Ga verder naar de inhoud

Antoine Bessems kreeg zijn vroegste muziekopleiding als koraaltje aan de Antwerpse Onze-Lieve-Vrouwekathedraal. In 1826 trok hij naar het Conservatoire de Paris, waar zijn broer Joseph (1809-1892) cello studeerde. Aan het Parijse Conservatoire kreeg Antoine vioolles van de vioolvirtuoos, -pedagoog en componist Pierre Baillot. Hij leerde er Hector Berlioz kennen, met wie hij bevriend raakte. Een merkwaardige getuigenis van de vriendschap is het in 1992 in de Antwerpse Carolus Borromeuskerk teruggevonden autografisch manuscript van Berlioz’ Messe solennelle. Meer dan waarschijnlijk heeft Bessems in Parijs meegewerkt aan uitvoeringen van Berlioz’ werk.

Een groot deel van zijn carrière zou zich in Parijs afspelen, waar hij aan de kost kwam als violist en altist (zowel in kamermuziekverband als in verschillende orkesten) en als vioolleraar. Tussendoor concerteerde Bessems in Italië, Duitsland, Engeland en in zijn geboortestad. In het midden van de jaren 1840 was hij zelfs even dirigent van de Antwerpse concertvereniging Société royale d’Harmonie d’Anvers en rond diezelfde tijd componeerde hij ook liturgische werken voor de Antwerpse Kathedraal, zoals zijn 2me Messe solennelle à quatre voix uit 1847 (gepubliceerd in Repertoire explorer. The Flemish music collection, nr. 578).

In het voorjaar van 1850 vestigde Bessems zich opnieuw in Parijs, waar hij zijn faam bevestigde als uitvoerder van het klassieke kamermuziekrepertoire. Bij sommige concerten werd hij aan de piano begeleid door Camille Saint-Saëns, die hij al als kind kende: Bessems kwam aan huis bij diens moeder, de schilderes Clémence Collin, die sinds 1835 weduwe was. De zevenjarige Saint-Saëns zou zelfs zijn op 8 januari 1842 voltooide Vioolsonate in Bes aan Bessems opdragen, een werk dat hij tijdens zijn eerste publieke optreden als wonderkind samen met Bessems uitvoerde.

In Parijs werd Bessems ook als componist gewaardeerd. Naast een hele reeks werken op populaire thema’s, soms in samenwerking met zijn Franse collega’s Louis-Emmanuel Jadin of Jules Dejazet gecomponeerd, schreef hij ook vioolduo’s, een strijktrio, concertante werken voor viool, liederen en orkestwerken. Veel van zijn werk werd in Parijs gepubliceerd.

Deze 5e Fantaisie (Souvenirs élégiaques) componeerde Bessems voor altviool en piano, vermoedelijk rond 1850. De cellovirtuoos en componist Adrien François Servais bewerkte de altvioolpartij voor cello. Bessems en Servais waren goede collega’s en concerteerden bij gelegenheid samen.

Beide versies, voor altviool en cello, werden vermoedelijk in 1851 door Schott gepubliceerd; een aankondiging van de publicatie is onder andere te vinden in de Neue Berliner Musikzeitung van 15 oktober 1851. Een zeldzaam exemplaar van de celloversie wordt bewaard in de Servaiscollectie in zijn geboortestad Halle.

Deze partituur werd op basis van de gedrukte versie gerealiseerd door Stijn Saveniers.

Dewilde, J.: [Nederlandse inleiding bij Höflich-cataloognummer 2589, 2020].