Ga verder naar de inhoud

Geboren te Aarschot, 19 mei 1884. Overleden te Brussel, 29 juni 1966. Leerling van E. Tinel aan het Lemmensinstituut te Mechelen. Tot 1914 leraar in de harmonie aldaar; stichter van de Limburgse orgelschool te Hasselt (1916). Na 1930 orkestdirigent bij het Nationaal Instituut voor Radio-omroep. Wijdde zich sedert 1942 volledig aan de compositie.

In bijna zes decennia heeft Meulemans nog nooit een ogenblik van versagende scheppingsdrang gekend. Dit heeft een schier onoverzienbaar oeuvre tot gevolg, waarin alle genres, zowel vokale als instrumentale, geestelijke als wereldlijke, overvloedig vertegenwoordigd zijn. In al deze werken valt echter dezelfde behoefte aan innerlijke oprechtheid en uiterlijke afwerking op. Groei en verdieping van zijn kunstenaarspersoonlijkheid verliepen zonder grillige sprongen op brede traditionele basis, maar ook in volstrekte harmonie met de vernieuwende stromingen. Het eerst ving hij in Vlaanderen de boodschap van het impressionisme van Debussy op; hij verrijkte zijn muziek met atmosfeerscheppende tinten, harmonisch en orkestraal, zonder dat dit zijn milde aard aantastte. Uit die tijd stamt de reeks symfonische schetsen Pliniusfontein (1913), een document van blijvende waarde.

Na de tweede wereldoorlog versobert en verscherpt het klankbeeld in zijn werk; het fundamentele tonale bewustzijn wordt echter niet aangeraakt en Meulemans blijft 'zingen'. Zijn lyriek, of deze nu beheerst of dynamisch is, is nooit traag of sensueel, maar blijft steeds stemmig en helder. Het is muziek die zich gezond weet en een fijne vreugde uit haar technische soepelheid put, badend in mannelijke kalme bespiegelingen of ook wel eens in feestelijke opgewektheid. Sedert 1930 trilt ook de moderne onrust erin mee: de welluidendheid van klanken maakt plaats voor een vinnig accent, een kortstondige krampachtigheid, een bijtende dissonant. Dit alles verdiept en verjongt de lyrische grondtoon van Meulemans' scheppingen.

Van dit ontzaglijke oeuvre kan vooral het orkestrale werk het buitenland overtuigen. Meulemans hanteert het orkestpalet met verbluffende virtuositeit. Vanaf zijn derde symfonie - hij schreef er veertien - horen wij hem al meer een meer het evenwicht van de individueel op elkaar afgestemde instrumenten nastreven. De virtuoze behandeling van de afzonderlijke instrumenten ligt hem na aan het hart. Dat getuigen een twintigtal concerten waarin de componist als het ware systematisch de meeste instrumenten van het orkest huldigt. In de hedendaagse literatuur vormt deze reeks een unicum van vakkundige bedrevenheid en, wat vooral verheugend is, ook van een rijk afwisselend stemmingsleven. Als onbetwist leider van de generatie die werd geboren tussen 1880 en 1890 geeft Meulemans het nageslacht het heilzame voorbeeld van een door liefde geadeld handwerk ter bevordering van een ongeveinsde sensibiliteit.

Belangrijke werken
1. Orkestraal: Zeesymfonie (1940); Zwaneven (1942); Rembrandt-symfonie (1950); Meteorologisch instituut (1951); Evasies (1954); Middelheim (1961); Pliniusfontein.
2. Vokaal: Liederen (op teksten van Guido Gezelle, Karel van de Woestijne, Alice Nahon, e.a.); Kinderen van deze tijd (oratorium op tekst van Henriëtte Roland Holst, 1957); Sanguis Christi (massaspel voor Brugge, 1938).
3. Opera's: Vikings (1919); Adriaen Brouwer (1925); Egmont (1944, opvoering te Antwerpen in 1960).

CeBeDeM: Arthur Meulemans, in: Muziek in België, Brussel, 1967, p. 49a, 111-113.