Ernest Closson over Devaere
"Zoo'n schitterende, zoo'n buitengewone, zoo'n edele hoedanigheden"
[Onderstaande tekst werd gevonden in een merkwaardig en fraai uitgegeven boekje over het korte leven van Devaere. Het betreft een (vertaalde) tekst van Ernest Closson [1870 > 1950], die in 1912 leraar muziekgeschiedenis aan het Brussels Conservatorium werd en in die hoedanigheid de jonge Devaere leerde kennen. Closson schetste volgend warm portret.]
- Hooger zal men gelezen hebben wat Devaere was als mensch. Vooraleer hier over eenige zijner kompositieën te handelen, kan ik niet nalaten 'n oogenblikje terug te komen op de persoonlikheid van haar auteur. Ik heb Devaere gekend als toehoorder van m'n kursus aan 't Konservatorium te Brussel, en terstond onderscheidde ik hem tusschen de anderen door z'n fijne delikate natuur, z'n bekwaamheid, z'n opvoeding, z'n nederigheid, z'n eenvoud en z'n kalme gemoedelikheid. Dikwerf praatten we samen. Ie vertrouwde me z'n kunstindrukken toe, z'n hoop, z'n plannen met 'n soort naief vertrouwen, gematigd door eerbied, die aan z'n gesprek 'n groote bevalligheid gaf. Ik wou er 'n vriend van maken doch de tragische gebeurtenissen die voor hem op de dood uitliepen hebben ons plots gescheiden.
- Ik kende, door z'n gesprekken de esthetieke opvattingen van Devaere, z'n nieuwsgierigheid de nieuwere richtingen der muziek betreffende, maar ook de behoudsgezindheid tegenover de traditioneele vormen der kunst; voortspruitend uit z'n opvoeding, uit z'n ras, - de Vlaamsche school zich over 't algemeen voorzichtiger kenmerkend in de évolutie, dan de Waalsche. Het zou interessant geweest zijn 'n volledige ontleding te doen van Devaere's werken. Ongelukkiglik zijn er heel weinig en meestendeels verspreid, zelfs verloren.
- Het zou zoo zijn van 'n sonateschets voor klavier en eenige symphonieke essais. In het werk door de heer Gillon aan Devaere gewijd, spreekt ie van 'n fuga voor orgel, bestemd voor de prijs van Rome 1914 die in z'n kamer te Brussel zou gevonden zijn. Ik weet niet of het dezelfde is waarvan weder gesproken wordt.
- De werken van Devaere, waarvan de manuskripten me toegezonden werden zijn: a) Twee fuga's, eene in mi-majeur, de andere in ré-mineur, respektievlik gedagteekend: Febr. en Juni 1911. b) Vijf melodies voor zang met klavier begeleiding, genummerd op.1. De 4de dezer melodieën ontbreekt. De eerste is geschreven op 'n gedicht van Th. Gautier: Premier Sourire du Printemps, ze wordt voorgesteld door drie verschillende versies waarvan de tweede niet afgewerkt is. De tweede is Prière, gedicht van Sully Prudhomme. De derde is gewijd aan de Jufen Roose en geschreven op 'n tekst van A. F. Hérold, La flûte amère de l'Automne. Deze drie melodieën zijn gedagteekend van Okt. tot Dec. 1911 en werden te Brussel gekomponeerd.
- De laatste melodie der reeks, La Plainte, gedicht van Lucien Paté, gewijd aan Jufvr. T. A. Roose is twee jaar jonger. (Juni 1913)
- Geneviève, partitie voor klavier en zang (23-12-13),
- Preludium en fuga voor orgel, Les Bourdons de N.D. de Courtrai, gewijd aan de nagedachtenis van Edg. Tinel. (3 Juni 1914).
- Het valt moeilik, zich naar deze eerste werken, het gedacht te vormen: Wat zal die kunstenaar (die nog z'n weg zoekt) ons geven?
- Meerendeel der aangehaalde kompositieën zijn of schoolwerken of opgelegde kompositieën. De twee fuga's van 1914 behooren tot die soort.
- De partitie van Geneviève was 'n opgelegd werk. Er is spraak van 'n gedicht van M. Valère Gille voor de prijs van Rome van 't jaar 1907. Devaere nam geen deel, doch ie zelf verklaarde me dat de Heer Leon Dubois, die 'm toen raadde, hem dit gedicht ter kompositie gegeven had als oefening tot de kunst der dramatieke uitdrukking. Waarschijnlik waren de melodieën ook opgelegd.
- De handschriften vertoonen menigvuldige verbeteringen van 'n andere hand dan die der auteur.
- Van al de kompositieën is de fuga ter nagedachtenis van Tinel zonder twijfel de eenige die spontaan gekomponeerd werd.
- De twee fuga's van 1911, handig geschreven, doen de gewetensvolle en reeds zekere hand kennen.
- De melodieën zijn ongelijk. De beste is ontegenzeggelik: La flûte amère de l'Automne. De melodieke, vrank ontwikkelde lijn, schijnt uit op 'n elegante begeleiding van onafhankelik karakter; het gevoel ervan is 'n edele melankolie en ingehoudene ontroering, de stijl dezer kleine zangwerkjes is effenaf klassiek, men vermoed de invloed der klassieke romantiekers en de oud-leerling van Tinel.
- De partitie van Geneviève toont 'n beslissende ontwikkeling. Van 't begin af, regeert Debussy. Heel Pélléas is hier, het droomwoud, waar Mélisande schreit (hier Genoveva), het doffe thema van Golaud (Siegefried). Geene persoonlikheid valt op te merken, doch het geheele is zeer boeiend. Lenig volgt de komponist de aktie van het stuk, en drukt met goed gevolg het konflikt der gevoelens uit. 'n Interessante harmonie, in bestendige en delikate schrijfwijze maken er 'n partitie van die men zou wenschen te hooren.
- Eindelik, het stuk ter nagedachtenis van Tinel is 'n heel boeiende kompositie in 'n sombere eigenaardigheid. Twee diatonieke thema's, gevormd op de naam van Edgard Tinel zijn er de basis van.
- Het préludium, begint met 'n motief van drie noten, bestendige pas vormend, en nagevolgd aan de quinte; verder komt 'n liturgiek thema (in paradisum) op 'n fijne en klagende harmonie. Het stuk ontwikkelt zich in het scholastieke plan van de vaste vorm, zonder nochtans maar een oogenblik z'n strenge droefheid te verliezen.
- Het geheel is zorgvuldig geregistreerd.
- Deze ernstige bladzijde sluit de reeks.
- Eenige maanden na ze geschreven te hebben, vervoegde ie zelf deze, wier nagedachtenis hem geïnspireerd had. Misschien was het z'n laatste werk, misschien, binst ie het schreef, doordrong 'n voorgevoel van eigen einde z'n gevoelige en uiterst delikate ziel.
- Vereerliking van 'n verdwene aan 'n doode, is ze voor z'n vrienden van roerende beteekenis.
- Twintig jaar na Lekeu geboren stierf Devaere zooals deze aan 24 jaren. Deze vergelijking doet nadenken. Devaere kon z'n maat niet geven als Lekeu. Waar de persoonlikheid van de groote Waalsche musicus heelemaal ontwikkeld was, bleef deze van Devaere verduisterd door schoolinvloeden. Bij de kunstenaar van Germaansch bloed is de ontwikkeling der persoonlikheid veel trager, min spontaan, dan bij zijn Latijnsche broeder. Ook zal nooit iemand weten, waar de toekomst die jongen zou gebracht hebben die in de diverse gedachtengangen zoo'n schitterende, zoo'n buitengewone, zoo'n edele hoedanigheden bezat: niemand weten, welk 'n zanger z'n ras in hem zou gevonden hebben.
Closson, E.: André Devaere: een studie uit het leven van den Kortrijkschen virtuoos (s.d., uitgave van 't Literair Gezelschap Kortrijk), p. 79-83.