Joseph Ryelandt: Symfonie nr. 5 in La groot, opus 108 (1933 - 34)
- Allegro non troppo
- Molto vivace
- Lento
- Allegro vivace
Joseph Ryelandt (Brugge 7 april 1870 – 29 juni 1965) werd geboren in een gegoede familie. Hij begon rechtsstudies aan de Universiteit te Leuven maar liet deze steken om van 1891 tot 1895 enige privé-leerling te worden van de bekende toondichter Edgar Tinel (1854 – 1912). De strenge scholing die hij hier genoot, heeft op hem een diepe stempel nagelaten. Dankzij persoonlijk fortuin kon hij zich vanaf 1895 als vrij scheppend componist in zijn geboortestad vestigen. Eerst in 1924 nam hij een officiële functie op, toen hij, als opvolger van de liederencomponist Karel Mestdagh, directeur werd van het Stedelijk Muziekconservatorium van Brugge, een taak die hij tot in 1945 vervulde. Daarnaast was hij van 1929 tot 1939 tevens leraar contrapunt aan het Koninklijk Muziekconservatorium te Gent. In 1938 werd hij om zijn artistieke verdienste tot baron geadeld. Hij was ook lid van de Koninklijke Academie van België.
Het oeuvre van Ryelandt is namelijk uitgebreid vermits het niet minder dan 133 opusnummers telt die met grote regelmaat tussen 1892 en 1944 tot stand kwamen. Kwantitatief wordt een groot gedeelte ingenomen door de klaviermuziek (waaronder 11 sonates) en de kamermuziek (waaronder 2 pianokwintetten, 4 strijkkwartetten, 7 vioolsonates, 3 cellosonates enz.). Zijn bekendheid dankt hij echter in hoofdzaak aan zijn vocale werken: liederen en koorwerken. Onder de ongeveer 70 liederen kregen voornamelijk een aantal fijnzinnige liederen op teksten van Guido Gezelle terecht een grote weerklank. Bij de koorwerken verdienen in de eerste plaats de vier geestelijke oratoria een vermelding: “Purgatorium”, op. 29 (1904); “De Komst des Heren” op. Uit de titels van deze werken, die ook in het buitenland een zekere weerklank vonden, blijkt hoezeer hij door religieuze onderwerpen werd geïnspireerd, een element dat nog vele andere werken van Ryelandt kenschetst, zoals cantates, motetten, vier a-capella-missen, zijn “Te Deum,” op. 89, voor soli, koor en orkest en zelfs zijn lyrisch drama “Cecilia” op. 35 (1902) dat in 1907 gecreëerd werd in de Koninklijke Vlaamse Opera te Antwerpen en later nog werd hernomen.
Bij dit alles is het orkestwerk van Ryelandt zeer op de achtergrond gebleven. Het bestaat voornamelijk uit vijf symfonieën, de Orkestouverture “Patria” op. 69 (1917), de Suite op. 102 (1930), naast een aantal kortere stukken. Deze relatieve onbekendheid – de Vierde Symfonie, op. 55 (1913) met slotkoor is zelfs nooit tot de uitvoering gekomen, is voorzeker te wijten aan het tekort aan uitvoeringsmogelijkheden die in een kleinere stad zoals Brugge voor de tweede wereldoorlog bestond. Bijna al deze werken bleven ook onuitgegeven.
De Vijfde Symfonie in La groot, op. 108, werd op 14 februari 1934 te Brugge voltooid. Zij werd voor het eerst voor de radio uitgevoerd op 6 februari 1936 onder leiding van de componist, in het toenmalige N.I.R. te Brussel. Slechts op 19 november 1958 mocht Ryelandt er de eerste openbare uitvoering van beleven in het Conservatorium te Brugge onder leiding van Maurits De Roo. De bezetting vereist de houtblazers per twee, 3 hoorns, 2 trompetten, 2 bazuinen, bastuba, pauken en de strijkers. Zowel naar stijl als opbouw is zij kenmerkend voor Ryelandt. De stijl sluit immers aan bij het getemperd Romantisme van Tinel en Franck, de meesters voor wie hij een diep verering koesterde, aangevuld met persoonlijke toetsen die vooral tot uitdrukking komen in de vloeiende en toch subtiele melodiek. Opmerkelijk is ook de beknoptheid die elke grootsprakerigheid weet te vermijden. De opbouw van deze symfonie is uiterst klassiek: het bithematisch Allegro non troppo wordt gevolgd door een tweede beweging in la klein, Molto Vivace, die het karakter heeft van een scherzo met trio en reprise. In het Lento dat van mi klein tot mi groot evolueert wordt het hoofthema, ingezet door de fagot, voornamelijk gedragen door de strijkers. Het kernachtige Allegro vivace, opnieuw in de hoofdtoonaard, bekroont het werk op bijzonder uitbundige wijze.
Luc Leytens (typoscript, s.a.) - SVM