Ga verder naar de inhoud

Verheyden, Edward

° Antwerpen, 8/10/1878 — † Antwerpen, 10/04/1959

Biografie

Lien Alaerts

De muzikale carrière van Edward Verheyden startte in 1889 toen hij als elfjarige koorknaap ging zingen bij het koor van de Sint-Augustinuskerk te Antwerpen. Hij kreeg de smaak voor muziek al snel te pakken en leerde als autodidact noten lezen en zingen. Drie jaar later besloot hij te starten met vioollessen aan het Conservatorium van Antwerpen bij Antoine Bacot, tevens zijn dirigent bij het knapenkoor. Familiale omstandigheden, in de literatuur niet nader omschreven, gooiden echter roet in het eten. Verheyden was genoodzaakt om datzelfde jaar zijn lessen stop te zetten en tegen een hongerloon aan de slag te gaan als letterzetter. Hij gaf echter de moed niet op en componeerde op eigen houtje een eerste muziekstuk l’Angelus-Fragment symphonique. Dit bracht hem in contact met Peter Benoit, die hem aanspoorde om de harmonieklas te volgen. Het duurde echter tot 1894 alvorens Verheyden zijn studies kon voortzetten in Antwerpen. Die wierpen al snel vruchten af, want een jaar later kon hij bij het orkest van de Vlaamse Opera als violist aan de slag gaan, waar hij gedurende elf jaar zou blijven. Ondertussen was hij ook als solist verbonden aan de Franse Schouwburg van Gent. In 1897 trok hij naar het Conservatorium van Brussel om zijn vioolstudies te voltooien bij Eugène Ysaye. Hij componeerde drie liederen, gaf ze uit en stuurde een exemplaar naar Lodewijk Mortelmans. In 1900 kwam hij bij deze leermeester terecht, die hem een technische en esthetische vorming gaf op vlak van harmonie, contrapunt en fuga.

In 1905 behaalde Verheyden een eervolle vermelding in de Prijs van Rome met zijn cantate La mort du roi Renaud.

Op 1 december 1906 werd Verheyden benoemd als monitor in de notenleer aan het Koninklijk Vlaams Conservatorium van Antwerpen. Een jaar later kon hij deze functie inruilen voor een benoeming als leraar in de harmonie. Onder andere Renaat Veremans, Ivo Mortelmans, Daniël Sternefeld en Jef Van Durme werden door hem gevormd. Op 1 oktober 1941 werd Verheyden, als oudste leraar van het Conservatorium, benoemd tot bestuurder als tijdelijke opvolger van Flor Alpaerts. Dit zou hij blijven tot Jef Van Hoof in 1942 werd aangesteld. Pas in 1944 ging Verheyden op pensioen als leraar.

Een andere verdienste van Verheyden was zijn engagement voor het componistenstatuut, via een betere inning van de auteursrechten. Hij was namelijk medestichter van Navea (Nationale Vereniging voor Auteursrechten), later gekend als Sabam.

Edward Verheyden componeerde een omvangrijk oeuvre en beoefende verschillende genres, maar zijn bescheidenheid stond een ruime verspreiding onder het grote publiek in de weg. Als er al muziek weerklank vond, dan was het vooral zijn vocaal werk.

Als componist ligt zijn werk in de lijn van de school van Benoit: de melodielijn primeert en de harmonisatie wijkt zelden van het vertrouwde af. Zo wordt zijn werk Feestklanken (1911) gekenmerkt door een vlotte melodielijn en een gekleurde maar soms zware orkestratie. Bij het lied Lentebode volgen de melodie en de pianobegeleiding zo nauwgezet het gedicht dat er bijna van tekstuitbeelding gesproken kan worden.

Hij schreef enkele orkestwerken zoals Symfonische schets, Vaderland (voor harmonieorkest of fanfare) en het eerder vermelde Feestklanken. Vaak speelt het orkest ook een begeleidende rol bij koorwerken, zoals in Ave Verum Corpus, Bloemen in huis en Moorse ballade. Liederen nemen een groot deel van zijn oeuvre in: De oude harpspeelster voor alt, Jonker Meiwind voor tenor en orkest, Little wild white rose en de reeks Marialiederen (1953). Ook hier staat het lyrische element steeds op de voorgrond. Op vlak van kamermuziek componeerde hij een Fantasia voor viool en klavier (1926), een Sonate voor viool en piano en verschillende orgelcomposities. Tot slot schreef hij nog twee opera’s: Heibieke (1908) op een libretto van Raf Verhulst en De Geest (1924) op libretto van Hendrik Van Rooy, beide gecreëerd in de Koninklijk Vlaamse Opera van Antwerpen

Muziek-Warande, jrg. 4, nr. 12, 1925.

Bibliografie

Eigen werk

  • Verheyden, E.: De klaroen in de volksmuziek, in: Muziek-Warande, jrg. 3, nr. 12, 1 december 1924, p. 269-272.
  • Verheyden, E.: Een phase in de kunst van harmoniseeren, in: Muziek-Warande, jrg. 1, nr. 5, 1 mei 1922, p. 104-106.
  • Verheyden, E.: Lodewijk Mortelmans (bij het verschijnen van zijn kompositieën voor klavier), in: Muziek-Warande, jrg. 2, nr. 1, 1 januari 1923, p. 1-2.
  • Verheyden, E.: Paul Gilson: “Traité d’harmonie” en deux volumes. Bruxelles A. Cranz, in: Muziek-Warande, jrg. 1, nr. 12, 1 december 1922, p. 279.
  • Verheyden, E. en Sabbe, M.: Peter Benoit, Richard Wagner en Franz Liszt, in: Muziek-Warande, jrg. 1, nr. 2, 1 februari 1922, p. 27-30.

Anderen over deze componist

  • De Schrijver, K.: Edward Verheyden, in: Levende componisten uit Vlaanderen 1865-1900, Leuven, 1954, p. 55-60.
  • De Schrijver, K.: Edward Verheyden, in: Vlaanderen, november 1966, p. 411-413.
  • De Schrijver, K.: Verheyden, Edward, in: Bibliografie der Belgische toonkunstenaars sedert 1800, Leuven, 1958, p. 111.
  • Horemans, J.: Edward Verheyden, in: Muziek-Warande, jrg. 4, nr. 12, 1 december 1925, p. 265-271.
  • Pieters, F.: Edward Verheyden, in: Ook zij schreven voor blaasorkest, Wormerveer, 1996, p. 107.
  • N.N.: Besprekingen, in: Muziek-Warande, jrg. 3, nr. 4, 1 april 1924, p. 87.
  • Robijns, J. en Zijlstra, M.: Verheyden, Edward, in: Algemene muziekencyclopedie, Haarlem, dl. 10, 1980, p. 125.
  • Roquet, F.: Verheyden, Edward, in: Lexicon Vlaamse componisten geboren na 1800, Roeselare, 2007, p. 869-870.
  • Sabbe, M.: De muziek in Vlaanderen, Antwerpen, 1928, p. 37.
  • Slogan: Edward Verheyden, in: La revue musicale belge, jrg. 13, nr. 8, 20 april 1937, p. 14-15.

Heb je een vraag of heb je een foutje opgemerkt? Zoek je een partituur?

Of heb je zelf nog meer informatie over deze persoon, contacteer ons dan.