Ga verder naar de inhoud

Lodewijk De Vocht bekommerde zich jarenlang om de muziek in de liturgie. De grenzeloze virtuoos van de profane koormuziek bewandelde met een gelijkaardige intensiteit de weg van de dienstbaarheid in eenvoudige composities voor liturgisch gebruik. Dat het daarbij om een diepere bekommernis ging, bewees hij door later - in tegenstelling tot een aantal tijdgenoten - het Latijn voor de volkstaal in te ruilen nog voor dat na het Tweede Vaticaans Concilie werd aanbevolen. Met de huidige cd keren we echter terug naar vroegere bronnen, naar de jonge De Vocht, soms reeds van voor de Eerste Wereldoorlog.

De XIV Cantica zijn niet exact te dateren omdat het een composiete bundel betreft waarvan de afzonderlijke nummers wellicht ontstaan zijn over een aantal jaren verspreid. Het copyright dat in 1947 bij wed. J.R. van Rossum in Utrecht berustte, alsook de opdracht aan kapelmeester Striels van de Antwerpse kathedraal, zijn in dat opzicht misleidend. Ook van de Duo cantus Mariani wordt geen precies jaartal vermeld. Het copyright van zijn Nederlandse uitgever stamt pas uit 1961, maar toen werden de motetten in België al heel lang gezongen. Van de Missa in honorem Angelorum weten we echter dat ze in 1912 werd gecomponeerd. De Vocht was toen vijfentwintig jaar. Het was de periode waarin hij ook briljant emotioneel geladen orkestwerk schreef zoals het symfonisch gedicht In ballingschap. Hoe componisten erin slagen twee uiteenlopende karakteristieken te verzoenen blijft hun geheim: de symfonische bewogenheid komt uit hetzelfde brein als de onwereldse vlucht van het Sanctus uit deze mis.

Om de draagwijdte van de Latijnse liturgische composities van De Vocht in te schatten, moeten we ze in het kader plaatsen van de toenmalige kerkmuziekpraktijk. Die stond in West-Europa sterk onder de invloed van het Cecilianisme, een oorspronkelijk Zuid-Duitse beweging waarvan de idealen door het Motu proprio van 1903 pauselijk werden bevestigd. Die idealen waren eenvoud, respect voor het woord met inperking van theatrale effecten en solistische elementen en voorrang aan een strenge Palestriniaanse koorstijl. Daarmee moesten de componisten het stellen. Vandaar dat er veel brave maar waardeloze producten ontstonden. Wie echter in staat was binnen dat kader interessante muziek te componeren, moest over een meer dan gewoon artistiek talent beschikken. In Vlaanderen was dat talent aanwezig. Er waren twee centra waar de schraalheid overstegen werd op een eigen specifieke manier: Mechelen en Antwerpen. Beide richtingen baseerden zich op het gregoriaans. Het Mechelse Lemmensinstituut met Jules Van Nuffel deed dat door het gebruik van oude kerktoonaarden. De Antwerpse traditie bewaarde het traditionele majeur-mineur kader en zocht het meer in de sfeer van de soepele vocale lijn met een rijke afwisseling van syllabische en melismatische momenten. De Vocht, de belangrijkste vertegenwoordiger van deze richting, formuleerde in 1915 zijn visie in een uitvoerige inleiding bij de mis:

"De syllabische zangen... hebben voor doel de betoning van zin-indeling van de tekst te doen uitkomen... De melismatische zangen willen door hun vorm het overweldigende van sommige lyrisch stemmende teksten uitbeelden... Evenals voor het gregoriaans is het een hoofdvereiste de stemmen rustig te houden en geen hartstocht of gemaakt gevoel toe te laten."

Doorgaans zijn de gelijkstemmige composities van de Mechelse school tweestemmig met orgel, de Antwerpse driestemmig, eveneens met orgel. De orgelpartij stond bij beide strekkingen op twee notenbalken genoteerd, zonder verplicht pedaal. In feite is het verschil tussen beide nogal beperkt omdat ze van gelijkaardige premissen vertrekken: artistiek verantwoorde, toegankelijke muziek voor de liturgie te leveren die intrinsiek religieus is. Indien ik mij een subtiel onderscheid mag veroorloven, beroep ik mij op de specifieke eigenschap die beide richtingen zelf claimen. Het Lemmensinstituut gaf zijn muziek uit onder de titel Musica sacra: gewijde muziek (musique sacrée). In Kroniek van een leven voor de schoonheid, het standaardwerk over Lodewijk De Vocht, heet het hoofdstuk over de religieuze werken Geestelijke muziek (musique spirituelle). Hoe subtiel het onderscheid ook is, het geeft alleszins een hint over de wijze waarop deze muziek beluisterd moet worden.

Nees, V.: Lodewijk De Vocht en de liturgische muziek [uit het cd-boekje bij Phaedra-cd 76 Lodewijk De Vocht - Memorare, herfst 2012].