Ga verder naar de inhoud

Geboren te Oostende op 3 januari 1914. Hij studeerde aan de conservatoria van Gent en Brussel (compositie bij J. Jongen). Eerste Grand Prix de Rome (1943). Na het directeurschap te hebben uitgeoefend aan de muziekacademies te Aalst en Anderlecht, werd hij benoemd tot inspecteur van het muziekonderwijs in Vlaams-België (1956). Leraar aan het Koninklijk Muziekconservatorium te Brussel en aan de Muziekkapel Koningin Elisabeth. Muziekdirecteur van de Middagconcerten en stichter van het kamerorkest van deze vereniging.

Louël ontplooit een verbluffende werkkracht: hij is een geziene gastdirigent, een temperamentvol pianist en een pedagoog die de nieuwe rationele methodes voorstaat. De karige vrije tijd die overblijft wijdt hij met verbeten hartstocht aan componeren: zijn oeuvre is dientengevolge niet overvloedig maar des te meer verzorgd en doordacht. Hoewel hij zich af en toe nog door een figuur als Ravel liet beïnvloeden, o.m. in de trage beweging van zijn 2de Pianoconcert, kon hij zich toch betrekkelijk vroeg uit de betovering van de Franse meester losmaken en zich een persoonlijke stijl eigen maken, vol indringende klank en onweerstaanbare dynamiek. Er gaat van de muziek van Louël een geweld uit dat geen klankwrijvingen ontziet, maar zich toch bewust aan de gevestigde vormen van de absolute muziek bindt en de tonale kern bewaart, hoe zelden deze dan ook aan de oppervlakte verschijnt. Vlug wisselt hij deze met snijdend scherp ritme; zwaar is de compactheid van het stemmencomplex en krachtig klinkt de gedrongen orkestratie. De hoekdelen van bovengemeld concert kunnen hierbij als voorbeeld worden aangehaald.

Ook in de kamermuziek, die tot nog toe het aanzienlijkste deel van zijn oeuvre bestrijkt, toont Louël een vaste hand: zijn kernachtige, meestal onromantische zeggingskracht verraadt een energiek temperament, dat zich soms pittig en vaak ook mannelijk ontroerd kan uiten. In de jongste composities, o.m. zijn Kwintet uit 1958, waarin het seriële procedé wordt aangewend, bewaart Louël zeer oordeelkundig zijn vrijheid ten overstaan van de reeks. Louël heeft zijn hart aan de absolute muziek verpand: hier vindt zijn sterke natuur het evenwicht tussen haar eruptieve krachten en haar verlangen naar ordenende tucht.

Belangrijke werken
1. Orkestraal: Fantaisie sur deux chansons de trouvères; Marche funèbre; Fanfares; Suite (voor kamerorkest); Burlesque (voor fagot en orkest); Concerto da camera (voor fluit en orkest), 2de Pianoconcert; Vioolconcert.
2. Instrumentaal: Trio (voor trompet, hoorn en bazuin); Sonatine (voor twee violen en piano); Kwintet (voor blazers); Sonate (voor viool en piano); Tema con variazione (voor viool en piano).

CeBeDeM: Jean Louël, in: Muziek in België, Brussel, 1967, p. 16b, 107-108.