Ga verder naar de inhoud

Dankzij de zeer geapprecieerde toelating van Géry van Outryve d'Ydewalle (vast secretaris van de Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen & Kunsten) kunnen we hier de mooie tekst publiceren van het in memoriam dat Kamiel Cooremans uitsprak op 15 mei 2013 in de Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen & Kunsten. Een postuum laudatio…

Vic Nees (1936-2013) - Een laudatio

Naar aanleiding van zijn overlijden op 14 maart 2013 waren allen die over hem getuigden het eens: Vic Nees was het boegbeeld, de nestor van de Vlaamse koorwereld. De man die als componist en dirigent nieuwe horizonten verkende.

Dat hij het zo ver zou schoppen stond niet in de sterren geschreven. Als jonge man ambieerde hij niet om musicus te worden. Hij was nochtans begaafd. Dat zag zijn vader, Staf Nees, naast beiaardier te Mechelen ook actief als organist, koordirigent, leraar en als componist. Dat zagen ook collega’s van Staf die geregeld aan huis kwamen zoals Jef Van Hoof, Marinus de Jong en Arthur Meulemans. Dat wist Vic ook wel. Als leerling van het Sint-Romboutscollege, waar hij de Grieks-Latijnse afdeling volgde, slaagde hij met brio in de toelatingsproef om als koorknaap opgenomen te worden in het toenmalig befaamde Sint-Romboutskoor onder leiding van Jules Van Nuffel. Hij stond zijn vader bij als pianobegeleider bij koorrepetities en verving hem af en toe aan het orgel. Toen de Gentse muziekcriticus Berten De Keyzer hem hoorde wenste hij ‘de jonge Heer Victor een verdere loopbaan in Vaders spoor’ toe.

Maar Vic besliste in 1955 om zich te laten inschrijven aan de faculteit Letteren en Wijsbegeerte van de universiteit te Leuven. Hij wilde niet in vaders spoor lopen omdat hij zich afzette tegen diens laatromantische taal. Vic had immers ondertussen een andere taal leren kennen, deze van Ravel, Poulenc, Honegger en vooral Stravinsky. Na één jaar ruilde hij de universiteit van Leuven voor het conservatorium van Antwerpen. Blijkbaar was hij tot de bevinding gekomen dat de muziek dan toch zijn ware roeping was. Het voorgeschreven parcours legde hij af in een recordtijd. In 1961 werd hij programmator, producer zoals het toen heette, van de BRT. Het begin van een gestrekte loopbaan als radioman. Naast zijn beroepsactiviteiten leidde hij het Vocaal Ensemble Philippus de Monte in Mechelen en het Ter Kamerenkoor in Brussel. Om zijn slagtechniek te verfijnen volgde hij een 'Meisterkurs für Chorleitung' bij Kurt Thomas in Hamburg. Toen in 1970 de plaats van dirigent van het Omroepkoor vrij kwam was hij de aangewezen kandidaat. Hij zou dit koor gedurende 26 jaar leiden. Hoewel hij deze taak met volle overgave vervulde ging zijn prioriteit uit naar creatief werk. Getuige zijn uitspraak: "Ik dirigeer om te leven en ik leef om te componeren."

Componeren deed hij vanaf zijn negende maar zijn eerste werk dat hij aan de openbaarheid prijsgaf dateert van 1958, toen hij 22 was. Een werk voor gemengd koor a capella. Zijn laatste werk dateert van 2012. Eveneens een werk voor gemengd koor a capella. Het koor was het instrument dat hij door en door kende. Alle facetten van het koorzingen heeft hij verkend: het kinderkoor, het jeugdkoor, het gemengd koor, het vrouwenkoor, het mannenkoor. Meestal a capella maar vaak in combinatie met vocale of instrumentale solisten. Hij kon daarin zeer origineel uit de hoek komen. Een gemengd koor confronteren met een hobo, of een accordeon, is toch wel zeer ongewoon.

Hoe verscheiden koormuziek ook moge zijn, dat neemt niet weg dat ze slechts een bescheiden segment uitmaakt van de muziekproductie. Dat een componist van zijn generatie zich quasi uitsluitend op dit medium toelegt is wel heel bijzonder. Maar die keuze kan lonend zijn. Want koormuziek - wanneer ze aanslaat - mag rekenen op een ruim afzetgebied. Naast enkele beroepskoren zijn er tal van amateurkoren. Nees heeft dit begrepen. Aan beide categorieën heeft hij aangepast repertoire aangereikt. Hij verstond daarbij de kunst om in alle omstandigheden trouw te blijven aan zijn artistieke visie. En hij vond gehoor. Weinig koren in Vlaanderen die nooit iets van hem gezongen hebben. Weinig werken van hem die geen uitgever vonden. En hij mocht zich verheugen in talrijke interessante opdrachten.

Dat hij Vlaanderen confronteerde met wat in Europa aan het gebeuren was, is niet de minste van zijn verdiensten. Reeds in zijn eerste werken brak hij met de Vlaamse laatromantische traditie. Aanvankelijk spiegelde hij zich aan de Duitse koorcomponist Hugo Distler die hij bewonderde om zijn lineaire stemvoering en zijn originele tekstbehandeling. Gaandeweg verruimde hij zijn blik en kwamen Hindemith, Britten en Tippet in het vizier. De tonaliteit vervaagde of verdween zelfs. Dissonanten werden agressiever. Rond 1970 begaf hij zich op het pad van het experiment. Spreekkoor en aleatoriek deden hun intrede. Lang duurde deze periode niet. De grote retour naar de diatonische schrijfwijze voltrok zich begin de jaren '80. Tegelijkertijd werd de repetitieve muziek een substantieel element van zijn toonspraak. Van dan af was er eigenlijk geen sprake meer van evolutie. Tenzij van toenemende concentratie en diepgang. En van een duidelijke herwaardering van het melos. Hij besloot ‘de lyrische kraan die al een tijdje losgedraaid was volledig te openen.’

Ongeacht of het om jonge, experimentele of rijpere werken gaat, Nees blijft altijd herkenbaar. In de eerste plaats aan de woord-toonverhouding die vaak gebaseerd is op tekstherhalingen, tekstfragmenten en op het verschuiven van klemtonen. Vervolgens aan de uitgekiende vormgeving. En niet in het minst aan de vocabiliteit, de zingbaarheid van de stemmen.

Indien Vic Nees overleeft dan zal het eerder zijn als componist dan als dirigent. Alhoewel hij ook als dirigent baanbrekend werk verricht heeft. Met het Omroepkoor heeft hij tal van Vlaamse, maar ook internationale, creaties gebracht. Of vergeten partituren van onder het stof gehaald. Hij dook daarvoor in archieven. Nees als musicoloog! De laatste tijd ontpopte hij zich als columnist. Over uiteenlopende aspecten van ons muziekleven had hij zo zijn bedenkingen die hij formuleerde in een snedige, vaak van humor en ironie doordrenkte taal. Hij was dus ook literair begaafd. Hij was trouwens zeer belezen. Wanneer hij niet dirigeerde of componeerde las hij. Muziek en woord was zijn devies.

Het is niet de eerste keer dat ik een laudatio over hem mag houden. In het verleden heb ik me steeds beperkt tot het belichten van zijn professionele en artistieke activiteiten. Hem typeren als artiest was mijn hoofdbekommernis. Hem typeren als mens heb ik steeds bewust vermeden. Omdat ik aanvoelde dat hij dat niet zou geapprecieerd hebben. 'Dit is niet aan de orde', zou hij gezegd hebben. Vandaag maak ik een uitzondering en wil het ook hebben over zijn persoonlijkheid.

Vic had een hekel aan grote woorden. Hij beschouwde zichzelf eerder als de gedegen vakman, iemand die zijn stiel kent, dan als de grote kunstenaar. Hij was bescheiden maar trots op wat hij presteerde. Omdat hij wist dat het goed was.

Vic was in alle omstandigheden plichtsbewust. Bestellingen, composities, artikels of wat dan ook, werden lang voor de deadline afgeleverd. Hij kwam nooit te laat, ook niet in vergaderingen die hij trouwens zorgvuldig voorbereidde. Aan zijn plichtsbewustzijn ging zijn engagement gepaard. Zo klaagde hij in zijn late geschriften het gebrek aan belangstelling aan voor het werk van onze Vlaamse componisten.

Vic was hulpvaardig. Met raad en daad stond hij jongeren bij. Voor hen was hij een mentor, een éminence grise.

Vic had zin voor ethiek. Waarden als rechtvaardigheid, trouw en consequent handelen stonden bij hem hoog in het vaandel.

Het is waar dat hij bij een eerste kennismaking soms de indruk gaf afstandelijk te zijn. Met zijn ideeën en gevoelens liep hij immers niet te koop. Naar buiten toe bleef hij gereserveerd én voornaam. Maar in vertrouwde kring kon hij los komen en zich laten kennen als een joviaal, gul en warmhartig man.

Gelukkig diegenen die hem mochten ervaren als artiest én als mens.

Kamiel Cooremans

Brussel 15 mei 2013

Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten

Oorspronkelijke tekst, te verschijnen in Academie Berichten van de Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen & Kunsten.