Ga verder naar de inhoud

Uit Antwerpen: Frans De Coninck's Kerlingaland.

Waar de Kerelen woonden,
Daar woonden ze vrij!

Heisa! ten dische: 't is kerlemale,
Kerl; ten dische met kerlenvier;
Heisa! en hooge in de vuist de volle schale,
Zwaar van 't mierlend schuimende gerstebier!

Ei! den plechtigen heildronk gedronken,
Mannen van 't Noorden, vrij ende koen!
Op! der vaâdren schale volgeschonken;
Zóó plochte 't sinds eeuwen de Kerl te doen.

Heil den Vaâdren, den dappere helden,
Vroom ende vrank, als 't den Kerl past;
Heil den dierbren, den neërgevelden
Bukkende onder den bloedigen vreemden last!

Vloek den eerloozen, laffen slavenvorsten!
Vloek aan 't liederlik dweepende vreemdengebroed!
Ha? het vrijdom waar Kerlen naar dorsten
Smooren géén beulen in Kerlenbloed!

Forsche stemmen van 't blonde Noorden,
Dreunt ge niet meer, gij kerelslied?
Huizen ter gouwen, ter welige oorden
Vlaandrens, der Kerlen tergen niet?

Vlaandren slaapt… en de zee schudt heur mane,
Klotsend, verwoede, tegen den sluimerenden duin…
Ha! maar de vijand die waakt, en zijn vane
Klimt met zijn wanlied ter kerlen kruin…

Mannen, wacharm! de Groeninghekouter
Droogt al te lange in der jongeren roest;
Kerl, kom dijn offer ter vaderen outer
Plengt, want der ouderen graf en hun oogst ligt verwoest…

Hoog in der kusten kruine de leeuwbanier,
Kerl, en wijzend op Vlaandrens rookende beemden,
Roepen den tergenden, spottenden vreemde:
"Ei! waar woonden de Kerlen?" - "Hier!"

E.A.B.

Men schreef 1902. 'Nen heerlijken zomeravond op de Groote Markt te Brugge. Bezijden onze Helden van 1302 "wijd omkranseld van zegepalmen", in de schaduw der Reuzenhallen en van Brugge's eeuwenoude Belfroot, stond meester Frans De Coninck den maatstaf te zwaaien aan 't hoofd der Koninklijke Harmonie van Puers. En door de drukke menigte uitstekende toehoorders voer als eene weldoende rilling wanner het klaroengeschal, het geschut en het kanonnengedonder van den indrukwekkenden Boerenkrijg al over het forum heenstormden en aller zielen wegsmolt in eene zee van vaderlandsminnende gevoelens. Daverend applaus steeg dan ook uit de poortersscharen van het aloude Brugge, en, weenend, zocht meester Frans De Coninck ruste aan 't hart van 'nen trouwen vriend, na die welgemeende en welverdiende hulde hem, den taaien werker, den onvergetelijken schepper van zoo heerlijke gewrochten, door zijne kunstwaardeerende medeburgers - eindelijk - toegebracht.

Doch, sterker dan de treffende aandoening, was het rustelooze streven van den toonkunstenaar. t' Roemrijk verleden, zonnige, treurige dagen, lief en leed, lijden en strijden, - 't verzwond al in nieuwe droomen door jongste bijdragen van den dichter-vriend verwekt, - en, dien avond, was Kerlingaland geboren.

Een half jaar later, was de schets op touw. En den 8 Maart 1903, ter wandelzaal van het stedelijk schouwburg te Brugge, zou De Coninck's jongste schepping, althans voor baryton en quatuor geschreven, ter gelegenheid van het 2de Winterconcert van het Syndikaat der Brugse Drukpers, voorgedragen worden.

Kerlingaland! Grootsch en plechtig klinken de onsterfelijke klanken door de proppensvolle zaal. Heldenbeelden van vroeger, schier voorhistorische tijden, rijzen voor de begeesterde menigte met het schallende 'Heisa!' naar aloude hoorn- en bazuinwijzen bewrocht. 't Inleidende allegro met den niet onaardigen heildronk licht het indrukwekkende adagio voor, hart- en zieleroerende melodie, streelende herinneringen aan 't roemvol verleden waar, in beiende heldensagen, naast de voorvaders, 't hatelijk spook van den vijand opdruischt, grijnzend tegen 't heftig klinkende vrijheidsliefd. "In 't verleden ligt het heden" helmt het in 't klaroengeschal der "Forsche stemme"; en daar dreunen machtig, met zwaren klokkenklank, de roerende galmen van het largo maëstoso, in den grootschen oproep aan Vlaanderen…

Maar "Vlaanderen slaapt…" Alom heerscht drukkende stilte; duidelijk komt het schommelen der hollende zee voor, en doen de snaren crescendo het breken na der stervende golven ten strand… En boven alles drijft de onverbiddelijke angst steeds aangroeiend onder den terd van den "vijand die waakt".

- Zoo iets degelijk in klanken te malen heet een heel kunstje waartegen menig gekend toondichter niet opgewassen is. - Het daaropvolgend recitatief "Mannen wacharm!" lijkt fel op het exordium eener plechtige aanspraak. Afwisselend met den zanger, vangt het orkest het leitmotiv aan: den oproep aan Vlaanderen, en, na in den rouwenden groet aan der voorvaderen grafstede 'lijk nieuwe krachten geput te hebben, barst de melodie in het aangrijpend maëstoso los van de finale "Hoog in der kusten kruine"… Exelsior met het orgelende crescendo klimt het kerelslied ter "Kusten kruine", en daverend knelt de langverbeide slotsylbe 't hymnus van 't heerlijk verleden en 't hoopvolle verleden, heldensage en jongerengroet, in den zegevierenden vrijheidszoen: "Hier!"

Tot daar de ellendige, mijne schets, van De Coninck's jongste cantate. Voor velen was Kerlingaland eene nieuwe gewaarwording van 's meesters eigenaardig talent; voor enkelen, de onveranderde uiting van zijne onloochenbare personaliteit: - zóo de maker van Halletoren, van 't Vaderlandsch Gebed, van Filipine van Vlaanderen, van Schudt uwe manen en menig ander doorvlaamsch gewrocht, zóo de schepper van Kerlingaland; - voor allen bleef het ongekunstelde, stevig geborstelde en echte volksmuziek. Net als Peter Benoit, heet Frans De Coninck "un grand manieur de foules." En 't was dan ook schier natuurlijk dat bij den Brugschen meester in Juli ll., de gedachte ontstond om Kerlingaland voor soli, volle koren en orkest te schrijven. Wat die schromelijke gedaanteverandering zou bedieden, kon bezwaarlijk voor niet ingewijden voor de orkestpartituur blijken. Over 't volstandig gewrocht, derhalve behoorlijk uitgevoerd, diende 't onvoorbereide "vox populi" zijn verstandige oordeel te vellen. Eene opperbest geschikte gelegenheid deed zich voor.

Welhaast zouden de winterconcerten van de maatschappij van het Brugsche Conservatorium aanvangen, en Kerlingaland, door meester Emile Mathieu, bestuurder van 't Koninklijk Gentsch Conservatorium, in ongemeene lofbewoordingen geprezen; Kerlingaland, den heere en meester Karel Mestdagh, bestuurder van 't Brugsche Conservatorium opgedragen, zou dan ook op het programma van 't haarlijksche Volksconcert met eere prijken…

Laci! het volk wikt… en het comiteit beschikt! Voor enkele dagen wierd in breede trekken het programma der concerten van het Brugsche Conservatorium door de Brugsche pers gepubliceerd… Geen spoor daarin van Kerlingaland! Wel is waar komt de Breidelcantate van kapelmeester Aug. Reyns op het algemeen programma voor… Maar las ik niet destijds in Patrie, Burgelwelzijn en andere westvlaamsche bladen, dat de uitvoering der Breidelcantate, - in de eerste plaats door den "Vlaamschen Broederbond" ontworpen, den heugelijken avond daar Aug. Reyns' ridderkruis in Leopoldsorde gevierd werd, - onafscheidbaar bleef van de uitvoering van Kerlingaland?

Verba et voces? De Ridderfeeste is even voorbij, en van Kerlingaland geen sprake meer. Nare vergetelheidszeeën hebben alles verzwolgen; enkel en alleen de Breidelcantate zwemt boven… Meer tegen de stroom bestand, of door bedrevener kracht boven peil gehouden?

Chi lo sa?

Wat ik evenwel niet kan aannemen, 't is dat het jongste, prijzenswaardige en alomgeprezen gewrocht van den verdienstelijken leeraar van Brugge's Conservatorium, dat Frans De Coninck's Kerlingaland met voorbedachten wille zou… van kant geschoven zijn.

Zooiets ware der Brugsche Toonkunde even onwaardig als van haren Pontifex Maximus wiens hart in elk ander geval voor den door het budjet zoo stiefmoederlijk behandelden leeraar met innig medelijden overstelpt is.

Kom, heer Voorzitter van het Comiteit der concerten van het Brugsch Conservatorium, "un bon mouvement!" den ouden slenter, te lang ingewortelde vooringenomenheid, van den breeden schouder geschud, - en de Brugsche abonnenten zullen u dank wijten omdat gij aan Cesar geeft wat aan Cesar toekomt en niet langer sterkgevleugelde arenden in belachelijke vinkemijten knelt.

Kerlingaland op het volksconcert te Brugge! Dat is de roep van het vox popili [sic] en de innige wensch van

DEN GHETROUEN MINNAERE

'Den ghetrouen minnaere': Frans De Coninck's Kerlingaland, in: De Eendracht, Weekblad voor het Kanton Wetteren, 22 en 29 november 1903 (met dank aan Ludwich Bettens).