Van Oost, Arthur

Jan Dewilde

Arthur Van Oost begon zijn muziekopleiding bij Emile Mathieu aan het Stedelijk Conservatorium van zijn geboortestad Leuven. Daarna studeerde hij verder aan de conservatoria van Brussel (Joseph Dupont) en Antwerpen (Jan Blockx). Van 1889 tot 1913 was hij leraar aan de Leuvense muziekschool en op zijn 24ste werd hij benoemd tot directeur van de muziekschool van Diest. Die functie bleef hij tot in 1928 uitoefenen. Hij was ook een tijd lang dirigent van de Grande Harmonie in Brussel.

Van Oost werd vooral bekend als componist van zangspelen en operettes. Het zangspel Lika werd op 4 januari 1898 in Antwerpse Opera gecreëerd. Een jaar later, op 24 januari 1899, volgde Het minnebrugje (libretto van Raf Verhulst); en later nog Het paradijs (1905), Rozemarijntje (1910) en De twee medaillons (1933).

Maar het was vooral met zijn operette De zingende molens (libretto van Fonson en Wicheler) dat Van Oost enorm populair werd. Het werk werd gecreëerd in 1911 in het Théâtre des Galeries in Brussel en groeide uit tot een internationaal succes: de operette speelde onder andere in Nederland, Frankrijk onder de titel (Les moulins qui chantent) en, als The love mills, in Engeland, de Verenigde Staten en Canada. In 1924 werd in Luik de 500ste opvoering gevierd.

Na het succes van De zingende molens schreef Van Oost vooral nog Franse zangspelen: Beulemans marie sa fille, Joyeux exil, La flûte de Pan, Le cousin de Poperinghe, Les deux médaillons en Sonnettes. Naast zangspelen componeerde Van Oost ook liederen, koren (uitgegeven bij Faes in Antwerpen) en enkele symfonische werken (uitgegeven bij Eschig in Parijs). Van Oost werd vooral geroemd omwille van zijn melodisch talent. Veel van zijn melodieën zijn geïnspireerd door de volksmuziek.