Ga verder naar de inhoud

Bij de inval van het Duitse leger op 4 augustus 1914 bevond Emile Wambach zich in Knokke, waar hij samen met zijn gezin zijn vakantie doorbracht. Door de omstandigheden gedwongen reisde hij na enige tijd via Sluis naar Vlissingen. Wambach was toen sinds 1912 directeur van het Koninklijk Vlaams Conservatorium in Antwerpen en hoopte vanuit het neutrale Nederland naar Antwerpen te kunnen terugkeren. De Duitse beschietingen van de forten rond Antwerpen (vanaf 28 september 1914) en van Antwerpen zelf (vanaf 8 oktober 1914) brachten een grote vluchtelingenstroom richting Nederland op gang en beletten Wambach om terug te keren. Maar ook toen het Antwerps Conservatorium op 15 december het nieuwe schooljaar kon laten beginnen en het dagelijkse leven onder het Duitse bezettingsleger zich enigszins stabiliseerde, verkoos Wambach om in het neutrale Nederland te blijven. In een interview met een Nederlandse krant zei hij het heropenen van het Conservatorium misplaatst te vinden: ‘Dat is muziek maken in een sterfhuis.’ Vermoedelijk begin november 1915 maakte Wambach dan de oversteek naar Engeland, waar hij zich in Londen vestigde. Hij maakte er zich verdienstelijk door als violist, pianist, organist en componist mee te werken aan tal van patriottische evenementen en liefdadigheidsconcerten ten voordele van oorlogsslachtoffers, vaak in samenwerking met andere Belgische culturele en politieke prominenten in ballingschap. Voor die gelegenheden componeerde hij een hele reeks werken die samen als het ware een muzikale oorlogskroniek vormen.

Een groot deel van die liederen en koorwerken zijn gecomponeerd op teksten van F. Henri de Puymaly. Deze Franse wijnbouwer – hij verbouwde wijn op Château Lafosse in Caudéran-Mérignac, dicht bij Bordeaux – was als amateurdichter ook lid van de Académie des Sciences, Belles-Lettres et Arts de Vaucluse. De belangrijkste thematiek in de Puymaly’s oorlogsgedichten is het wrede onrecht dat het kleine België door Duitsland is aangedaan, gekoppeld aan de oproep om zich dapper te verweren. Ook de Nederlandse componist Alphonse Diepenbrock (1862-1921) zou in 1916 twee teksten van de Puymaly op muziek zetten, namelijk Belges debout! en Le vin de revanche. Deze werken kaderen in de brede internationale verontwaardiging om het lot van ‘brave little Belgium’, die eerder al leidde tot de publicatie van King Albert’s book, waarin schrijvers, kunstenaars en politici van over de hele wereld hun steun en bewondering voor het Belgische volk en zijn koning uitspraken.

In Prière belge pour 1916 / Vaderlands gebed voor 1916 richt de Puymaly zich tot God met de bede om bescherming voor de soldaten aan het front en hun thuis achtergebleven familie, en om troost voor de familie van de gesneuvelden. Het gedicht eindigt met de smeekbede om het land te bevrijden. De expliciete vermelding van het jaar 1916 doet vermoeden dat de Puymaly het gedicht eind 1915, als een wens voor het nieuwe jaar, heeft geschreven. Opmerkelijk genoeg noteerde Wambach 31 december 1917 als compositiedatum. Het lijkt er dus op dat hij de tekst pas later in handen heeft gekregen. Wie voor de vrije Nederlandse vertaling heeft gezorgd, is niet bekend.

Wambach verklankte deze verzen in een ingetogen gebed, waarbij zijn charmante laatnegentiende-eeuwse lyriek opmerkelijk, maar effectvol divergeert met het bezongen lijden van de soldaten en hun families. De eerste drie strofes zijn quasi identiek in hun sereniteit (op enkele door de tekst gedicteerde aanpassingen na), terwijl de slotstrofe iets meer bewogen is. Wambach droeg het werk op aan zijn vriend Jean-Jacques Winders (1849-1936), een gereputeerd Antwerps architect.

In mei 1918 reisde Wambach met zijn gezin vanuit Southampton naar Frankrijk, waar hij twee maand lang onderdak vond bij de Puymaly op diens kasteel. Met La Musique des Invalides, een orkest bestaande uit Belgische gewonde soldaten-musici, speelde hij toen in verschillende Zuid-Franse steden benefietconcerten. In oktober 1918 keerde hij naar Londen terug, waar hij op 15 november in Queen’s Hall meewerkte aan een concert georganiseerd door de Ligue des Patriotes de Belgique. Merkwaardig genoeg zou het nog tot februari 1919 duren eer Wambach naar België terugkeerde. Ook na de oorlog bleef hij aan vaderlandslievende evenementen meewerken, waarvoor hij nog verschillende gelegenheidswerken schreef, zoals de cantate Herinneringszang 1914-1918. Emile Wambach is dan ook een van de belangrijkste oorlogscomponisten van zijn generatie. Als geen ander heeft hij een grote artistieke bijdrage geleverd om, vanuit ballingschap, de oorlogsinspanningen van zijn land moreel te ondersteunen en om, na zijn terugkeer, de oorlog te memoreren.

Dewilde, J.: [Nederlandse inleiding bij Höflich-cataloognummer 2542, 2017].