschenen de twee partituren regelmatig op de Dierentuinconcerten van dirigent Edward Keurvels, net als Van der Stucken een leerling van Peter Benoit.

Herdruk van een kopie uit de bibliotheek van het Koninklijk Vlaams Conservatorium van Antwerpen. Voor het orkestmateriaal, gelieve u te wenden tot de bibliotheek van het Koninklijk Vlaams Conservatorium. Deze partituur werd gepubliceerd in samenwerking met het Studiecentrum voor Vlaamse Muziek (www.svm.be).

Dewilde, J.: [Nederlandse inleiding bij Höflich-cataloognummer 527, 2007].