Ga verder naar de inhoud

F.A. GEVAERT. Traité général d'instrumentation. Gand, Gevaert, Pr. net fr. 12.

Dit werk van den zoo talentvollen belgischen componist verdient, zoowel om inhoud als vorm, uitnemend genoemd te worden. Eene betere handleiding voor aanvangende componisten, die zich met de leer der instrumentatie vertrouwd willen maken, hebben wij nog niet aangetroffen. Dat er aan werken van dien aard behoefte bestaat, blijkt overtuigend uit de onlangs verschenen hoogduitsche vertaling der instrumentatie-leer van Hector Berlioz, welke, hoe veel kennis en geest er zich in openbaren, toch de grenzen van het noodige bijna overschrijdt.

In de oorspronkelijke uitgave is laatstgenoemd werk bovendien voor de meesten te kostbaar, en hoewel de uitgegeven vertaling hieraan enigszins te gemoet komt, is deze toch ook door de afzonderlijk uitgegeven notenvoorbeelden veel minder practisch. Geen wonder dus, dat die arbeid van den genialen Franschman minder verspreid is dan hij verdient en wij derhalve aan het werk van Gevaert eene groote verbreiding durven voorspellen, daar het voor een zeer billijken prijs 232 bladzijden druks in groot quarto formaat geeft, waarin ontelbare noten-voorbeelden voorkomen.

De schrijver verdeelt zijne stof in twee deelen. Hij behandelt eerst, als inleiding, den oorsprong en de ontwikkeling van het orchest, en beschrijft voorts in zes hoofdstukken den omvang, de technische behandeling en het karakter der verschillende instrumenten. In het tweede deel worden deze in verschillende groepen verdeeld en wordt de werking aangewezen, die uit hunne zamenvoeging voortvloeit. Vervolgens wordt aangeduid, hoe deze wetenschap toe te passen is tot het voortbrengen van klankwerkingen, in verband met het gevoel en de gedachte, die men wenscht uit te drukken. In een supplement vereenigt de schrijver al datgene waarmede hij het eerste deel niet wilde overladen, zooals de bespreking van vele weinig bekende of in onbruik geraakte instrumenten.

Dat hij onder deze rubriek ook de sons harmoniques (flageolot-toonen) der strijkinstrumenten en der harp heeft gerangschikt, kunnen wij niet goedkeuren; mogen die al in orchest-muziek weinig voorkomen, de kennis der behandeling daarvan komt ons gewigtig genoeg voor, om op eene beschrijving bij de hoofd-categorie in het eerste deel aanspraak te mogen maken. De bewering, dat de contra-fagot in Duitschland nog zeer in gebruik is en aldaar ook bas-trombonisten gevonden worden, laten wij geheel voor rekening van den schrijver. Wij meenen, dat het eerstgenoemde instrument totaal in onbruik geraakt is en dat de laatsten zeer schaarsch zijn.

Alles wordt in Gevaert's werk door voorbeelden opgehelderd, die goed gekozen en meestal aan de partituren der groote meesters ontleend zijn. Van Beethoven, Mozart en Meyerbeer komen daarin het meest voor. De stijl van het boek munt uit door beknoptheid en helderheid. Aan de typografische uitvoering is veel zorg besteed. Met groote letters vindt men gedrukt hetgeen tot den algemeenen regel behoort en dus onontbeerlijk is; met kleine, alles wat de schijver meer in bijzonderheden behandelt, waarover hij zijne gedachten verder ontwikkelt of waar hij uitzonderingen bespreekt. Het werk is dus voortreffelijk ingerigt, ook voor hen, die als eenvoudige beoefenaren der kunst een helderen blik willen slaan in de vereeniging der vele instrumenten, die men het orchest noemt. Nauwkeurigheidshalve stippen wij nog aan, dat op blz. 103, in den laatsten tekstregel, ex. 46 staat in plaats van ex. 45, en op blz. 105 onderaan ex. 44 in plaats van ex. 43.

Richard Hol.

Hol, R.: Le Traité général d'instrumentation van François-Auguste Gevaert, in: Caecilia, 1 april 1865.