Ga verder naar de inhoud

Nieuwsbrief 3 (november 2002)

1. Amerikaanse opname van de 'orgelsonate' van Edgar Tinel

Vorig jaar bracht de Amerikaanse concertorganiste Katharine Pardee een cd uit met een opname van de Sonate in g-klein (1885) van Edgar Tinel (1854-1912). Tinels enige orgelsonate is een van de grote werken uit de Vlaamse orgelliteratuur van de tweede helft van de 19de eeuw. Tinel droeg het werk op aan de orgelvirtuoos en componist Alphonse Mailly, sinds 1868 orgelleraar aan het Koninklijk Conservatorium van Brussel. Het werk - klassiek van structuur, romantisch van geest - werd als opus 29 in 1887 door Breitkopf & Härtel gepubliceerd. In 1979 verscheen een reprint bij McAfee Music Corporation in New York (in de 'Romantic organ literature series', nr. 4).

Op haar cd combineerde Katharine Pardee de sonate met exclusief Belgische orgelmuziek, namelijk met Tinels enig ander orgelwerk, Improvisata (1907). Maar ook met de Toccata (1935), de Prière (1910) en de Sonata Eroica (1930) van Joseph Jongen, de Fantaisie in A-groot (1878) van César Franck en de Toccata, fuga en hymne op Ave Maris Stella (1935) van Flor Peeters. Pardee registreerde de cd Blending voices. Organ music from Belgium op de twee orgels van de St. James Cathedral in Seattle, Washington: het Hutchings-Votey organ (1907) en het Rosales organ (1999), beide orgels met vier manualen.

Katharine Pardee was University Organist aan de Syracuse University in New York en professor aan de Eastman School of Music. Ze resideert nu in Engeland waar ze orgelles geeft aan Oxford University. Meer gegevens over de cd vindt u op de website van het Pro Organo-label (www.zarex.com) of op de website van de Organ Historical Society Catalog (www.ohscatalog.org).

En wie meer wil weten over Tinels sonate kan terecht in het altijd weer lezenswaardige tijdschrift Orgelkunst van september 2002. Daarin schreef Joost Vermeiren een bijzonder interessant artikel over Tinels opus 29. De website van Orgelkunst: www.orgelkunst.be.

2. Tentoonstellingen

Dendermonde op de notenbalk
Nog tot 10 november 2002 bieden vier musea in Dendermonde een overzicht van de historiek van het Dendermondse muziekleven: het Vleeshuismuseum (Hemelse
muziek, volksmuziek en muziekonderricht), het Museum voor Volkskunde (Dendermondse componisten, koormuziek, van operette tot rock), het Zwijvekemuseum (Muziek van fanfares, harmonieën, symfonieën, big bands en trommelkorpsen) en het Jazzcentrum Vlaanderen (Jazzmuziek in Dendermonde).

Deze vier tentoonstellingen zijn gratis toegankelijk. Het Studiecentrum voor Vlaamse muziek heeft meegewerkt aan het luik van het muziekleven uit de 19de eeuw en bereidt een studie voor over het Dendermondse muziekleven in de 19de eeuw.

Frans Mortelmans
Ook tot 10 november loopt in het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen een tentoonstelling met werk van de bloemenschilder Frans Mortelmans, broer van de componist Lodewijk Mortelmans. Bij die gelegenheid publiceerde prof. dr. Guido Persoons een monografie over de schilder. Die monografie bevat ook een door het Studiecentrum voor Vlaamse muziek aangeleverd artikel over Lodewijk Mortelmans.

3. Concerten

Hasselts muzikaal verleden
Op het programma staan componisten die een belangrijke rol in het Hasseltse muziekleven hebben gespeeld: Télémaque Claes, Jos De Greeve, Berthe di Vito-Delvaux, Paul Douliez, Marie Gussé, Willem Kersters, Edward Loos, Herman Meulemans, Arthur Meulemans, Alfons Nicolai en Louis Stappers. Uitvoerders zijn het Limburgs Strijkkwartet, Tonny Appermont (contrabas), Willy Appermont (piano) en Liesbeth Verbeeck (sopraan).

Hasselt, auditorium van het Stedelijk Conservatorium, 9 november, 20u00. Reservatie: 011/23 95 47

Melodrama
Katrine Druyts (stem) en Els Swinnen (piano) brengen een origineel programma rond het melodrama. Het programma vermeldt ondermeer: De boodschap (Arthur Meulemans & Wies Moens); Adagio (Arthur Meulemans & Felix Timmermans); Fierheid (Hendrik Van Praag & Albert Rodenbach) en verder werk van Peter Benoit en Marinus De Jong. Druyts en Swinnen brengen dit programma ook op 17 november tijdens het Internationaal melodramafestival in Praag. De toegang voor de try out in Turnhout is gratis.

try out van De Boodschap: Turnhout, De Warande, 10 november, 20u30.

Orgelconcert met Dendermondse componisten
In het kader van het project Dendermonde op de notenbalk speelt Kristiaan Van Ingelgem werk van Dendermondse componisten uit de laatste drie eeuwen: van Jean-Jacques Robson (Dendermonde, 1723 - Tienen, 1785), over Léon de Burbure de Wesembeek (Dendermonde, 1812 - Antwerpen, 1889) en Clement Loret (Dendermonde, 1833 - Parijs, 1909) tot een creatie van een werk van zijn zoon Maarten (Dendermonde, 1976). Kristiaan Van Ingelgem is organist van de Sint-Maartenskerk in Aalst en docent aan het Koninklijk Vlaams Conservatorium in Antwerpen.

Sint-Gillis-bij-Dendermonde, Kerk van Sint-Egidius, 16 november 2002. Kaarten kunnen gereserveerd worden op 052/21 30 18 of gekocht op de avond van het concert.

Tantum ergo
Edwige Cardoen (sopraan), Wannes Vanderhoeven (orgel), Annemarie Coebergh (voordracht) en Het Project o.l.v. Guy Vermeylen brengen motetten van Peter Benoit, orgelwerk van Jaak Lemmens en poëzie van Guido Gezelle.

Leuven, Abdij Keizersberg, 21 november, 20u00. Reservatie: 016/65 75 10.

4. Historische tekst: August Baeyens over Peter Benoit

Naar aanleiding van de honderdste verjaardag van het Peter Benoitfonds, publiceren we deze keer als historische tekst een artikel van de modernistische componist August Baeyens (1895-1966) over Peter Benoit. Baeyens liet het artikel verschijnen in 1951, vijftig jaar na Benoits dood.

Eerbied voor Benoit

'n Vriend vertelt me dat, toen hij nog als kleine jongen met zijn vader de stad in ging en zij Benoit ontmoetten, zijn vader nooit naliet van op afstand reeds te waarschuwen: "Ventje, klakske af, daar is Meneer Benoit." Met deze herinnering aan een tijd, nu reeds vijftig jaar voorbij, staan we midden in de sfeer van de eenvoudige man, die onomslachtig, met een eerbiedig gebaar, getuigenis geeft van zijn dankbare bewondering, van zijn ontzag.

'n Tweede getuigenis. Georges Eekhoud schrijft in zijn Persoonlijke herinneringen aan het intieme leven van Peter Benoit: "Nabij het standbeeld van den grooten Pieter Pauwel, bezetten het gemengde koor van mannen, vrouwen en kinderen, evenals het ontzaglijk orkest, een tribune met treden in kringboog geplaatst in wiens midden, aan een zeer hoog lessenaar, de toondichter zal tronen wanneer hij zelf de uitvoering van zijn werk zal leiden. Het plein, afgesloten door koorden, is voorbehouden aan de burgers. Het volk, - laat ons zelfs zeggen het smakelijke, sappige gepeupel - dat daarrond verpletterd wordt, eerbiedigt nochtans die barreelen, ter wille van den zoo volks geliefden groten man; en al braken de aanpalende straten steeds nieuwe scharen, die schrikkelijke menigte schijnt weerdiger en ingetogener nog dan de bevoorrechte toeschouwers en minder oproerig dan de ongenoeglijke politie en de hinderende gendarmen te paard. Geen geschillen, geen gemurmel. Sinds uren trappelen werklieden en 'kleene luidjes' wijsgeerig ter plaatse, zonder iets te verliezen van hun goede luim en hun sereniteit. Welke strooming legt deze stilte op aan die weerspannige tongen, aan die woelzuchtige koppen? De armen kruisen zich over de borsten, hijgend van nieuwsgierigheid. Hebben zij het voorgevoel, die Antwerpenaars van stevigen maar onaanzienlijken oorsprong, van den eenigen luister der feest die wordt voorbereid, om zulke zalving te leggen in hun afwachting."

En als derde getuigenis, die van Burgemeester Jan van Rijswijck, bij Benoit's lijkbaar: "Sedert vijf en dertig jaar, is het Vlaamsche Land, is deze stad vol van den machtige, van den hoog begeesterde, die geld en aardsche goederen versmaadde om al geheel op te gaan in zijne kunst en hare strekking. Sedert vijf en dertig jaar is er in deze stad geene plechtigheid geweest zonder hem. Bij elk openbaar feest was zijne cantate, zijn feestlied het voorname nummer van het programma. En, wanneer hij dan optrad voor zijn machtig orkest, en de onvermijdelijke ovatie eindelijk bedaarde, wanneer men ingetogen begon te luisteren naar de eerste tonen en tevens hem aanschouwde, die de muzikale schaar beheerschte en in toom hield, vermanend en leidend de ontketende klanken en de losgebroken stemmen, die hij deed samensmelten tot een reuzenharmonie, dan ging door de menigte de heilige rilling van het schoone, een hooge fierheid ook op den man die zoo geheel tot ons, tot zijn volk behoorde."

Deze drie getuigenissen: van de eenvoudige man, van de kunstenaar, van de kunstenaar-burgemeester, volstaan ruimschoots om van de huidige generatie en ook van de komende generaties een onvoorwaardelijke eerbied af te dwingen voor Peter Benoit en zijn werk. We willen het niet ontkennen, de verafgoding van Benoit door zijn tijd- en stadsgenoten behoort tot het verleden; de bewondering, die velen hem toedroegen, is fel geslonken; naarmate de nimbus, waarmede men hem nog bij leven omkleedde, compacter werd, vervaagde de heroïsche figuur en ging meer en meer op een nevelbeeld gelijken. Op zichzelf is dit alles niet zo erg; erger is dat ook de 'strekking' van Benoit's kunst almaar meer teloor gaat, en men vraagt zich af: is het dàt waar Benoit voor gestreden heeft, is het dàt waar hij zich zo onbaatzuchtig voor opofferde? Benoit wordt wel eens afgeschilderd als de op en top romanticus, die zich al te gemakkelijk te buiten ging aan het klankenfestijn, dat hij scheppend zelf opriep en waarmede hij ook zijn onmiddellijke omgeving bedwelmde. Het is alles mogelijk, maar het neemt niets weg van de waarde van 'zijn kunst en haar strekking' die, op nationalisme afgestemd, dit nationalisme - óns nationalisme - voor een zeer groot part heeft weten vorm te geven. Andere tijden, andere zeden. We zijn de roes van het romantisme ontgroeid. Heel zeker, maar we hebben niet het recht dit romantisme daarom te minachten. Te meer omdat aan het romantisme van Benoit, aan zijn drang naar daden binnen het kader van dit romantisme, ook het ontstaan van het Koninklijk Vlaams Conservatorium vastzit.

Moeten we nu kiezen, op het ogenblik dat we Benoit's vijftigste sterfdag gaan herdenken, dan zouden we juist dié daad willen belichten en eerbied vragen voor de man welke die daad, uit zijn ijzeren koppigheid geboren, de zijne mocht noemen. Bij de lijvige bundel brieven, die Benoit wisselde met Julius Sabbe, bevindt zich een telegram, dat hem te voeten uit tekent. Het luidt: "Vaste burcht, streng volhouden. Geen atoom toegeven." Het werd verzonden naar aanleiding van een ultiem onderhoud, dat Julius Sabbe zou hebben met de toenmalige minister De Bruyn, onderhoud handelend over het reglement dat van toepassing zou zijn in het Koninklijk Vlaams Conservatorium, waarvan de minister het bestuur aan Benoit wenste toe te vertrouwen. Welke triomfen - en ze zijn legio - Benoit ook als componist heeft mogen vieren, al te dikwijls werden ze vergald door de zorgen, welke hij zich maakte om de 'Vlaamsche Muziekschool' in de lijn van 'zijn kunst en haar strekking' te houden. En wie waren het die hem het leven zuur maakten? Kleine burgermensjes? Misschien wel, misschien ook niet. Meer dan waarschijnlijk waren er ook andere. In elk geval waren het mensen, die meenden Benoit een weg te moeten opsturen, die 'zijn' weg niet was. Maar, hoe zou het ook anders gekund hebben. Benoit volgen, wanneer het niet onvoorwaardelijk geschiedde, was moeilijk. Hij, die met zijn scheppingsdrang als vertrekpunt stond, zag te ruim, zij het dan binnen enge landsgrenzen, om door beperkte geesten gevolgd te worden. Hier past wel het woord van Cocteau: "L' artiste roule en automobile, le public suit en omnibus."

Och, zal men zeggen, het heeft alles zo weinig belang; Benoit is bij leven, als kunstenaar, erkend en geëerd geworden, méér dan wie ook; gedurende meer dan dertig jaar heeft hij zich aan het hoofd van 'zijn' school weten te handhaven; de gemeenschap heeft hem haar tol betaald, wat wil men dan? Wat men wil: dat Benoit geen eenvoudig verschijnsel zou zijn, maar een symbool; dat Benoit niet enkel een feit zou zijn, maar een vlag, een standaard, bewust erkend en gevolgd. Het heeft geen zin Benoit als een overwonnen standpunt te beschouwen; het heeft geen zin binnen 'zijn' grenzen te willen blijven, maar de 'strekking' van zijn kunst, nl. Vlaming zijn om als wereldburger erkend te worden en voldoende zelfrespect hebben om door anderen gerespecteerd te worden, moet behouden blijven en geëerbiedigd. We citeren andermaal Jan van Rijswijck: "Hier heeft hij meer dan dertig jaren geleefd voor zijne kunst, eene kunst niet afgeluisterd van anderen, maar wellend uit eigen, machtige scheppingsader. Hij wist wat hij wilde, onbuigzaam, weerstandtartend, heeft hij het nationalisme in de kunst verdedigd met meesterwerk op meesterwerk als argument. Of hij de groote strijdvraag eens en voor altijd heeft opgelost? In het rijk der kunst is geen dogma souverein: en wie daar zegt het ware, het goede, het schoone, antwoordt met de vraag zelve." Verder nog: "Benoit was reeds een beroemdheid toen hij, in 1867, aan het hoofd onzer stedelijke Muziekschool werd geplaatst. Het heeft hem dertig jaren gekost vooraleer hij die school tot Conservatorium zag verheffen. Meesterwerk op meesterwerk aan de ene kant; dertig jaren koppige arbeid aan de andere, dertig jaren om een cultuurdaad vaste waarde te zien worden, wie dat op zijn actief heeft, mag niet verdwijnen onder het slopend gewicht van de tijd. Aan een reuzetaak als deze zit onafscheidelijk de dankbare eerbied van de nakomelingen verbonden, tenzij elke waarde faalt, en waar eerbied is, daar is de bewondering, die de kunstenaar toekomt, niet ver." Moge 1951 bevestigen, dat de wijding, die eens Benoit's naam gegeven werd, oprecht kan zijn, en meteen duurzaam.

Uit: Baeyens, A.L.: Eerbied voor Benoit, in: Jaarboek van de Jeugdgemeenschap voor Kunstbeleven, 1951, p. 45-50.