Ga verder naar de inhoud

Jef Van Durme is medewerker aan "Muziekwarande". Dat is stellig geen reden, om in dit tijdschrift zelf een hoofdartikel aan hem te wijden... Jef Van Durme heeft geen ronkende reklaam van doen... Overigens, hij is te nederig, om met boerenbedrog gediend te zijn, en er zich door vereerd te gevoelen... En vooral hij heeft eigenschappen, die ook zonder loftrompet, in een nabije toekomst volledig naar waarde zullen geschat worden... Vóór een drietal jaar nog zoo goed als onbekend, wordt hij nu reeds als een van onze knapste jonge toondichters beschouwd, als een wekker, die inspiratie en techniek in een ruime mate bezit, en die deze beide factoren in stevig evenwicht wenscht te houden. In 1928 hoorden we voor het eerst compositiewerk van hem. Een drietal concerten volgden, sindsdien, elkaar met korte tusschenpoozen op; en slag op slag haalde hij thuis; publiek en pers lieten zich geestdriftig over hem uit... Thans staan we zoo ver, dat de behaalde successen hem vóór een groote en verheven taak gesteld hebben, wil hij niet talrijke verwachtingen het hoofd inslaan... Maar we zijn vol vertrouwen: hij is van degelijke stof!

Doch, eerst een woordje levensgeschiedenis. Jef Van Durme (Kemseke-Waes, 7 Mei 1907), stamt uit een zeer muzikale familie. Zijn vader was orgelist te Kemseke en al zijn ooms waren muzikanten. Hij is de neef van Oscar Van Durme en zijn grootvader was een leeraar van Tinel. Van zijn vader ontving hij het eerste onderricht in notenleer en klavierspel. Later echter, - in de jaren 1917 en '18, - krijgt hij klavieronderricht van Parmentier, orgelist te Sint-Niklaas. In 1909 verhuist de familie naar Antwerpen, waar de vader zich als makelaar vestigt. De knaap blijft gedurende twee jaar zonder leeraar en belandt eindelijk in het Kon. Vl. Konservatorium, waar hij werkt onder de aanmoedigende leiding van Lod. De Vocht (harmonie) en onder het uiterst strenge toezicht van E. Verheyden (eveneens harmonie).

De eerste jaren te Antwerpen waren geen zonnige tijden; lichamelijk was hij zwak; het studeeren viel hem hard; en trots de zeer geringe aanmoediging, die hij ondervond, hield hij moedig vol. Vooral aan Flor. Alpaerts, bij wien hij zijn studiën voleindigt, heeft hij veel te danken; hij vond er een volkomen opbeuring en een hartelijke aanmoediging. Intusschen had hij geregeld aan het Kon. Vl. Konservatorium zijn klavierstudiën volmaakt bij Frans Leenaerts. Nu brak de examentijd aan. Die bracht een nieuwe ontgoocheling. Eigenlijk primeert er slechts één diploma in het leven: dat is het werk, dat we voortbrengen... Het zijn niet altijd de akademie- of konservatorium-primussen, die later het hoogst vermogen te stijgen... We schreven haast: integendeel! Reeds heeft de werkelijkheid dit alles hersteld... De verdiensten van Jef Van Durme worden meer en meer erkend en wekken van stonden aan waardeering van allen.

Wie Jef Van Durme van dichtbij leerde kennen, merkte al spoedig in hem de twee zeer uiteenloopende eigenschappen op: een kinderlijke schuchterheid,voortspruitend uit nederigen eenvoud en argelooze openhartigheid, - naast een felle, opgewonden geestdrift, het gevolg van zijn artistiek voelen en zijn nog eenigszins onbeteugelden drang naar componeeren. Mozart en Haydn wezen hem al vroeg den weg; en als veertienjarige knaap schreef hij verschillende kleine composities, opgevat naar den stijl dezer twee groote klassiekers. Weldra echter valt hij onder de bekoring van den rad-pratenden, uiterlijk zwierigen en briljanten Mendelssohn, - een vereering, die gelukkig van korten duur was. Franck en Schumann, - de eerste vooral, - tronen al gauw als vorsten in het hart van den begeerlijk zoekenden en ijverig werkenden jongeling; en stilaan, maar zeker, ontstaat en groeit ook een sterke bewondering voor den geweldigen orkestralen schilder, R. Strauss; maar van Durme zet zich tijdig schrap en weert bewust dezen machtigen invloed af, zonder dat zijn bewondering voor het werk van Strauss verzwakt.

In 1928 behaalt zijn "Romance voor Viool en Orkest", op één der concerten van de Kon. Maatschappij voor Dierkunde, te Antwerpen, een flink succes; en kort daarop treedt hij met een keuze uit zijn reeds omvangrijk werk vóór het publiek op. Het volgende jaar hernieuwt hij die proef en deze "Jef Van Durme-avond" bleek van werkelijke beteekenis. In "Het Tooneel" schreven we:
"Van nieuwelingen hoorden we in den laatsten tijd maar zeer zelden werk, dat op deze hoogte staat. De heer J. Van Durme "kan" voor zijn instrument schrijven en stelt daardoor natuurlijk aan den uitvoerder hier en daar flinke technische eischen. Misschien is af en toe de vorm nog niet geheel gaaf en mogelijk is er wel eens gebrek aan beperking (die specifieke fout der jeugd!), maar, globaal genomen, staan we hier voor een zeer rijke belofte. "Ballade", met het wat eenvormige begin, neemt moeilijke vlucht; vaak is het nog een tasten naar vaste lijnen; en al is ook het harmonische deeg wel eens te dik, toch mocht dit werk vrij goed bevallen. "Humoresk" heeft meer karakter; is beter van inhoud en gelukkiger van thema; het vertoont daarbij een mooie melodische lijn. "Allegro giocoso" bevestigde den goeden indruk; het is fijn en delicaat van inspiratie en van toets. In "Wiegelied" zocht de toondichter naar een nieuw rhythme. Dit stuk groeit uit tot heel wat meer dan het soezende melodietje in 6/8. En al is het herhaalde bruske moduleeren niet altijd even gelukkig, toch werd hier een stemmig ensemble bereikt.

"Impromptu" is, als bouw en als karakter, wel geslaagd en in "Sprookje", waarin de fantasie haar vrijen loop krijgt; bewees de toondichter ook los en geestig te kunnen zijn. "Klacht" bezit een niet te missen emotieve kracht en is, als gevoelsuiting, een goed getroffen bladzijde. Ze bevat een flink behandelden climax, waarvan het hoogtepunt werkelijk brengt wat de toondichter bij den aanvang beloofde. De "modern" behandelde "Burlesk" (waarom dachten we daarbij aan Schumann?) bereikte, als inhoud en als vorm, niet de hoogte der vorige stukken. De Heer J. Van Durme behaalde als componist een zeer vleiend succes."

Nog in 1929 behaalt Jef Van Durme, - met een "Sonate voor viool en klavier", - den "Prijs Fester" uitgeschreven door de "Toonkunstenaarsvereeniging van Antwerpen". En de jonge componist, die zulke harde dagen gekend had, neemt zijn volle vlucht, met krachtigen wiekslag en met helderen blik. 1929 brengt nog twee interessante gebeurtenissen. In September wordt in de "K. M. voor Dierkunde", onder de geroemde leiding van Flor. Alpaerts, voor het eerst zijn symphonisch gedicht "Hamlet" uitgevoerd en meer dan hartelijk ontvangen. In October beleefden we een tweede "Van Durme-Avond", waarop heel wat nieuw werk werd geboden. In "Het Tooneel" lieten we ons als volgt uit:
"Laat het werk van dezen jongen en zeer begaafden komponist nog wat ongelijk zijn, laat het zelfs hier en daar wat ongebreideld zijn, het is gemakkelijk te voorzien, dat verdere scholing en een strenge zelfkritiek deze tekortkomingen al spoedig zullen doen verdwijnen. De avond zette in met vijf klavierstukken, op klare en hartstochtelijke wijze uitgevoerd door den toondichter: Klacht, Gemoedsstemming, Coquetterie, Elegische Dans, Burlesk. Pianistiek zijn al deze werken vast en zeker; en ze behoren tot het beste, van wat in Vlaanderen op dit gebied werd voortgebracht. De "Sonate" voor viool en klavier, is een gevuld en boeiend werk. De eerste beweging zet mooi en sterk in; ongelukkig wordt later, vooral in de vioolpartij, het materiaal tamelijk verbrokkeld en wordt de uitdrukking te uiteenlopend van karakter. Meer eenheid en samenhang!

De tweede beweging is een belangwekkende ontwikkeling van een uitdrukkingsvol thema, met een goed voorbereiden en flink doorgevoerden climax. In het derde deel wist de toondichter best de mogelijkheden der viool uit te baten, wat in de eerste twee deelen niet altijd het geval is. In zijn geheel: een mooi en beloftevol werk.

Met "Verlangen", voor cello en orkest, drong J. Van Durme met één slag tot in het hart van zijn publiek. Deze bladzijde is zeer melodieus, bezit distinctie en ontroerende romantiek en is buitengewoon gunstig voor het instrument geschreven; ze herinnert aan sommige stukken van Schumann, door haar algemeen karakter; J. Van Durme hulde hier zijn gevoel en zijn hartstocht in een zeer stemmig kleed.

Verder hoorden we een vijftal liederen: "Avond", mooie stemmingskunst; "Treurzang", juist van muzikale uitdrukking en inslaand door de beheerschte tragiek; "De gouden dag is heen", schilderachtig en treffend; "De Vagebonden", indrukwekkend door de ballade-kleur en door de gedramatiseerde momenten; eindelijk "De Lente komt", frisch en opgewekt. Tot slot ging een "Trio", voor viool, cello en klavier, met een sterk gebouwd "Allegro appasionata"; een zeer mooi en zangerig "Andante", stevig van uitwerking en diep aansprekend; een "Allegro con brio", dat opgewekt met een rhytmisch thema begint en dat doorgaans een voldoende spankracht bezit".

Voor een paar weken hoorden we opnieuw het hier besproken "Trio", - uitgevoerd door het "Trio Jef Alpaerts", waaraan het opgedragen is, - en onze uitspraak (men zie "het Tooneel" van 24-1-31) luidde even gunstig: "Het werk was geplaatst tusschen stukken van Beethoven en van Schubert! Gevaarlijke opstelling en angstwekkend vooruitzicht! Jef Van Durme heeft zich opgewekt tot een van de allerverdienstelijken onder de jonge komponisten. Zijn werk heeft een flinken inhoud en een verzorgden vorm. Veelschrijverij blijft voorloopig een dreigend gevaar voor dezen mild begaafden kunstenaar. Daarin is de reden te zoeken van enkele langdradigheden in de twee "allegro's" en van de lichte inzinking in de derde beweging, waar de compositie op een bepaald oogenblik nog enkel een ijdel spel met klanken blijkt, waarbij inhoud en uitdrukking op het tweede plan teruggedrongen werden".

Eén der belangwekkendste werken uit de daaropvolgende periode is voorzeker de "Romantische Sonate" voor klavier. We hoorden ze, - in 1930 - op een concert door den toondichter zelf uitvoeren en schreven in "Het Tooneel": "Het werk is naar het klassieke plan opgebouwd; het bevat drie bewegingen: de eerste een "allegro", die ons het best geslaagd van heel het stuk voorkwam; de tweede, een volgehouden "Presto agitato"; de derde, onderverdeeld in een "Andante" en een "Allegro con brio". De Heer J. Van Durme heeft met deze klaviersonate een flink eind wegs afgelegd. Nog krijgen we wel den indruk, dat hier heel wat passages al te zeer intellectueele en ook cerebrale muziek zijn, maar doorgaans is de inspiratie vloeiender dan vroeger en is de vorm meer beheerscht. Dat valt vooral op in het eerste "allegro", waarvan alle constructieve lijnen flink in de hand gehouden werden".

Een harde slag treft Jef Van Durme in Januari 1930. Zijn vader sterft en deze droeve gebeurtenis werkt diep in op zijn gevoelig gemoed. Ook zijn composities ondervinden er den weerslag van: uit sommige klinkt een vroeger nooit gehoorde mystieke toon op. Jef Van Durme zoekt troost en opbeuring in het werk en dit tijdstip wordt één der vruchtbaarste uit zijn korte, maar reeds welgevulde loopbaan. Achtereenvolgens schrijft hij: "Beatrijs", voor groot orkest, in een modernen polyfonischen stijl. Hier heeft hij getracht de tegenstelling tusschen het mystieke en het profane scherp te doen uitkomen; het werk is ten slotte opgevat als een apotheose: waar Beatrijs den val het dichtst nabij is, verschijnt haar licht en gebeurt de verzoening.

"Sextet", voor houtblazers en klavier. Dit werk is verrassend door de speciale tint, die er in schittert; het is humoristisch van toon. Dit "Sextet" zal voor het eerst uitgevoerd worden door het "Kamermuziekgezelschap van Antwerpen", op 2 Maart a.s.
"Romantische Sonaat", voor klavier, waarvan weldra de tweede en de derde beweging grondig en zeer ten goede herwerkt werden.
"Allegro appassionata", voor cello en klavier, - in sonaatvorm opgevat in én deel.
"Dramatische Dans", voor viool en klavier.
"Indrukken uit Luxemburg", een suite van vijf nummers, voor klavier.
"Preludium en fuga", voor klavier, een werk, waarin de klassieke stijl geëerbiedigd werd, in tegenstelling met de andere meer modern opgevatte scheppingen.
"Fantasia", voor klavier.
"Drie Karakterdansen", voor klavier.
"Ave Maria", voor gemengd koor en orkest.
De meeste van deze laatste werken zullen uitgevoerd worden op 23 Februari, op een "Van Durme-Avond", in de concertzaal van het Kon. Vl. Konservatorium te Antwerpen.

Jef Van Durme werkt thans aan een oratorio voor soli, koor en orkest: "De 14 Stonden" van Guido Gezelle. Eenigzins geleid door "Le Roi David" van A. Honegger, heeft de jonge toondichter in dit oratorio gezocht naar pakkende dramatische tegenstellingen en naar treffende kleurcontrasten; tevens was hij er op bedacht de uitersten van zijn schepping zoo ver mogelijk uiteen te houden.

Bewust en flink gewapend, vat Jef Van Durme thans het belangrijkste deel van zijn loopbaan aan... Hij is in wezen een romantieker... Zijn techniek echter rust op moderne grondslagen. Jef Van Durme wil zijn beste krachten wijden aan symphonisch werk en aan kamermuziek... Het lied boezemt hem minder belang in... Na al de rijke beloften, die hij zoo herhaaldelijk aflegde, zijn we beslist optimistisch gestemd... We willen overigens besluiten met een woord van één der moderne grootmeesters der muziek: met een woord van R. Strauss. Toen de Meester van "Tyl" en "Salomé" voor enkele weken te Brussel dirigeerde, had Van Durme het genoegen hem voorgesteld te worden en hem enkele partituren ter inzage aan te bieden... Het oordeel van R. Strauss luidde: "Ik beken gaarne, dat Uw composities mooie beloften inhouden." Dit woord zal mede Jef Van Durme aanmoedigen en naar hooger toppen zweepen... het mag en het zal hem echter niet verblinden...

Horemans, J.: Jef Van Durme, in: Muziek-Warande, jrg. 10, nr. 2, 1 februari 1931, p. 25-29.