Ga verder naar de inhoud

De gewijde muziek moderniseeren, - m.a.w. de moderne theorieën over contrapunt en harmoniek aanwenden bij de kerkmuziek en haar zodoende nieuw leven inblazen, zonder evenwel den geest der liturgische traditie en haar algemeen karakter van gewijde kunst geweld aan te doen, - ongeveer zòò stelt zich het vraagstuk met hetwelk de heer Jules Van Nuffel zich bezighield en dat hij een belangrijken stap nader tot zijn oplossing heeft gebracht.

Hoe bedroevend het was, voor wie de kerkelijke plechtigheden ten onzent met eenige regelmatigheid bijwoonde, te moeten vaststellen dat het peil van de kerkelijke toonkunst zoowat omstreeks nul gedaald is, een verheugend feit mag men het thans noemen, dat Van Nuffel beslist de methodes der modernen aangenomen heeft, in de overtuiging, dat uit dezer verbinding met de liturgische gedachte een nieuwe kerkelijke stijl geboren worden zal, die tot de geloovigen uit onze dagen, en ook tot dezen onder hen, die in mindere of meerdere mate artistiek zijn aangelegd, met grootere kracht en intensiteit spreken zal, dan dit bij de werken uit de laatste eeuw het geval was.

De verwezenlijking van die kiesche hervorming heeft hij onophoudelijk nagestreefd. Reeds de psalm Super Flumina, voor 4 stemmen, met orgel en orkest, gegeven te Brussel tijdens den oorlog (Concerts Spirituels), maakte door de stoutheid der verkondigde opvatting (ook door de aanwending, voor de eerste maal sedert lang, van een kinderkoor) grooten indruk. In het Te Deum, voor 4 stemmen en orgel en in de mis voor 4 mannenstemmen met orgel, welke een zoo algemeen gunstig onthaal bekwam, heeft de toondichter zijn weg gevonden; in de Overwinningscantate, voor 4 gemengde stemmen, solo en orkest, na den wapenstilstand uitgevoerd, en voornamelijk in de mis voor 6 gemengde stemmen met orgel (uitgevoerd in Ste-Goedele, te Brussel), is hij bepaald met den aan zijn kunst passenden vorm vertrouwd en kan hij zich ten volle geven aan de muzikale uitbeelding van zijn geestelijke lyriek.

Nochtans blijft de klassieke allure in zijn werk onmisbaar en nooit treedt hij buiten het traditioneele. Zijn laatste compositie: de koren voor Vondel's Lucifer (4 gemengde stemmen, soli en orkest), uitgevoerd in 1921 te Mechelen, getuigen van een frischheid en innigheid van gevoel, naast een durf in de techniek, een verhevenheid van gedachte en een breedte van lijn, die veel voorspellen, ook op het gebied der niet-specifiek-liturgische muziek. Dit is de meest "moderne" van zijn composities.

Het aantal zijner liederen is legio. Hij bezit er nog een hoeveelheid in handschrift; van vele heeft hij niet eenmaal de muziek meer. Zijn Drie Mei-liederen en Drie Kerstliederen (op Nederlandschen tekst), zijn bekend geworden; vooral het roerend kinderlijke, diep-vrome Kerstlied voor solo, koor en orgel, is mooi van kleur, goddelijk van inspiratie en klinkt juist daarom zoo heel anders dan de traditioneele Kribbekensliederen, vaak op commando gefabriceerd. Belangrijk tot een juist begrip van zijn werk zijn de bundeltjes motetten, verschenen in het tijdschrift: Musica Sacra (daarna afzonderlijk) en zijn twee boekdeelen Cantica Sacra, voor 4 stemmen met orgel.

Van Nuffel's kunst is geruggesteund niet alleen door een diepen godsdienstzin en een helder inzicht in de liturgie (dit bezitten wellicht vele van zijn kollega's), maar tevens door een strenge muzikale vorming, een fijnen smaak en een soliede kennis van de geschiedenis der muziek; hij praat u over Le groupe des Six met evenveel ernst en belangstelling als over Palestrina, en van "le dernier cri" in de muzikale wereld weet hij u monkelend het fijne te vertellen: hij voelt modern! En wat meer is: hij is een gezond-modern mensch, die met scherpen kritischen zin het koren uit het kaf weet te ziften, zoo bij de ouderen als bij zijn tijdgenooten. Uit een zeer muzikale familie afkomstig (zijn vader was geneesheer te Hemixem en hartstochtelijk muziekdilettant), deed hij van kindsbeen af aan muziek. Na studies in het Klein- en Groot-Seminarie te Mechelen (onder den heer O. De Puydt), werd hij tot leeraar aan het Klein-Seminarie aldaar benoemd; van dan af begon een tijdvak van onverpoosd arbeiden, grondstof verzamelen en zoeken Hij maakte zich weldra los uit het conservatieve keurslijf dat men hem gedurende zijn jeugdstudies had willen aanrijgen en zocht eigen weg. De componist Van Nuffel is thans een heerlijke belofte voor de toekomst: zijn werk is deugdelijk, want gezond - echt, en het echte gaat in de geschiedenis niet verloren, al blijft het soms wat lang verscholen.

Het zou meer vergen dan de hier beschikbare ruimte, de waarde van Van Nuffel te schetsen als kapelmeester der Aartsbisschoppelijke Kerk te Mechelen; als stichter van de "Schola Cantorum" wordt verder over hem gehandeld.

Ten slotte mag niet over het hoofd gezien worden wat hij tot stand bracht als Bestuurder van de Lemmensschool te Mechelen (hij is een orgelvirtuoos en een goed klavierspeler), waar hij den Gregoriaanschen zang in eere herstelde en nieuwe onderwijsmethodes toepast (Artikels van zijn hand in Dietsche Warande en Belfort).

Met lof werd zijn werk besproken door critici van naam als Ernest Closson, Systermans, Van de Wattyne. Zijn kunst, die er naar streeft te zijn "de meest individueele expressie van de meest algemeene godsdienstige emotie", klinkt in onze sombere kathedralen als "een nieuwe Lente en een nieuw geluid".

N.N.: Bij het portret, in: Muziek-Warande, jrg. 1, nr. 5, 1 mei 1922, p. 97-98.