Ga verder naar de inhoud

Peter Benoit componeerde deze ‘mélodies sans paroles’ in september 1858 in Berlijn. Als laureaat van de Prix de Rome in 1857 was hij in het voorjaar van 1858 begonnen aan een studiereis die hem eerst door Duitsland zou voeren en die hem in 1859 naar Parijs bracht. Tijdens zijn Duitslandreis bezocht Benoit onder meer Keulen, Bonn, Leipzig, Dresden, München - hij leerde er Franz Liszt kennen -, Berlijn en Praag, waar hij zijn leermeester François-Joseph Fétis ontmoette. Die ‘Bildungsreise’ liet Benoit, een jongen uit de provincie en van eenvoudige komaf, toe naar concerten en de opera te gaan, tentoonstellingen en bibliotheken te bezoeken en internationale collega’s te ontmoeten. Niettegenstaande een kwakkelende gezondheid, componeerde hij gedurende zijn Duitslandreis verschillende werken, zoals onder meer een kerstcantate, een strijkkwartet, een dubbelkorig Ave Maria en pianowerken. Hij lukte er ook in werken uitgevoerd te krijgen, zoals de ouverture tot zijn zangspel Het dorp in ’t gebergte (Dresden), het Ave Maria, op. 1 (Berlijn) en zijn strijkkwartet (München). Bovendien kon hij Duitse uitgevers voor zijn werk interesseren: het Ave Maria, op. 1 werd gepubliceerd door Bote & Bock in Berlijn en de Trois mélodies sans paroles, op. 2 en de Deux scherzandos, op. 3 werden door Hofmeister in Leipzig uitgegeven.

Benoit droeg dit opus 2 op aan ‘Madame Bergson-Stern à Berlin’. In de brief van 30 november 1858 die hij vanuit Leipzig naar het thuisfront stuurt en waarin hij uitgebreid verslag brengt van zijn verblijf in Berlijn, schrijft hij over deze pianospelende doktersvrouw: "J’ai particulièrement fait la connaissance à Berlin (hors des personnes artistiques) du docteur Bergson, un homme extrêmement savant et dont la dame touche admirablement le clavier; on jouera toutes mes compositions cet hiver dans cette maison et d’une manière toute particulière." Volgens de Musikalisch-Literarischen Monatsberichte die Hofmeister publiceerde, werd Benoits opus 2 ergens rond juni 1859 uitgegeven. Dat wordt bevestigd door Benoit die op 23 juni 1859 vanuit Parijs aan zijn ouders schreef dat "les deux premiers cahiers de mes oeuvres de piano viennent de paraître à Leipzig".

Met deze vroege pianobundel schakelt Benoit zich in de romantische pianotraditie van het korte, lyrische karakterstuk in. Typisch voor het ‘Lied ohne Worte’ zijn de enkele maten voor- en/of naspel in de begeleiding, zoals in de eerste twee nummers, corresponderend met de pre- en postlude uit een lied. Een andere verwijzing naar het lied is de titel van het tweede stuk: Barcarolle, het Venetiaanse gondellied in ternaire maat. Sinds Felix Mendelssohn-Bartholdy drie van zijn Lieder ohne Worte de titel Venezianisches Gondellied meegaf, was het ‘bon ton’ om in een dergelijke reeks karakterstukken een barcarolle op te nemen. Een jaar vóór Benoit zich in Berlijn aan het genre wijdde, had, om maar één naam te noemen, Charles-Valentin Alkan (1813-1888) de twee bundels van zijn Recueil de chants, op. 38 elk met een barcarolle afgesloten. Niettegenstaande Benoit zelf pianist was, is zijn piano-oeuvre eerder beperkt en schreef hij de meeste pianowerken aan het begin van zijn carrière.

Dewilde, J.: [Nederlandse inleiding bij Höflich-cataloognummer 584, 2013].