Ga verder naar de inhoud

Tijdens de eerste drie jaar van mijn studies aan het Lemmensgesticht [vanaf 1919], was ik spoorstudent. Per week reisde ik tweemaal per trein van Tielen naar Mechelen en terug. Dat was niet niks in die dagen. Het Belgische spoorwegennet was wel het meest ontwikkelde van Europa, maar Tielen was destijds al heel ver van Mechelen. De reis ging toen van Tielen naar Herentals. Meestal moest men daar overstappen op de lijn Herentals-Antwerpen. Dat ging via Lier, Lint en Kontich-Kazernen. Hier moest ik er dan opnieuw uit om de verbinding naar Mechelen te nemen. De hoofdverbinding Herentals-Lier-Mechelen liep dus over Kontich-Kazernen. Dat is natuurlijk later veranderd. Thans bestaat het traject nog, en Kontich-Kazernen was natuurlijk op militair gebied belangrijk en zulke verzamelpunten waren door de Spoorwegen (toen nog van de Staat) zeer geliefd. Ik spoorde zeker drie uur per dag en alle correspondenties of aansluitingen waren niet steeds goed op elkaar afgestemd. Ik heb tijd gesleten in stations. Gelukkig had ik steeds muziek bij, partituren of werken te maken. Ik heb ook leren werken in treinen, ik bedoel, muziek schrijven.

Na de Eerste Wereldoorlog was het Belgisch spoorwegennet volledig ontredderd. De Duitsers hadden bij hun aftocht ongeveer alle spoorwegmaterieel meegenomen of vernietigd. De Belgische regering had bij voorrang op de Duitse herstelbetalingen, spoorwegmaterieel gevraagd, en wij reden toen in Duits spoorwegwagons… […]

Tijdens die lange treinreizen, zagen we de studenten van het Conservatorium van Antwerpen die ook uit de Kempen kwamen. Er was een gezonde concurrentie tussen die twee scholen, al hadden we vaak dezelfde leraars. De jongere broer van Renaat, Maurice Veremans, kon bijna zo goed vertellen als zijn broer. En zo gingen de uren ook voorbij. Het wachten naar treinen en verbindingen gaf natuurlijk aanleiding om andere lokalen op te zoeken dan de wachtkamers van stations. Niet voor niets stonden al die cafés rond de stations… Volgens het reglement van het Lemmensgesticht was café-bezoek natuurlijk verboden. Leerlingen mochten niet in deze gelegenheden worden gezien. Zo had men in het Lemmensinstituut toen ook nog een aalmoezenier, zoals in het leger of in de gevangenis. Deze aalmoezenier zag toe op het zedelijk gedrag van de studenten. Hij kwam dan ook geregeld op inspectie in bepaalde café’s rondom het station te Mechelen. Op dat gebied was ik geen model-leerling! Ik was bovendien ongeveer de jongste student en nog niet eens meerderjarig toen ik mijn Prijs Lemmens-Tinel behaalde. Veel van mijn medestudenten waren ouder dan ik en hadden aan het front gestreden. Deze namen me dan in bescherming tegen al te ijverige aalmoezeniers. Zij waren gewend zich uit moeilijke situaties te praten.

Peeters, G. en Schroyens, R.: Flor Peeters (1903-1986) - Allegro energico, Antwerpen, 1991, p. 27.