Lerinckx, Jos
Biografie
Michel Lejeune
Een man met temperament en aanleg
Jozef Philip Michel Antoine Lerinckx werd op 13 juni 1920 te Halle geboren. Zijn vader Arthur, beenhouwer van beroep, was een goede zanger die deel uitmaakte van het Sint-Gregoriuskoor (dat werd geleid door zijn broer Alfred) en van het koor Roland de Lattre. De liefde tot de kunst zat in deze familie diep ingeworteld. Het gemis aan instrumentale beoefening van de muziek door Arthur was voor Jos een stimulans om in de saaie leergangen notenleer te volharden, die hij vanaf zijn achtste jaar volgde.
Van 1934 tot 1938 studeerde Lerinckx aan het Kleinseminarie van Mechelen. Hier vervolgde hij zijn Grieks-Latijnse humaniorastudies. Tijdens die periode kreeg Lerinckx privé-les piano van Biencourt, een Waal uit Manage die dirigent was van een Mechels salonorkest en ook in de bioscoop de films muzikaal begeleidde. Hij heeft Lerinckx de toen geldende moderne amusementsmuziek leren ontdekken en waarderen. Een paar jaar later kreeg de talentrijke jongeling ook privé-onderricht harmonie van Henri Durieux. Vanaf de tweede Latijnse gaf de latere kanunnik Edgard De Laet gratis orgelles omdat hij Jos had uitgekozen als assistent organist. Bij feestelijke gebeurtenissen deed men beroep op Jos Lerinckx om piano te spelen. Ondertussen had Jos zijn roeping gevonden en wou zelf ook priester worden; doch in hem sluimerde tevens de wens zich verder in de muziek te bekwamen.
Aan het Sint-Jozefseminarie te Mechelen vatte hij in 1938 zijn eerste jaar filosofie aan. Het was daar dat Lerinckx, pas negentien, Vier witte eendjes [1] toonzette. Hij had dit plezierige wijsje gecomponeerd voor de gemobiliseerde soldaten, die in het seminarie waren gekazerneerd begin 1940. De seminaristen organiseerden cabaret-avonden als entertainment voor de soldaten. Jos was leider van de groep "De negen troubadours": hij speelde piano, acht andere seminaristen vormden het vierstemmige koor. Daar alle genres hem boeiden, was een gregoriaans werk op jazzritme voor hem een kleinigheid. Dergelijke improvisaties werden door de leraars niet altijd in dank aanvaard.
Op 10 mei 1940 vielen de Duitsers België binnen; de seminaristen werden naar huis gestuurd. Lerinckx zette vanaf 1941 zijn studies aan het Mechelse Grootseminarie verder met drie jaar theologie. Hij was er ook organist van zijn jaar. Lerinckx' priesterwijding op zondag 4 juni 1944 verliep vrij overhaast. Dit was te wijten aan de oorlogsomstandigheden: omwille van de nakende invasie werden de seminaristen vroegtijdig gewijd in het Sint-Jozefseminarie in plaats van de Mechelse kathedraal. Na zijn filosofie- en theologie-studies in het seminarie, kreeg de jonge priester van het bisdom de opdracht aan het Lemmensinstituut te studeren.
Lerinckx' eerste contact met het Lemmensinstituut
Van oktober 1944 tot 1947 studeerde Lerinckx aan het Lemmensinstituut. In 1946 behaalde hij het Laureaatsdiploma en in 1947 het diploma Uitmuntendheid. Monseigneur Van Nuffel vroeg Jos om nog verder te studeren en er zijn derde diploma Lemmens-Tinel te willen behalen doch hij weigerde in alle bescheidenheid. Hij was namelijk de hoge muzikale kwaliteit van zijn leermeester De Laet, zelf een prijs Lemmens-Tinel, indachtig. Niettemin verzocht hij de toenmalige directeur zich bij Marinus de Jong te mogen vervolmaken in fuga, wat hem werd toegestaan.
Lerinckx was leerling van Mgr. Van Nuffel, Marinus de Jong, kanunnik De Laet en Flor Peeters. Dankzij de gunstige situatie van de heersende liturgische constellatie kreeg Lerinckx een muzikale vorming waarbij het gregoriaans, de klassieke polyfonie en modernere liturgische werken voor een speciale tint zouden zorgen in zijn œuvre. De modale invloed is niet weg te cijferen, en werd ingevuld met een modern aanvoelen. Daarom zou ik durven spreken van een regenboog van muzikale disciplines in Lerinckx' muziek. Wie zijn Sanctus Israel te elegit uit juni 1943 hoort, denkt onmiddellijk aan een verheven Latijns koorwerk van Mgr. Van Nuffel. Zoals Van Nuffel maakt Lerinckx in deze ontroerende compositie een hart van "zijn" kunst, om langs de kunst al biddend te zingen in de taal van zijn tijd. De kerkmuziek van Lerinckx bezit de eigenschappen van de liturgie, nl. de heiligheid en de vormschoonheid waaruit vanzelf haar andere hoedanigheid voortvloeit: de algemeenheid. Ook niet-gelovigen komen diep onder de indruk van al die muzikale schoonheid.
Lerinckx leraar Frans-geschiedenis en repetitor
Vanaf het schooljaar '47 benoemde het bisdom Lerinckx als leraar Frans en geschiedenis aan het Mechelse Sint-Romboutscollege. Lerinckx' visie van pedagogische omgang met de leerlingen was toen modern te noemen. De bezieling voor zijn beroep putte de priester-leraar minder uit zijn diploma dan uit zijn overtuiging. Op de vraag welke belangrijke invloed Lerinckx als collegeleraar op de levenskeuze en levensinhoud van zijn leerlingen heeft gehad, mocht ik een schrijven van Vic Nees, zoon van Staf Nees, ontvangen. Hij beschrijft op een ontroerende manier zijn collegeleraar.
Haast elk college dat zichzelf respecteerde had een koor. Sommige daarvan zijn erg beroemd geworden, zoals het kathedraalkoor van Mechelen waarvan het knapenkoor van het Sint-Rombouts-college deel uitmaakte. Dit koor is vooral verbonden met zijn stichter Mgr. Jules Van Nuffel. Vanaf 1947 kon Lerinckx in de schaduw van deze meesterlijke autodidact werken. Zijn taak bestond eruit als repetitor van de altpartij en als begeleider-organist het collegekoor mee klaar te stomen voor de "Big events" in de kathedraal.
Tweede periode Lemmens, nu als leraar en leerling aan de Mechelse beiaardschool
In vervanging van Jozef Joris die pas benoemd was als directeur van het Lemmensinstituut werd Lerinckx gepromoveerd tot docent liturgische muziek aan het Mechels Grootseminarie (1963) en aan het Sint-Jozefseminarie (1965-1970). In 1965 werd hij tevens leraar liturgische zang aan het Johannes XXIII-seminarie en docent gregoriaans en begeleiding kerk- en volksmuziek aan het Lemmensinstituut (1965-1985).
Dat hij als muzikant zich ook tot de beiaard aangetrokken voelde, is zeker niet te verwonderen. Gedurende zijn verblijf in het Grootseminarie van 1941 tot 1944 hoorde Jos elke dag de bronzen klanken uit de Sint-Romboutstoren. Het was op aanraden van Staf Nees dat hij in 1952, zonder het instrument te kennen, deelnam aan een compositiewedstrijd uitgeschreven door de Mechelse beiaardschool. Zo ontsproot zijn Variaties over het lied Het Waren Twee Conincskinderen (1952). Dit werk werd bekroond met de Eerste prijs "Staf Nees". In dit werk sluit Lerinckx zich geheel aan bij de geest van de beroemde ballade van de koningskinderen, wat resulteert in een diepe ontroering. Reeds een jaar later werd Passacaglia (1953) door de beiaardschool bekroond met de Tweede prijs "Stad Mechelen" in de categorie "eigen compositie". Door onenigheid tussen juryleden werd er geen eerste prijs toegekend.
In oktober 1971 liet Lerinckx zich inschrijven als leerling aan de Mechelse beiaardschool "Jef Denyn" waar hij o.a. les kreeg van Jef Rottiers. Lerinckx heeft zich steeds met veel eerbied en bewondering over het veelzijdige talent en het muzikale vakmanschap van autodidact Jef Rottiers uitgelaten: "Een man die prachtige muziek heeft geschreven, een man waar ik piëteit voor heb." Op 25 juli 1974 behaalde Lerinckx zijn einddiploma aan de Koninklijke Beiaardschool "Jef Denyn". Voor deze gelegenheid had Lerinckx reeds in oktober zijn beiaardstuk Impromptu in d getoonzet. Dit werk droeg hij op aan zijn vriend Gaston Van den Bergh. Enkele dagen na het examen en de beraadslaging van de jury vond de plechtige prijsuitreiking in het Mechelse stadhuis plaats. Ook op het Halse stadhuis werd een receptie ter ere van de pas gediplomeerde beiaardier gehouden. Burgemeester Albert Devogel was nl. een jeugdvriend van Lerinckx. In datzelfde jaar werd hij hulpbeiaardier van Halle na stadsbeiaardier Gaston Van den Bergh.
Afgestuurd als tweede priester en als 100ste gediplomeerde, behaalde Lerinckx met 91% een quotum dat geen enkele Belg ooit had behaald. Voor hem zou wel de Amerikaanse beiaardier Fred Marriott beter doen met 95%. Punten werden niet alleen gegeven op het spel doch ook op de composities. Als beiaardier kan men in het geval van Lerinckx wel van een zeer late roeping spreken wanneer men op 51-jarige leeftijd die studies nog aanpakt. "Als ik mijn eigen composities voor beiaard wou kunnen uitvoeren, moest ik dat diploma wel behalen" vertelde hij me. "Pas toen ik zelf mijn eigen werken diende te spelen, besefte ik dat het géén lachertje was wat ik had neergeschreven."
Jos Lerinckx heeft aan heel wat groten uit onze muziekwereld zoals reeds eerder vermeld gregoriaans onderwezen, een muziekvorm die volgens hem zorgt voor een verruiming in de interpretatie van muziekliteratuur. Vele Vlaamse musici "passeerden de revue" zoals hij zelf zegt: Jan Haderman, Jan Coeck, Jan Vanderroost, Karel Dewolf, Piet Swerts, Peter Pieters, Rik Ghesquière om er maar enkele te noemen. Om Lerinckx beter te omschrijven als docent aan het Lemmensinstituut zou ik graag enkele woorden willen citeren, uitgesproken door zijn leerling en later collega Jan Coeck, op 17 juni 1990 op het stadhuis van Halle bij de afscheidsviering van Jos Lerinckx als hulpbeiaardier van de Basiliek (1974-1989).
"De cursussen bij Jef waren niet alleen "lessen", het waren wekelijkse ontmoetingen in een ontspannen sfeer met een musicus, een priester, een soort nonkel pastoor en een kameraad die wist te luisteren naar onze grote en kleine verhalen. […] Als ikzelf er op dit ogenblik in slaag om aan te voelen hoe een kerklied goed kan begeleid worden, dan is dat ook dankzij het vakmanschap van Jef, maar vooral door zijn uitstraling. […] Een muzikant van groot formaat, die de kunst van het relativeren verstaat en die door zijn persoonlijkheid vele jonge musici de smaak heeft gegeven van "de" muziek in het algemeen, van gregoriaans over Bachs koralen naar Staf Nees en Olivier Messiaen, en ook de smaak van de muziek van zijn eigen hand. Traditioneel en nieuw, innig religieus, maar ook spetterend werelds en jazzy."
Het ontstaan van Lerinckx' Gaudeamus igitur
In 1983 werd onder impuls van de Amerikaanse beiaardier Margo Halsted de Leuvense Universiteitsbeiaard volledig gerestaureerd. Ter gelegenheid van de plechtige inhuldiging op 7 oktober 1983 wilde Halsted een speciale uitgave laten drukken. Onmiddellijk was Lerinckx bereid om op de vraag van de Amerikaanse beiaardier in te gaan en zijn medewerking te verlenen aan deze bundel. Zoekend naar een geschikt thema, dacht de toondichter aan zijn studententijd en dit deed hem bij Brahms belanden. In Johannes Brahms' Academische Festouverture (1879), komt ook het Gaudeamus voor. Brahms beschreef zijn compositie als "een vrolijke potpourri van studentenliederen à la Suppé." Dan ging voor Lerinckx alles vrij vlot. Uit een melodisch opgeschreven improvisatie beginnend in mineur (heimwee naar zijn vervlogen jeugdjaren) groeide het werk stilaan naar de alom gekende melodie. Alles wordt heel subtiel aangebracht en ontwikkeld aan de hand van herhaalde inzetten met de kop van het Gaudeamus-thema. De melodie leent zich uitstekend tot een kleine fugato, wordt ontwikkeld en leidt naar een pedaalnoot: deze voert dan in alle heftigheid naar het studentenlied Gaudeamus Igitur. Het Leuvens Beiaardboek dat in 1983 verscheen, omvat 15 werken, met als eerste de Fantasy on Gaudeamus Igitur.
Wat is de betekenis van Lerinckx als toondichter?
Lerinckx is een zeer gewaardeerd componist, die gehecht blijft aan traditionele waarden van harmonisatie en melodievorming. Het dient speciaal vermeld dat vooral zijn beiaardcomposities bekroond werden. Hij is ook de man die buiten zijn prachtige liturgische werken en arrangementen voor brass, zijn onverwoestbare levensblijheid uitzong in werken zoals Vier kleine eendjes [2] (1940) en Groeiende krachten (1952). Als beiaardier verrijkte hij de wereldliteratuur voor dit instrument met prachtige werken en bewerkingen.
NOTEN
[1]-[2]: Volgens een mededeling van Urbain Van Asch (2 december 2008) is de juiste titel Vier witte eendjes.
Lejeune, M.: Beiaardcomponisten - Jos Lerinckx (1920-2000), online via http://www.beiaard.org/comp_lerinckx.html.
Bibliografie
Anderen over deze componist
- D’Hooghe, K.: Orgelmuziek in Vlaanderen tussen 1940 en 1975, in: Orgelkunst, jrg. 31, nr. 2, 2008, p. 61-79.
- Lejeune, M.: Jos Lerinckx 80 jaar, in: VBV-Magazine, Temse, 2000, jg. 6, nr. 2, p. 2-8
- Robijns, J. en Zijlstra, M.: Lerinckx, Jos, in: Algemene muziekencyclopedie, dl. 6, Haarlem, 1982, p. 15.
- Roquet, F.: Lerinckx, Joseph Philippe Michel Antoine (Jos), in: Lexicon Vlaamse componisten geboren na 1800, Roeselare, 2007, p. 451-452.
- Van den Bergh, G.: Man in de kijker: e.h. Jos. Lerinckx, in: Bondsnieuws, Mechelen, nr. 60-61, p. 26-27.