Ga verder naar de inhoud

Een drietal groote concerten, - gegeven binnen de tijdsruimte van nauwelijks vier maand, - bleek meer dan voldoende om de faam van den Antwerpschen orgelist, M. Alexander Paepen, stevig te vestigen in uitgebreiden kring. Was de heer Paepen dan een plots ontdekte nieuwe waarde? Toch niet. Maar vóór deze uitvoeringen was het groote publiek nog niet in de gelegenheid geweest zijn heerlijk werk te genieten. Hoe luidt weer ’t oude spreekwoord? «Geen sant in eigen land!» Zijn optreden op een zitting van kamermuziek te Antwerpen was voor velen niets minder dan een revelatie. Hij liet zich hooren in werken van Bach, Haendel, Couperin, Karg-Elert, Saint-Saëns, Schumann en Cesar Franck. En in Het Tooneel mochten we na deze meesterlijke uitvoering schrijven: «De orgelist A. Paepen heeft werk gepresteerd, dat heel en al waardig is van virtuozen met ronkende namen en overbluffende titels. Hij gaf een recital voor kunstharmonium (orgue expressif), dat een volledig succes voor hem werd. Niet alleen technisch kwam de heer Paepen met vlekkeloos werk voor den dag, maar ook op het terrein der artistieke interpretatie was zijn spel onberispelijk. Van de uitgevoerde werken wist hij de constructieve lijnen in gepast relief te zetten; hij ontwikkelde daarbij een sterke sonoriteit en kleurde ieder van zijn nummers met mooie schakeeringen en tinten.»

Na de twee andere concerten was de pers heel en al lof. Hier heet het: «De heer Paepen, die zijn vingervaardigheid in meer dan één muziekstuk kon aantoonen, verwaarloosde geen enkele gelegenheid om te bewijzen, dat hij ook zijn instrument kon doen zingen en klagen, jubelen en bidden, zooals hij wil.» Daar schrijft men: «Heer Paepen's vlekkelooze virtuoziteit, volkomen gaaf van rhythmus, paart zich aan een onderscheiden smaak van registreeren, die offeren aan gemakkelijk effektbejag of verbluffen door ten onpas komende machtsontplooiïng uitsluit.»

Op een concert van den «Lasalle's Kring» trad de heer Paepen op als improvisator. Zijn succes was hier weer van degelijk gehalte. Men getuigde: «Eene verrassing waren de twee improvisatiën op gegeven thema's, uitgevoerd op groot orgel, door M. A. Paepen. Hij is er in geslaagd de toehoorders heel den tijd door zijn spel te binden. Elk der twee door hem voorgebrachte thema's heeft hij als muziekruikers opgesmukt. Heel zijn spel zat vol lijn en stijl, van gevoeteerd tot stretto. Het was een weelde hem elk thema te hooren scandeeren en verwerken. Het orgel goot bij poozen arpegen en cascades de zaal in, die den zin telkens in een ander licht vermochten te zetten.» In een ander verslag staat: «Een zeer gesmaakte aantrekkelijkheid vormden de twee improvisatiën voor groot orgel (op gegeven thema's), door den heer A. Paepen, eere-orgelist der stad Antwerpen. Improviseeren is een gewaagd ding, vooral wanneer de instrumentist optreedt voor een ingelicht publiek. De heer Paepen behandelde een «Pastorale»-thema en een chromatisch motief. Niet alleen door rhythmische variaties, maar ook door de harmonische bewerking van de gekozen thema's, wist de heer Paepen het ademloos-stille auditorium van de eerste tot de laatste noot te boeien; - wist hij het vooral door de zoo verscheiden als rijke en vernuftige verbindingen der verschillende registers te ontroeren en te begeesteren. Wat de heer Papen van zijn improvisatie op het tweede thema (het chromatische) maakte, grenst aan het wonderbare.»

Zoover heeft de heer Paepen het door noesten arbeid gebracht. Uit het Eeckersche «polderjongetje», dat in 1882 op de wereld kwam, - is iemand gegroeid, waarop de Antwerpsche muziekwereld terecht trots mag zijn. Toch scheelde het weinig of A. Paepen ging voor de kunst verloren. Vader Paepen wilde zijn «jongste» mordicus naar de universiteit sturen; de jeugdige virtuoos (toen reeds!) heeft heel wat tegen den vaderlijken wil te strijden gehad. De jonge Sander «voelde» zijn roeping; het was overigens de roeping van een heel geslacht. Vader, oom en kozijn: orgelisten! Zijn broeder: orgelist te Antwerpen! Sander kon zijn aard niet verloochenen. Van jongsaf draaide zijn leven bij en om de kerk; als kind geraakte hij vertrouwd met het orgel; zijn stille natuur, - die nochtans niet gesloten bleef voor de invloeden van de eenigszins ruwe opvoeding buiten, - voelde machtig het mystieke van het kerkinterieur aan, vooral wanneer het orgel dit met heilige wijding en sereene kalmte vulde.

Het gevolg? Tijdens de diensten te Eeckeren hield een tienjarige virtuoos het orgel: Sander Paepen! De paster moedigde hem aan. Het ijs was gebroken. Het K. Vlaamsch Conservatorium telde A. Paepen weldra onder zijn leerlingen. Bij L. Mortelmans bestudeerde Paepen de theorie; bij Callaerts en de Hovre: orgel. Na dezen studietijd kwam de periode van zelfvolmaking; een bijzondere studie van Bach 's werken bracht hier een groot en heerlijk resultaat. A. Paepen komt op zijn 20e jaar naar Antwerpen, als bijgevoegd orgelist in de O. L. Vrouwekerk. Hij wordt aldus geroepen om het gewaardeerde werk van mannen als Callaerts (die zeer bekend was in den vreemde) en Brees voort te zetten. Door aanhoudende inspanning weet hij zich te plaatsen naast de grootste virtuozen van ons land: naast Vilain, den schitterenden leerling van den Brusselschen leeraar Mailly, - en naast De Hovre, die zooveel uitstekende leerlingen voortbracht. Intusschen krijgt de naam Paepen een niet te miskennen gezag. Talrijk zijn de plaatsen, waar het nieuwe orgel door hem wordt ingehuldigd; te Antwerpen o.a.: Sint-Norbertuskerk (Zurenborg); Sint-Jozefskerk (vernieuwing in 1924); O. L. Vrouw ter Sneeuw (Borgerhout); naast deze: een massa buitengemeenten. De heer Paepen is thans leeraar (notenleer) aan het K. Vlaamsch Conservatorium der stad Antwerpen, en nog steeds orgelist der O. L. Vrouwkerk, waar hij echter alleen de groote diensten speelt. Als solist trad hij op in het winterlokaal der Harmoniemaatschappij, - op één der Woensdagconcerten in den Dierentuin, - op de drie concerten, vernoemd in den aanvang van dit opstel.

Ook buiten Antwerpen behaalde hij stevige successen: hij trad vijfmaal op in het Londensche « Cristal Palace » (het eerst in 1902), waar, op het prachtige orgel met vier klavieren, flink bijgewoonde recitals gegeven werden; - tweemaal speelde hij, na den oorlog, te Parijs in het «Maison Mustel»; - ook in Zwitserland is hij een goed bekende. De heer Paepen bouwt meestal zijn repertorium op met werken van Bach, Cesar Franck, Widor, Max Reger, Haendel, Schumann en Vierne, den blinden orgelist van Parijs. Hij heeft als uitstekende gewoonte zijn geheel programma uit het hoofd te spelen. Van uit Dollarland kreeg A. Paepen een paar schitterende voorstellen. Hij bleek echter te honkvast om voor goed den grooten plas over te steken. Hij bleek te zeer gehecht aan zijn werkkring te Antwerpen, - te zeer gehecht aan zijn mooi, machtig instrument in onze sierlijke kathedraal. «Gelukkig!» mogen we terecht zeggen!

De heer Paepen houdt van zijn instrument, zooals weinigen. Wie gelegenheid had in de hoofdkerk één van zijn wekelijksche oefenstonden bij te wonen, - oefenstonden, die plaats grijpen 's Woensdags, van 3 tot 4 uur, en tijdens welke de toehoorder den begaafden improvisator op zijn best te hooren krijgt, - heeft de ondervinding opgedaan, dat de heer Paepen zijn orgel tot in de kleinste hijzonderheden kent en uitbaat; die heeft wellicht ook ondervonden met hoeveel enthousiasme de virtuoos spreekt over het orgel, dat de O. L. Vrouwkerk aan dien grooten orgelist Callaerts te danken heeft; die heeft moeten hooren, dat het een nabootsing is van het orgel der «Notre-Dame» te Parijs, maar vier spelen grooter; die heeft het woord van Mustel (den Parijschen harmoniumbouwer) vernomen: dat Parijs niet twee zulke orgels bezit; - die heeft tevens geleerd, dat het beroemde orgel der Mechelsche Sint-Romboutskerk bij dit van Antwerpen ten achter blijft in het aantal spelen, dit van Antwerpen 50 t. h . grooter zijnde; - die heeft vernomen ... De heer Paepen ontpopt zich dan telkens tot een geestdriftig apostel. Op eigen krachten vatte de heer Paepen de studie aan van het «orgue expressif», een rijkbewerktuigd kunstharmonium van het huis Mustel, dat een zeer gevarieerd gebruik der registers toelaat, maar om die reden juist uiterst moeilijk in de volmaaktheid te bespelen is. Welk resultaat de heer Paepen verkreeg, werd reeds vastgesteld in dit artikel. In 1926 maakte de heer Paepen voor het eerst kennis met Mustel. En wel in zeer eigenaardige voorwaarden. Mustel, - zelf virtuoos en componist, - zou met eigen leerlingen en leerlingen van Raoul Pugno twee groote harmoniums-Mustel te Brussel komen inhuldigen. Op verzoek van den huisheer zou de heer Paepen spelen na de twee deelen van het opgestelde programma. Daarmee ging Mustel niet akkoord. Hij vreesde, dat zijn instrumenten een slechten indruk zouden nalaten, als ze bespeeld werden door een onbevoegde. Hij sloeg daarom voor, dat de heer Paepen zou spelen tusschen de twee deelen; zoo kon later de slechte indruk uitgewischt worden. De heer Paepen speelde, speelde nog, improviseerde, improviseerde nog ... Mustel was verrukt en overwonnen... En het tweede gedeelte van het programma is nog steeds niet uitgevoerd ... Mustel koestert een groote vereering voor onzen Antwerpschen orgelist; door zijn toedoen gingen ook de muzikale kringen te Parijs open voor den heer Paepen.

We zeiden het reeds: als improvisator is de heer Paepen een specialiteit. Zijn technische onderlegdheid komt hem hier natuurlijk buitengewoon van pas. Sommigen hebben het betreurd, dat al deze «Improvisaties» onherroepelijk verloren gaan. De heer Paepen betreurt het niet. Hij is van meening, dat de improvisatie haar eigen 'karakter 'bezit, dat bij een verfijnde zetting geheel of gedeeltelijk verdwijnt. Daarbij, de draagkracht van een improvisatie hangt ook af van den orgelhouw: een dergelijk stuk voor een orgel met 20 spelen is al te verschillend met een voor het dubbele aantal spelen. Voor welk der twee soorten zal de improvisator in dit geval zijn werk doen drukken?

Reeds heel wat toehoorders werden door den heer Paepen verschalkt. Met voldoening verhaalt hij, hoe vreemde orgelisten en muziekhandelaars informeerden naar den uitgever van uitgevoerde improvisaties; of hoe een Parijsch orgelist, - na een Woensdagoefening in de kathedraal, - hem den naam vroeg van den komponist der... «uitgevoerde symphonie»!... En gevat philosopheerde hierbij de heer Paepen: «Zoo te werk gaan, - of uw improvisaties laten doorgaan voor werk van een of anderen niet-bestaanden komponist, - is overigens het eenige middel, om eindelijk eens een eerlijk oordeel over uw werk te krijgen.» In zijn improvisaties vertoont de heer Paepen een uitgesproken neiging tot aanwending van een moderne faktuur; hij streeft naar harmonische verscheidenheid; de muzikale stof is meestal de weergave van oogenblikkelijke impressies; met gebruik van een afwisselende en frissche rhythrniek, met daarnaast het verwezenlijken van de rijkste en schitterendste registercombinaties, vormen zijn geïmproviseerde stukken steeds een buitenkansje voor de fijnproevers. Als vertolkend kunstenaar staat de heer Paepen mede vooraan in de rij onzer Vlaamsche virtuozen.

J. HOREMANS.

Horemans, J.: Alexander Paepen, in: Muziek-Warande, jrg. 6, nr. 7, 1927, p. 145-148.