Grafredes voor Theofiel Anthoni
Heyst-op-den-Berg.
Verleden Woensdag, 20 Meert, had alhier de begrafenis plaats van den diep betreurden heer Theofiel Anthoni, Ridder der Leopoldsorde, Leeraar aan de Koninklijke Conservatoriums van Brussel en Antwerpen. Lang voor den aanvang der droeve plechtigheid verdrong zich eene groote en ingetogene menigte rond het sterfhuis, waarvan de breede doorgang in rouwkapel was herschapen en waar de lijkkist onder rijke draperijen en te midden van fonkelende lichten en een' berg van bloemen en rouwkransen was ten toon gesteld.
Het Koninklijk Vlaamsch Conservatorium van Antwerpen was bij de plechtigheid vertegenwoordigd door zijnen Bestuurder, den heer Jan Blockx, al de leerlingen der klas van wijlen den heer Anthoni en een afgevaardigd lid van den Administratieven Raad van genoemd gesticht. - Voor het Conservatorium van Brussel waren verscheidene heeren aanwezig, waaronder de heer Vermandele, Leeraar, en een oud-leerling.
Eene ontelbare schaar vreemdelingen en Heystenaren, vrienden en vereerders van den afgestorvene, waren toegesneld, om een laatste bewijs van hoogachting te brengen aan den grooten en te vroeg ontslapen Kunstenaar, den edelmoedigen en vredelievenden medeburger.
Na den kerkdienst had de ter aardebestelling plaats. Langs den middenweg van het gemeentelijk kerkhof werd het stoffelijk overschot van den onvergetelijken Leeraar en Vriend Theofiel Anthoni, onder opwelling eener diepe en pijnlijke ontroering, neërgelaten. - Hij ruste in vrede!
* * *
Lijkrede van den heer Blockx, bestuurder van het Koninklijk Vlaamsch Conservatorium van Antwerpen:
Mijne Heeren,
Diep ter neer geslagen, het hart vol droefheid, staan wij bij het stoffelijk overschot van den heer Theofiel Anthoni, om eenen pijnlijken plicht te vervullen, onzen tol van vriendschap en genegenheid aan zijne gedachtenis te brengen, aan hem, die een uitstekend talent en ware nederigheid in zich vereenigde. Als Bestuurder van het Koninklijk Vlaamsch Conservatorium kom ik inderdaad eenen heiligen plicht vervullen met in eigen naam en in dien van heel ons personeel de buitengewone hoedanigheden van den overleden te vermelden.
Oud-leerling van de Muziekschool van Antwerpen, werd hij er in 1885 Leeraar en bleef er dus omtrent een vierde eeuws, met onwankelbare trouw, immer jeugdigen iever en klimmende bijval werkzaam. Hij vormde er eene talrijke schare kunstenaars, waaronder verdienstelijke Leeraars worden aangetroffen. Hulde aan hem, die door zijn Vlaamsche rechtschapenheid, zijn onuitputbaar geduld en zachte gemoedelijkheid zooveel een Vader als een Leeraar was en dan ook door al zijne leerlingen diep vereerd en in 't harte gedragen wordt.
Betreurde Vriend, uwe verheven opvattingen van het ambt en de zending des Leeraars kenmerken zich door twee uwer laatste handelswijzen:
Toen de onverbiddelijke ziekte uwe krachten reeds zeer erg had ondermijnd, kwaamt ge nog naar uwe beminde leerlingen, naar uwe geliefde bezigheid; zoo lang zelfs, dat wij u als het ware moesten verbieden les te geven en tot rusten verplichten. En toen gij een drietal weken op het ziekbed laagt, dreeft ge het gewetensbezwaar zoo ver, te verlangen, dat men zich van uwen ergen toestand zou komen overtuigen en met u over de belangen van uwen cursus te onderhandelen.
Onze afgevaardigde bracht ons de treurige tijding, dat uw toestand hopeloos scheen, en helaas, thans reeds, is dat treurig vooruitzicht droeve werkelijkheid geworden. Zoo spoedig zelfs begaven u uwe krachten, dat een bezoek van ons niet meer door den dokter werd toegestaan.
Het was niet enkel door zijne leerlingen, maar ook door zijne ambtgenooten, dat Anthoni geacht en bemind werd. Altoos was hij van hetzelfde zoet humeur; in spraak en houding, in heel zijne levenswijze stil-eenvoudig, als ware hij volkomen onbewust van zijne schitterende talenten.
Beminde Leeraar, betreurde Vriend, de kunst in 't algemeen en de Vlaamsche kunst in 't bijzonder, verliest in u een' harer waardigste beoefenaars, ons Conservatorium een toonbeeld van professor, het gansche personeel eenen vriend, eenen broeder, uwe kweekelingen eenen wijzen leidsman. Uw afsterven heeft in aller harte eene plaats ledig gelaten, die niet licht is aan te vullen. Moge onze deelneming aan deze treurige plechtigheid de beproefde familie eenige troost verschaffen. In naam van het Koninklijk Vlaamsch Conservatorium leg ik deze krone neer als teeken van rouw over ons onherstelbaar verlies. Me dunkt, terwijl ik u een laatste vaarwel zeg, een zacht fluitenspel met harpenbegeleiding door de lucht te hooren zweven. Zijn het misschien engelen die ieveren om u te evenaren? Vaarwel, Vriend Anthoni, rust zacht, uwe levenstaak hebt ge gewetensvol vervuld. Vaarwel, en tot wederziens!
* * *
Van den heer Vermandele, Leeraar bij het Koninklijk Conservatorium te Brussel:
Messieurs,
Au nom du corps professoral du Conservatoire Royal de Musique de Bruxelles, je viens rendre un dernier et affectueux hommage à mon regretté Collègue Anthoni. Attaché par des liens puissants à notre institution musicale, où d'élève-lauréat il devint bientôt maître, il succéda à son professeur Dumon en 1889. Sur la proposition de notre Directeur et de la Commission de surveillance, le Roi, reconnaissant ses précieux services, le nomma Chevalier de l'Ordre de Léopold, honorant en même temps le Virtuose et le Professeur. Pour ce qui concerne l'homme que nous pleurons, je le caractériserai d'un seul mot: Il n'eut point d'ennemis. Douceur, affabilité et grande modestie furent ses qualités. Dirai-je le charme et l'émotion, qui personnifiaient le talent d'Anthoni? Sa simplicité exquise et son inoubliable profondeur d'expression? Parlerai-je de la carrière du professeur, trop vite interrompue pour la gloire de notre école, mais bien remplie si l'on compte les élèves distingués qu'il réussit à former, après un travail ou il apportait toute son ardeur, toute son énergie, toute sa flamme? Ce feu sacré, il savait le communiquer à ses élèves. Jusqu'à son dernier soupir, Anthoni se préoccupa du Conservatoire, de ses élèves, de sa classe. Notre ami vient de s'endormir comme le travailleur à la fin de sa journée, avec la certitude de ne laisser après lui, au cœur de ses amis, de ses disciples, de ses confrères, de tous ceux qui l'ont connu et approché, que des souvenirs sympathiques et affectueux.
Tous les professeurs du Conservatoire Royal de Musique de Bruxelles, au nom de qui je parle, s'associent aux regrets sincères que j'exprime devant cette tombe qui va se fermer sur celui qui fut notre collègue affectueux, notre ami dévoué, dont le souvenir restera gravé dans notre mémoire et dans notre cœur.
* * *
Van den heer Jos. De Klerk, leerling te Antwerpen:
Aan onze diepbetreurden leeraar Mr Th. Anthoni.
Mijnheeren,
Het is met benepen boezem en treurnis in de ziel, dat ik hier bij den boord van het nijdige graf een laatste afscheid kom uiten, in naam mijner medeleerlingen van het Conservatorium van Antwerpen, aan hem, die onze leider was. Eenvoudig weze mijne toespraak, alzoo zal zij best bevallen aan hem, die immer de eenvoudigheid zelve was.
Het is dan waar: in den schoot dezer aarde rust Anthoni, hier aan onze voeten rust hij voor eeuwig! dat statig hoofd, woonplaats van kunst, kennis en wilskracht, ligt ontzenuwd in den killen grond!...
Helaas, al te vroeg werd hij ons ontnomen! Wat wij, zijne leerlingen, in hem verliezen weten allen, die hem van nabij gekend hebben. Met onvermoeibaren arbeid, ja met drift, stortte hij zijne eigene kunst in jongere harten. De kennissen, welke hij zoo talloos bezat, deelde hij mildelijk uit; en waarlijk, hij deed meer dan men van een mensch verwachten mag, hij verzuimde zijne eigene grootheid en faam, om anderen het vuur der kunst en hare kennis in te drukken. De dood heeft hem geraakt… doch, een man als Hij sterft niet, zijn geest leeft eeuwig in de kunst zijner volgelingen!
Zou het noodig zijn den rouw en het verdriet met geweld op te wekken in tegenwoordigheid van u allen, die onder Zijne leiding het vuur der kunst in uwen boezem hebt voelen ontsteken; voor u, die zoo dikwijls zijne stem hebt gehoord, u met liefde en geduld onderwijzende, en die zoo menigmaal zijne, nu door den dood bevrozene hand hebt gevoeld, wanneer Hij u vertrouwelijk zijn vriend noemde? En gij, die nu reeds groot in kunst zijt, gij, zijne oud-leerlingen, die onder Zijne leiding kunstenaars wierdt, worden uwe harten niet met doodsangst benepen, wanneer gij uwen blik in die gapende aarde vallen laat, en wanneer gij denkt dat Hij, om u te onderwijzen, misschien zijne gezondheid gekrenkt heeft!
Bij dit laatste vaarwel, bij den boord van zijn graf, voert zich uw geest gewis naar de tijden terug, toen zijne bedaarde, vriendelijke stem u in de oren klonk. Gij ziet hem in uwe verbeelding, altijd met diezelfde eenvoudige doening, met dat vriendelijk lachje, waarmede hij ons steeds wist aan te moedigen. Doch de dood heeft zich tusschen ons en Hem geplaatst, Hem aan onze achting en liefde onttrokken, want ja, wij allen minden Hem als eenen vader! Helaas! wij zullen Hem niet meer zien: de aarde bezit zijn lichaam, de schoot der Godheid zijne ziel!...
Een diep en innig gevoel van rouw en droefheid is in onzen boezem gezonken; o, schamen wij ons niet eenen traan van dankbaarheid te storten over onzen betreurden meester, geven wij eenen traan van liefde aan Hem, die ons den weg der kunst heeft aangewezen, die de gaven zijner ziel zoo mild onder ons heeft uitgestrooid. En zoo iemand onzer tot zooverre zijnen plicht vergeten kon, dat hij ongevoelig bleve bij de nagedachtenis des kunstenaars, dan storte hij eenen traan over den mensch, want als mensch bezat hij al de hoedanigheden om zich te doen beminnen en hoogschatten.
Diepbetreurde leeraar, uwe gedachtenis zal ons altijd tot een te volgen voorbeeld verstrekken, immer weze zij ons heilig. Heer Anthoni, in naam uwer trouwe leerlingen van Antwerpen… vaarwel!... rust zacht!...tot wederziens!...
* * *
Van den heer Hekkers, lid van den Administratieven Raad:
Mijne Heeren,
Ons Koninklijk Vlaamsch Conservatorium ondergaat een zeer gevoelig verlies door het afsterven van Theofiel Anthoni, eenen zijner begaafdste en talentvolste leeraars. In naam van den Administratieven Raad breng ik eene laatste hulde, niet alleen aan den zeer verdienstelijken kunstbeoefenaar, maar ook tevens aan den hartelijken leeraar, aan den achtenswaardigen mensch. Zóó ook had gansch het kunstminnende Antwerpen den uitmuntenden Virtuoos lief en bewonderde bij hem die fijne, stille bescheidenheid, die als het ware kenteeken was van zijne onbetwiste voortreffelijkheid.
Theofiel Anthoni's aandenken zal met ons jeugdig Vlaamsch Conservatorium, dat hij steeds opgedragen en verdedigd heeft, innig verbonden blijven. Zijn aandenken zal in eere blijven bij al degenen, die thans zijn vroegtijdig heengaan diep betreuren. Vaarwel, Anthoni, van ganscher harte en met een innigst rouwgevoel roep ik U een laatste vaarwel toe!
* * *
Van een oud-leerling van het Conservatorium te Brussel:
Messieurs,
Avant que cette tombe ne se ferme sur la dépouille mortelle de l'homme à la fois si simple, si modeste et si méritant, que nous venons de conduire au champ du repos, permettez-moi, au nom de ses élèves, de dire un dernier adieu à notre vénéré Maître. Monsieur Théophile Anthoni fut non seulement un grand musicien et un professeur habile et intelligent, mais encore et surtout un homme de cœur, d'une humeur toujours égale, d'un caractère doux et bienveillant, d'un commerce agréable et facile; il avait su s' attirer la sympathie de tous. Il a rempli noblement ici bas tous ses devoirs; que son âme repose en paix, et, pour nous, Messieurs, souvenons-nous longtemps encore de l'homme de bien, auquel nous disons ici le suprême adieu.
Adieu, Monsieur Anthoni, au nom de votre famille éplorée, au nom de vos collègues et de vos élèves, au nom de vos nombreux amis, adieu!
* * *
Van den heer Am. Verschueren, Schrijver der Fanfaren-maatschappij Ste Cecilia, te Heyst-op-den-Berg:
Geachte Aanhoorders,
Wederom heeft de wreede, de onverbiddelijke dood een slachtoffer in onze rangen gemaakt. De heer Frans Theofiel Anthoni, een onze beroemdste Eereleden der Fanfaren-Maatschappij Ste Cecilia verdwijnt uit ons midden. De droeve taak werd mij opgedragen, hem, in name van dit Muziekgezelschap, een laatst vaarwel te brengen. Zijn afsterven is niet alleen een onherstelbaar verlies voor die Maatschappij, maar ook voor de Muziekkunst: hij was immers zoo rijk begaafd, dat slechts weinige Belgen het bij hem halen kunnen.
Te Heyst-op-den-Berg geboren in 1850 van eenen gevierden beoefenaar der toonkunst, die vele jaren Muziekmeester onzer Fanfaren was, legde hij zich van zijne teederste jaren toe op de beoefening der edele Muziek en volgde de lessen van zijnen duurbaren vader. Weldra gaf hij blijken van buitengewonen aanleg en op 12jarigen ouderdom werd hij naar Antwerpen gezonden als leerling van Mr Odufré; daar ontwikkelde zich zijn talent, dat nog eene hoogere vlucht nam aan het Koninklijk Conservatorium van Brussel, waar hij in 1866, dus op 16jarigen ouderdom, den eersten prijs van fluit bekwam. Dan deed hij eene reis in Egypte, waar zijne kunst ten hoogste werd gewaardeerd; weldra deed hij ook eene kunstreis in Duitschland en Frankrijk en daar ook zag men hem met het grootste spijt heengaan.
Met andere leerlingen van den beroemden Peter Benoit nam hij deel aan de voorbereidende proef voor den prijs van Rome; zij vroegen de Vlaamsche vertaling van de Cantate en daar hun deze geweigerd werd, konden zij aan de eindproef geen deel nemen, vermits zij enkel op Vlaamschen tekst wilden werken en zij dezen niet konden bekomen.
Mr Anthoni componeerde dan verscheidene oratorio's en cantaten op de woorden van Emmanuël Hiel; van deze werden er door de Société de Musique in den hof van het Kunstverbond uitgevoerd en bekwamen veel bijval; brokken ervan werden ook in Heyst opgevoerd bij Concerten der Ste Cecilia, even als een paar Duo's voor fluit, toen ook zijn broer Jozef den eersten prijs bij het Brusselsch Conservatorium had behaald. Dat zij schitterenden bijval inoogstten, hoeft niet gezegd.
Van in jongen ouderdom maakte Mr Anthoni deel van de Fanfaren Ste Cecilia en tweemaal werd hij als Muziekmeester aangesteld. Van die taak kweet hij zich met eenen iever en eene nauwgezetheid, boven allen lof verheven.
In 1885 werd hij tot Leeraar benoemd bij de Muziekschool van Antwerpen en in 1889 tot Leeraar bij het Conservatorium van Brussel. Intusschen had hij ook de betrekking aanvaard van 1sten fluitist bij het orkest van den Muntschouwburg en door zijne menigvuldige bezigheden zag hij zich verplicht zijn ontslag als Muziekmeester te geven; doch immer, tot aan zijne dood bleef hij onze Fanfaren aangekleefd; ten zeerste was hij haar genegen en toonde zulks door woord en daad.
De Heer Anthoni werd ten zeerste geacht en bemind door allen, die hem kenden en hij verdiende zulks door zijne schoone hoedanigheden: rechtschapen in den hoogsten graad, was hij een vijand van veinzerij en logentaal; hij was dienstwillig als niet een; het was hem een waar genoegen, als hij iemand plezier kon doen; den hoogmoed was hij immer vijandig; hij was de eenvoudigheid zelve, en gezellig, vriendelijk in den omgang zelfs met de minderen, de geringsten.
In 1898 werd hij tot Ridder der Leopoldsorde benoemd, eene welverdiende hulde aan zijne hooge verdiensten; in 1904 boden een groot aantal zijner oud-Leerlingen hem het Borstbeeld aan van den gevierden meester peter Benoit, wiens bijzondere vriend de Heer Theofiel Anthoni was. Dit borstbeeld is in brons vervaardigd door den gekenden Beeldhouwer Arsène Matton. In 1905 bekwam Mr Anthoni de herinneringsmedalie der regeering van Koning Leopold II.
Helaas! in den zoo weinig gevorderden ouderdom van 57 jaren wordt hij ontrukt aan zijne diepbedroefde Bloedverwanten, aan zijne leerlingen, die hem zoo liefhadden, en aan zijne talrijke Vrienden. Aan genen geven wij de verzekering van onze ware deelneming in hunnen rouw en wij hopen, dat deze hen eenigszins troosten moge, daar gedeelde smart lichter wordt. Voor zijne leerlingen is het verlies waarlijk onherstelbaar en ook voor zijne vrienden en bekenden; zij moeten echter moed scheppen en gelaten de toekomst te gemoet zien… Hopen wij hem te zullen wederzien aan gene zijde van het graf.
En Gij, Duurbare Heer en Vriend Anthoni, rust zacht in den grond van Uw geboortedorp Heyst-op-den-Berg, dat U immer zoo dierbaar was. En vaar wel, in den naam der Maatschappij Ste Cecilia, vaar eeuwig wel!
* * *
Brief van rouwbeklag aan de familie van wege de heeren Voorzitter en Schrijver van den Bestuurraad van het Koninklijk Vlaamsch Conservatorium van Antwerpen:
Hooggeachte Heeren en Mevrouwen,
Het te vroeg afsterven van onzen geachten leeraar Anthoni, heeft ons wel diep bedroefd. Ook komen wij eene duurbare plicht te vervullen door UEd. bij dit voor U zoo smartelijk verlies, onze welgemeende deelneming uit te drukken. Zijn spoedig heengaan zal insgelijks eene overgroote leemte in ons Conservatorium laten. Door zijn buitengewoon talent, zijne kunde, vlijt en regelmatigheid, zal hij moeilijk bij ons kunnen vervangen worden.
God geve hem de eeuwige rust, die hij door zijne braafheid, gemoedelijk en rechtschapen karakter zoo wel verdiend heeft.
Aanvaardt, Mijnheeren en Mevrouwen, de uitdrukking onzer bijzondere achting.
Namens den Administratieven raad:
De Bijzondere Secretaris, Ad. Kockerols
De Gouverneur-Voorzitter, F. Cogels.
N.N.: Heyst-op-den-Berg [bij het overlijden van Theofiel Anthoni], in: De Aankondiger, Nieuws- en Aankondigingsblad van 't Kanton Heist op den Berg en Omstreken, 24 maart 1907, jrg. 23, nr. 44, p. 2.