Ga verder naar de inhoud

Toespraak gehouden door Prof. FLOR PEETERS tijdens het Internat. Orgelcongres te Tongerlo, 4-6 Aug. 1951.

Geachte toehoorders,

Het is passend dat wij, ter gelegenheid van dit orgelcongres, de figuur van JAAK NIKOLAAS LEMMENS huldigen, omdat hij voor ons en ver buiten de grenzen van dit kleine land, de levenswekker is geweest van de orgelcultuur van de 19e eeuw. In de eerste plaats gaat onze hulde naar LEMMENS, als de meest representatieve figuur in de katholieke orgelwereld van zijn tijd. Als paedagoog is hij een baanbreker geweest, en mogen wij hem gerust de grondlegger noemen van het moderne orgelspel. Zijn orgelmethode is daarvan het klaarste bewijs. De toepassing van het afwisselend gebruik van punt en hak bij het pedaalspel en het substitutieprinciep der vingertechniek zijn, onder meer, inventies geweest van hem zelf, waarin hij bewees dat hij zijn tijd ver vooruit was.

Als professor van orgel aan het Koninklijk Conservatorium te Brussel - nadat hij in Breslau bij HESSE gestudeerd had - heeft hij een schare van leerlingen gevormd, die de grondslagen van zijn onderwijs verder hebben uitgedragen over westelijk Europa. Onder zijn leerlingen en zijn latere discipelen van het Lemmensinstituut, vernoemen wij:
JOZEF TILBORGHS, orgelprof. aan het Kon. Conservatorium te Gent;
EDWARD ANDLAUER, organist van St. Gregorius te Hagenaer (Elzas);
FRANS RIGA, organist der Minimen te Brussel;
JOZEF VALLON, organist der Sint-Patrickskerk te Liverpool;
CLÉMENT LORET, orgelprofessor aan het Conservatorium te Parijs;
ALFONS MAILLY, orgelprofessor aan het Kon. Conservatorium te Brussel;
JAN STEPHENS PIRONGS, organist te Londen;
JOZEF CALLAERTS, organist van de Kathedraal te Antwerpen;
AUGUST GROVEN, leraar aan de muziekschool te Mechelen;
MANILLUS BOGAERTS, organist te Tilburg;
PIETER ESTOURGIE, organist op het eiland Sint-Mauritius;
EDMOND LEMMENS, organist te Laken;
ALEXANDER GUILMANT, organist H. Drievuldigheidskerk te Parijs;
CESAR LORET, organist St. Bonifatiuskerk te Brussel;
ANTOON MASAGÉ, orkestmeester te Parijs;
MATHEUS BALTHASAR, kapelmeester te Namen;
AUGUST ANDLAUER, organist Notre-Dame-des-Champs te Parijs;
CHARLES MARIE WIDOR, organist Sint-Sulpitiuskerk te Parijs;
J. B. COPPENS, organist Begijnhofkerk te Brussel;
FRANS DE MOL, directeur muziekschool te Oostende;
LODEWIJK MAES, organist Paleis van Volksvlijt te Amsterdam en
ALFONS DESMET, orgelprofessor aan het Kon. Conservatorium te Brussel.

Verder heeft LEMMENS door zijn veelvuldige recitals, als concertorganist, vooral in Frankrijk en in Engeland, de orgelmuziek en meer specifiek de orgelwerken van BACH gepropageerd. Daardoor heeft hij de principes van zijn orgelonderwijs op een bredere basis ingang doen vinden bij het orgelpubliek, en veel bijgedragen tot waardering van het orgelspel bij het grote publiek, dat totaal bedorven was door de wansmaak van die tijd.

Door de ervaringen opgedaan bij het bespelen van vele orgels, was LEMMENS een kostbare raadgever in zake orgelbouw. De geniale orgelbouwer CAVAILLÉ-COLL wist de opmerkingen van onze orgelvirtuoos ten zeerste te waarderen. Wanneer een nieuw orgel opgesteld stond in het atelier te Parijs, werd LEMMENS vaak geïnviteerd om het pas voltooide instrument grondig te onderzoeken en te keuren. Vanuit dit oogpunt zijn de correspondentie tussen LEMMENS en CAVAILLÉ-COLL, alsook de nagelaten brieven van de Franse orgelbouwer zeer belangrijk.

Het zou een onvergeeflijke tekortkoming zijn, indien we bij deze gelegenheid LEMMENS niet zouden huldigen als de verdediger der Gregoriaanse muziek. Zijn werk: Du chant grégorien, sa mélodie, son rythme, son harmonisation, dat eerst na zijn dood verscheen en uitgegeven werd door Abbé DUCLOS, wijst op de goede richting die LEMMENS had ingeslagen voor zijn tijd. Eén enkele reis naar Rome scheen niet voldoende te zijn, om Zijne Heiligheid te overtuigen van de noodzakelijkheid ener restauratie van de Gregoriaanse kunst. Er schenen te Rome in de oppositie nog andere doeleinden te worden nagestreefd dan zuiver muzikale! Daarom gaat de keikoppige Kempenaar een tweede maal zijn zaak bepleiten bij de Paus, en ditmaal haalt hij zijn slag thuis.

Achteraf begrijpen we nog beter de toedracht van dit bezoek en beseffen we des te meer dat LEMMENS gelijk had op heel de lijn. Is het niet ontroerend mooi, dat diezelfde LEMMENS, die de schitterendste successen van zijn meesterlijk orgelspel in de grote concertzalen heeft gekend, op het laatste van zijn leven een kruistocht onderneemt om voordrachten te geven in Parijs en elders over de Gregoriaanse muziek? Zijn gecultiveerde echtgenote, die in Engeland een bekende zangeres was, stond hem hierin dapper ter zijde met haar fijnzinnige voordracht.

En is het slot van zijn leven geen magnifieke bekroning geweest van een voortdurende geestelijke opgang: namelijk de stichting van de kerkmuziekschool te Mechelen? "Hij wilde zich nog slechts uitsluitend wijden aan de gewijde muziek", zegt hij zelf; precies of hij dit niet gedaan had, gedurende zijn gehele leven. Het programma dat LEMMENS toen voor zijn school heeft opgesteld is thans nog geheel actueel en het is een levensmotto voor ieder kerkorganist of kapelmeester.

Ik citeer alleen volgende passus uit dit programma, waar LEMMENS zich richt tot de leerlingen: "Wanneer de ziel in U zal groot zijn, de inbeelding vurig, het hart warm, de geest klaar, de hand geoefend; wanneer uw machtige begaafdheden, ontroerd en bezield door het ideaal, in U ten dienste zullen staan door de behaalde handigheid en de hardnekkige verduldigheid die een deel is van het genie; wanneer gij zult zingen gelijk FRA ANGELICO zou geschilderd hebben, zoo zijn eeuw hem het penseel van Raphaël had kunnen schenken; en gelijk Raphaël zou geschilderd hebben, hadde hij in zijn ziel het ideaal van den Engel van Fiesole kunnen bewaren; alsdan, maar alsdan alleen, kunt gij in onze kathedralen het orgel bestijgen. En de staf van den kapelmeester zal U door de eenparige wenschen van de vrome menigte in zijn handen gegeven worden, wanneer in U volmaakt zal zijn: de man der kunst en de man der kerk!"

LEMMENS was niet alleen een verfijnde mens in zijn omgang en manieren, maar door zijn vele reizen, zijn contact met een verscheiden milieu, en zijn omgang in vele intellectuele middens, was hij een gecultiveerd en algemeen ontwikkeld man. Zijn Vlaamse taal bleef hem lief, en hij bezat haar in de fijnste schakeringen. Daarbij sprak hij uitstekend Engels, elegant Frans, tamelijk goed Duits en verstond opperbest Latijn.

Ten slotte huldigen wij in J. N. LEMMENS de vrome Kempenaar uit het stille dorp van Zoerle-Parwijs, die zijn geboortegrond nooit heeft verloochend. Het zal wel te danken zijn aan de taaie werkkracht en het koppig doorzettingsvermogen, dat de Kempenaars eigen is, dat LEMMENS zoveel mocht realiseren in zijn leven. Dat hij zijn geboortegrond trouw bleef, bewijst voor zijn groot menselijk gevoel. Inderdaad het sap, dat men als kind van de buiten in de Kempen heeft opgezogen, volstaat om een geheel leven te bevruchten. Ik kan me persoonlijk levendig voorstellen, dat LEMMENS in de grond, dikwijls de stilte van zijn geboortedorp zal verkozen hebben boven het succes van zijn orgelconcerten.

Weinige mensen begrijpen hoe zwaar het concertleven is, wijl zij alleen blijven stilstaan bij het uiterlijk succes en loftuitende persartikelen. Het is echter eerder een harde roeping en een zware plicht, die men op zich neemt, en die steeds hogere geestelijke en lichamelijke eisen stellen. Wanneer men dan van stille kleine dorpsjongen - waar mensen aan de zelfkant leven - tot wereldburger wil uitgroeien, moet men buiten de muziek om, honderden zaken op zichzelf veroveren om tegen die taak voor een gans mensenleven opgewassen te zijn. Daarom gaat niets boven de heilzame stilte en de vrome rust van onze Kempen.

Dit zal LEMMENS ongetwijfeld meer dan wie ook, meermalen op zijn kunstreizen hebben ondervonden en beleefd. Ook daarom is onze dank aan hem zo groot, omdat hij niet versaagd heeft aan zijn plicht, de rijke talenten die hij van O.L. Heer ontvangen had, veelvoudige vruchten te doen dragen.

Na een zeer gevuld leven is J. N. LEMMENS in de ouderdom van acht en vijftig jaar gestorven op zijn kasteel te Zemst, in de nabije omgeving van zijn orgelschool te Mechelen. Zijn laatste woorden waren een synthese van zijn gehele leven: Te Deum Laudamus. Aan zijn wens, te mogen begraven worden op de plaats waar zijn wieg stond, onder de schaduw van deze dorpstoren, werd voldaan. Ik wil deze hulde niet besluiten met de traditionele woorden: "Dat hij rusten moge in vrede", maar wel met de vurige wens: dat zijn voorbeeld, zijn werk en zijn ideaal blijve leven onder ons. Het is zelfs meer dan een nationale plicht aan ons allen hier vergaderd bij zijn laatste rustplaats, er voor te zorgen dat zijn werk en traditie met liefde bewaard en in ere worde voortgezet. Dat beloven wij plechtig en met heilige ernst! Amen!

Peeters, F.: Lemmenshulde, in: Musica Sacra, september 1951, p. 102-106.