Accolay, Jean-Baptiste

Annelies Focquaert

Jean-Baptiste Accolay (Accolaÿ) studeerde viool in het Brusselse Conservatorium bij Meerts en Wéry, en werd solist-bugelspeler van het 2de Kurassiersregiment te Brugge. Na een functie als eerste violist bij het orkest van de Schouwburg in Namen en als leraar in Tienen, vestigde hij zich definitief in Brugge. In 1860 werd hij aangesteld als leraar notenleer aan het (latere) Stedelijke Muziekconservatorium. Hij werd daarna adjunct-leraar viool (1861-1864), leraar viool-altviool (1864), leraar strijkkwartet (1865) en in 1874 gaf hij ook nog les in de voorbereidende afdeling van harmonie, functies die hij tot aan zijn overlijden behield. Hendrik Van den Abeele was zijn leerling. Meer dan 20 jaar was Accolay als eerste violist verbonden aan de orkesten van de Stadsschouwburg en van 'la Réunion musicale'. Een werk van hem, het drama Les Templiers, werd door deze orkestvereniging in Brugge uitgevoerd.

Samen met de pianist de Brauwere en de cellist Rappé stichtte hij in 1865 de 'Séances de musique classique' die tot in 1872 een grote invloed hadden op het muziekleven in Brugge. Daarnaast werd Accolay in 1896 medestichter en concertmeester van de Maatschappij der Concerten van het Conservatorium, en was hij gedurende verschillende jaren dirigent van de fanfare van de Brugse Jagers-Verkenners.

De meeste van zijn composities werden geschreven voor viool met piano- of orkestbegeleiding: concerti, concertino's, karakterstukken als Barcarolle, Berceuse, Canzonetta, Elégie, Nocturne, Rêverie champêtre etc. Zijn meest bekende werk, dat tot vandaag op het programma staat voor jonge violisten, is het ééndelige Eerste concerto voor viool in a uit 1868.