Ga verder naar de inhoud

Poco maestoso
Allegretto
Con moto
Andante con moto

Zeven van zijn vijftien symfonieën gaf Arthur Meulemans een programmatische titel mee. Tegen de kritiek op die extra-muzikale verklaringen verdedigde hij zich in1962 als volgt: "Wie of wat kan het nu verdrieten dat hij literaire of filosofische onderwerpen aansnijdt of er zijn inspiratie gaat in zoeken? Waarom is een symfonisch poëma uit den boze? Waarom is een symfonie of een kwartet groter van betekenis? Omdat het pure muziek is? Waarom is pure muziek meer hoogstaand dan andere? Omdat ze zo gestereotypeerd haar motieven herneemt in verwante toonaarden? Persoonlijk heb ik steeds getracht de coupe van de symfonie te breken om het geheel een andere vorm te verlenen. Het ging er steeds om in de bouw van de symfonie en kwartet iets anders, iets nieuws te brengen."

In zijn Rembrandt-symfonie hangt hij de delen op aan zelfportretten van Rembrandt van Rijn (1606-1669), een kunstenaar die hem van in zijn jeugd mateloos fascineerde. Rechtstreekse aanleidingen voor het componeren van deze symfonie waren de film Rembrandt van Hans Steinhoff uit 1942, met Ewald Balser in de hoofdrol, en een tentoonstelling van schilderijen van Rembrandt in 1947 in Brussel. Meulemans componeerde de symfonie tussen juni en augustus 1950. Op 3 augustus 1950, toen er reeds drie delen voltooid waren, schreef hij in een brief: "Het is een zwaar, groot werk: het probleem van het licht en van de liefde." Hij voltooide de orkestratie op 11 januari 1951.

Daarmee was hij zeker niet de eerste componist die Rembrandt als vertrekpunt voor een compositie nam. In de negentiende eeuw componeerden, onder anderen, Johannes Verhulst Rembrandt feestzang en Cornelius Dopper een Rembrandtsymfonie. Het Rembrandt-jaar 1906 werd opgeluisterd door Alphons Diepenbrocks Hymne aan Rembrandt en Willem Mengelbergs Radierungen von Rembrandt (een symfonisch variatiewerk, gebaseerd op negentien etsen). Na Meulemans’ Rembrandtsymfonie volgden ondermeer Tauno Marttinen met zijn celloconcerto Rembrandt (1962) en de Est Eugen Kapp met een aan de schilder gewijde opera (1974).

Arthur Meulemans structureerde zijn symfonie door elk deel te verbinden aan een of meerdere zelfportretten, die zo – chronologisch – verschillende stadia in het leven en werk van de schilder reflecteren. Het eerste deel is gebaseerd op het beroemde portret van de jonge, zelfbewuste kunstenaar met baret en pelsen cape uit 1634 (Gemäldegalerie, Berlijn). Het portret dat het Allegretto inspireerde is moeilijker te achterhalen. De partituur vermeldt een zelfportret uit 1643 dat in Weimar wordt bewaard, maar de standaardwerken vermelden dit portret niet (meer). Het Scherzo (Con moto) hing Meulemans op aan het grote zelfportret uit 1652 (Kunsthistorisches Museum, Wenen). Voor het slotdeel koos hij drie van de laatste portretten waarop Rembrandt zichzelf als ouderling portretteerde: het zelfportret uit 1661 als de apostel Paulus (Rijksmusem, Amsterdam), het een jaar later geschilderde zelfportret als de lachende Griekse antieke schilder Zeuxis (Wallraf-Richartz-Museum, Keulen) en het allerlaatste zelfportret uit zijn sterfjaar 1669 (Mauritshuis, Den Haag).

De Rembrandt-symfonie kent een cyclische opbouw: de hoofdmotieven uit de eerste drie delen worden in de finale hernomen en bewerkt en leiden naar een hymnische apotheose waarin een groot orgel het orkest vervoegt. Maar uiteindelijk eindigt de symfonie in een vertraagde beweging op een pianissimo. In het manuscript schreef Meulemans na de laatste maatstreep: "Het niet eindigend slotakkoord, want: “En nu begint de eeuwige roem van Rembrandt Harmenszoon van Rijn, voor alle tijden...” "

De symfonie (duurtijd ca. 30’) werd op 23 november 1956 gecreëerd door het Symfonie-orkest van het N.I.R. o.l.v. Franz André, op een Belgisch-Luxemburgs Galaconcert. De Philharmonie van Antwerpen zette het werk onder de leiding van Frédéric Devreese op plaat (LP Alpha 5072-5). De autograaf wordt bewaard in de bibliotheek van het Koninklijk Vlaams Conservatorium in Antwerpen.

Herdruk van een exemplaar uit de bibliotheek van het Koninklijk Vlaams Conservatorium van Antwerpen die ook het manuscript en het orkestmateriaal bewaart (Desguinlei 25, 2018 Antwerpen). Deze partituur werd gepubliceerd in samenwerking met het Studiecentrum voor Vlaamse Muziek (www.svm.be).

Dewilde, J.: [Nederlandse inleiding bij Höflich-cataloognummer 547, 2009].