Ga verder naar de inhoud

Arthur Meulemans is een van de belangrijkste symfonici uit de Vlaamse muziekgeschiedenis van de 20ste eeuw. Hij componeerde onder andere vijftien symfonieën, een hele reeks concerto’s en concertante werken voor elk denkbaar solo-instrument en een rist symfonische gedichten. Zijn grote symfonische productie werd aangezwengeld door zijn functie als dirigent van het Belgische Omroeporkest in Brussel, een functie die hij vanaf 1931 bekleedde.

Meulemans begon zijn Tweede Symfonie op 19 augustus 1933 en trok de laatste maatstreep op 21 februari 1934 om 00.40 u. Het werd een klassieke vierdelige symfonie; dit in tegenstelling tot de derde symfonie die vergezeld gaat van een programmatische verklaring. Het eerste deel begint met een trage, maar energieke inleiding die origineel opent met vier nadrukkelijke akkoorden door het volledige orkest. Die akkoorden zijn vitaal voor de hele eerste beweging en vormen als het ware lichtbakens op structureel belangrijke plaatsen. Na die akkoorden laten de vier hoorns een inleidend motief horen.

Met het Allegro begint ook de sonatevorm die zich hier aan het klassieke schema houdt. De soloklarinet voert gedecideerd het eerste thema aan, terwijl het delicate tweede thema door de altviool en de hoorn wordt gebracht. De inleidende akkoorden kondigen de korte doorwerking aan, waarbij de twee thema’s tegen het licht worden gehouden. In de reëxpositie haalt het eerste thema het glansrijk van het tweede.

Het ingehouden Adagio - door de componist in zijn manuscript voorzien van de aanduiding "zeer langzaam en met ingetogen warmte" - heeft een overwegend elegisch karakter en wordt vooral gekleurd door de houtblazers, terwijl de strijkers, harp en celesta een subtiele ondersteuning geven. Dat deel contrasteert sterk met het jeugdige en dansante Scherzo, dat in het handschrift als aanwijzing meekreeg: "spiritueel, zonder agitatie". Na een rustig trio wordt het eerste deel hernomen. De openingssignalen van het eerste deel klinken ook aan het begin van het slotdeel, terwijl de hoorns al een zweem van het rondomotief laten horen. Het Allegro brillante bouwt in een marstempo naar een feestelijk slot toe om dan onverwacht, vier maten voor het einde, in een Largo uit te monden, waarin een forte uitsterft in een dubbele piano.

De eerste uitvoering werd op 13 februari 1935 gedirigeerd door de Vlaamse componist-dirigent Flor Alpaerts (1876-1954) in de concertreeks van de Koninklijke Maatschappij voor Dierkunde in Antwerpen. Het werk was de daarop volgende jaren enkele keren in binnen- en buitenland te horen. Zo werd de symfonie op 20 januari 1938 uitgevoerd in het Duitse Halle door het Städtische Orchester onder leiding van Richard Kraus (1902-1978). Het concert was helemaal gewijd aan Belgische muziek. Meulemans was zelf aangekondigd als dirigent van zijn symfonie, maar bleef uiteindelijk weg. De officiële verklaring luidde dat hij plots ziek was geworden.

In het handschrift, dat bewaard wordt in de bibliotheek van het Koninklijk Vlaams Conservatorium in Antwerpen, gaf Meulemans als richtsnoer voor de uitvoering van de verschillende delen: 5’, 6’15”, 2’30” en 4’.

Deze tweede symfonie werd op cd opgenomen door het Moscow Symphony Orchestra onder leiding van de Vlaamse componist-dirigent Frédéric Devreese (Anthology of Flemish Music, Marco Polo 8.223776 en op Naxos 8.554121).

Dewilde, J.: [Nederlandse inleiding bij Höflich-cataloognummer 538, 2008].