Hulde aan Jef Denyn
Mechelen viert deze maand het 35-jarig jubileum van zijn meesterlijke stadsbeiaardier, Jef Denijn, den machtigen kunstenaar-tovenaar, die sedert 1887 de klokken van den St. Romboutstoren zingen doet, en dit op zulk een voortreffelijke manier, dat zijn naam en die der Vlaamsche kunst, de oude en de nieuwe wereld door, met waardeering wordt uitgesproken; den noesten en vernuftigen wroeter, die klavieren en klokverbindingen tot een ongehoopte volmaking wist op te voeren, zoodat zijn stelsel alom met geestdrift werd aangenomen; den bezielden en handigen componist, die, als geen ander, de hem ten dienste staande middelen weet te kneden tot die overheerlijke "preludiën", welke begroet mogen worden als zijnde bijna het summum van wat op het klokkenspeeltuig kan worden bereikt.Muziekwarande sluit zich geestdriftig bij die dankbare hulde aan, en zij meent deze gelegenheid niet te mogen laten voorbijgaan, om het Vlaamsche volk nauwer kennis te laten maken met de heerlijke beiaardkunst; zij verlangt tevens te wijzen op het groote belang der beiaardieropbeuring in ons land en op de betekenis van de komende beiaardschool, die weldra den roem der Vlaamsche kunst tot in de verste hoeken der wereld zal dragen. Wij weten immers, dat die heropbeuring in Holland, Engeland, Ierland, Frankrijk, Styrië, Amerika een machtigen weerklank heeft gevonden, en 't zou ons niet verwonderen, zoo, in deze democratische eeuw, de beiaard, dat volksinstrument bij uitnemendheid, een algemeene verbreiding tegemoet ging.
Deze heropbeuring kon slechts mogelijk worden, zoo het klokkenspel niet langer aanzien werd als een oudheidskundig speeltuig, bestemd om te roesten en te vervallen, maar wel zoo men door alle mogelijke middelen de volmaking betrachtte, in verband met de moderne begrippen, en den beiaardier een speeltuig in de hand gaf, dat niet alleen de oude, maar tevens de hedendaagsche muziek tot haar recht kon laten komen.
Welnu, het is de grootste verdienste van Jef Denijn, dat hij, door zijn onverpoosd werken en zijn volhardend zoeken, er in geslaagd is den beiaard van een mecanismus te voorzien, dat, ofschoon nog niet volmaakt, dan toch de volmaking zòò nabijkomt, dat het den kunstenaar toelaat zijn toehoorders te boeien, diep te ontroeren en in onweerstaanbare geestdrift te doen ontvlammen. Wij zijn er vast van overtuigd, dat de verstoktste tegenstander aldra bekeerd zal zijn, indien hij het zingend wonder der Mechelse klokken onder de tovenaarshand van Denijn heeft mogen hooren. Wij weten nu wel, dat, wat Denijn op zijn beiaard doet in Mechelen, niet op alle bestaande klokkenspelen bereikbaar is.
De Mechelsche beiaard is immers de zwaarste en de best ingerichte van de lage landen bij de zee, doch wat Toon Nauwelaerts doet te Brugge, Brees te Antwerpen, De Mette te Aalst en zooveel anderen elders nog, moet wel tot de overtuiging leiden, dat de kunst van Denijn niet is de beperkte kunst van een enkeling, doch weldra kan wezen een vrij algemeene kunst. De beiaardschool, die thans wordt geopend en die overal, zelfs van uit Amerika, flinken steun ontvangt, zal er niet alleen toe bijdragen, om al onze beiaarden een vaardigen speler te schenken, die de kunst verstaat om de klokken op waardige wijze te doen kloppen en klappen, juichen en bidden, tuimelen en dansen, doch ook de drang, om alle verwaarloosde beiaarden in en buiten ons land volgens het vernuftige Denijnstelsel te veranderen, zal er ongetwijfeld grooter door worden en leiden tot de algemene heropleving.
Veel is er reeds bereikt in stilte, in allen eenvoud, door persoonlijk initiatief, doch nu er van Staatswege ook belangstelling wordt getoond, zal, hopen wij, de vlam uitslaan en de gewenschte wedijver op kunstgebied tusschen steden en dorpen doen ontstaan. Naar het Mechelsch stelsel werden reeds talrijke in- en uitheemsche beiaarden veranderd en van een Mechelsch standaardklavier voorzien, namelijk die van Roeselare, Thielt, Brugge, Ieper, Oudenaarde, Oostende, Kortrijk, Doornik, Bergen, Leuven (St. Geertrui en St. Pieter), Verviers, Lier, Hasselt, St. Amand-les-Eaux (Frankrijk), Cattistock (Engeland), Arnhem en Nijkerk (Holland). Verscheidene van die klokkenspelen werden echter zéér gehavend, zooniet voor een groot deel vernietigd door den oorlog (Leuven, Oudenaarde, Oostende) en vragen dringend herstel. Naar het voorbeeld van Mechelen zijn tal van steden er toe gekomen beiaardconcerten in te richten, die overal in den smaak vallen, doch, wanneer men bedenkt, dat er in ons land 97 en in Nederland 115 beiaarden zijn, goede en slechte - meer slechte dan goede, helaas! - dan moet men wel bekennen, dat er nog héél veel te doen valt!
Om al die torens weer aan 't zingen te krijgen, is de beiaardschool onmisbaar, de nieuwe, langverwachte, Mechelsche beiaardschool, die den naam van "Jef Denijn-stichting" zal dragen, en die de schoonste parel zal worden aan de kunstkroon van den gevierden meester-klokkenist. Mechelen mag terecht fier zijn op zijn kunstenaar en de dankbare hulde, die hem door zijn ontroerde stadgenooten wordt gebracht, is ten volle verdiend. Doch die hulde heeft een ruimer betekenis. In Jef Denijn wordt gevierd de geheele Vlaamsche beiaardkunst. Allen, die hem terzijde staan in zijn streven naar het ideaal, al zijn collega's van andere zingende torens hebben hun deel in die bewonderende hulde, en eenieder zal het met ons beamen: "in den persoon van den Koning viert men heel het volk"!
Hullebroeck, E.: Hulde aan Jef Denyn, in: Muziek-Warande, jrg. 1, nr. 8, 1 oogst 1922, p. 169-171.