Ga verder naar de inhoud

Nieuwsbrief 102 - augustus 2011

Duits orkest maakte cd met werk van Adrien-François Servais

Bij het Duitse label CPO verscheen een nieuwe cd met werken van de Belgische componist Adrien-François Servais. Uitvoerders zijn de Zwitserse cellist Wen-Sinn Yang en het Münchner Rundfunk Orchester – het huisorkest van de Bayerische Rundfunk in München. Het is de eerste cd-opname van Servais’ Celloconcerto in si klein en ook de eerste cd-opname met orkest van Souvenir de Spa, de Fantaisie sur Le Barbier de Séville en de Fantaisie sur Le Désir. Het idee voor deze opname kwam van de artiesten zelf; de Halse vzw Servais gaf vervolgens artistiek advies en bezorgde een deel van de partituren.

Precies honderd jaar geleden verscheen Servais’ Fantaisie sur Le Désir al eens op plaat, ook toen gespeeld door een Duits orkest uit Berlijn, met Heinrich Kruse als solist. Toevallig kon de vzw Servais voor de Halse Servaiscollectie enkele weken geleden een exemplaar op de kop tikken van die 78-toerenplaat, na honderd jaar een zeldzaamheid. Voor zover bekend is het de oudste opname van een werk van Servais. De plaat bevat echter niet de volledige compositie, maar slechts een selectie van 8 minuten, want elk van beide kanten kon maar 4 minuten muziek bevatten...

De nieuwe cd is verkrijgbaar via de vzw Servais voor 18 euro (of 20 euro inclusief verzendkosten) – te bestellen via peter@servais-vzw.org of 02 360 14 88.

In de volgende nieuwsbrief volgt een bespreking van de cd.

Gabriël Fauré: les voix du clair-obscur

door Jan Dewilde

Zoals wel meer Franse componisten van zijn generatie onderhield Gabriël Fauré (1845-1924) banden met het Belgische muziekleven. Zo had hij goede contacten met de Brusselse advocaat en kunstpropagandist Octave Maus (1856-1919) die hem vaak naar Brussel uitnodigde. Het is op invitatie van Maus dat Fauré op 3 maart 1888 op een concert van het kunstcenakel Les XX zijn Sonate op. 13 vertolkte, samen met Eugène Ysaÿe. Op 25 februari 1889 keerde hij naar Brussel terug, waar zijn Quatuor en sol mineur en enkele vocale werken (gedirigeerd door Vincent d’Indy) werden uitgevoerd.

Die reisjes naar Brussel werden echter slechts matig geapprecieerd door zijn vrouw en schoonouders die - ‘très serrés au point des sous’ - vonden dat hij het huishoudgeld verspilde. Het kwam zover dat Maus Fauré bij hem thuis logeerde, zodat hij de hotelkosten uitspaarde. En zo komt het dat Fauré, ondanks zijn vrouw en schoonfamilie, tussen 1888 en 1906 een graag geziene gast werd in Brussel. Zijn werk werd er uitstekend gepropageerd door Ysaÿe en Maus en hij werd er bewonderd door koningin Elisabeth die de tweede viool speelde in zijn Quintette en ré mineur . Maus was ook de intermediair tussen Fauré en Maurice Maeterlinck en het was de Belgische criticus Albert Mockel die Fauré de poëzie van Charles Van Lerberghe liet ontdekken. En de Muntschouwburg was op 1 december 1913 het eerste theater buiten Frankrijk dat Fauré’s Penelope op de planken bracht, met de legendarische Claire Croiza in de titelrol.

Fauré bezocht ook Antwerpen. In augustus 1885 bijvoorbeeld, waar zijn Symphonie en ré mineur werd aangekondigd, maar uitgesteld. Om zijn symfonie toch te horen diende hij een tweetal maanden later terug te keren: op 14 oktober werd de symfonie er uitgevoerd onder leiding van d’Indy.

Redenen genoeg dus om dit belangrijke boek over Fauré in het licht te stellen. Hier leest u de bespreking van Jan Dewilde.

Edward Elgar in Oostende

Oostende, de Koningin der Badsteden, ontwikkelde zich in de negentiende eeuw tot een belangrijke muziekstad in Vlaanderen. Tijdens de zomermaanden speelde het Belgische muziekleven zich af in het Kursaal, dat in 1852 in Oostende werd gebouwd. Het gebouw bestond uit een monumentale inkomhal, verschillende restaurants en een casino. Centraal stond de concert- en balzaal die versierd was met oriëntaalse mozaïeken. Aan weerszijden van een vooruitspringend overdekt terras stonden zeshoekige kiosken voor openluchtconcerten. Na verschillende renovaties, verbouwingen en uitbreidingen werd het gebouw tijdens de Tweede Wereldoorlog afgebroken door de Duitse bezetter. Het huidige Kursaal werd in de jaren 1950 getekend door architect Léon Stynen (die onder andere ook deSingel uitdacht).

Het Kursaal was vanaf het begin dé muziekzaal van Oostende. Vanaf de jaren ‘60 van de negentiende eeuw had het een eigen orkest dat in de zomermaanden meerdere keren per week optrad in verschillende formaties. In de beginperiode speelde het orkest vooral achtergrondmuziek. Maar vanaf de jaren 1870-1880 kende het een pijlsnelle vooruitgang. In 1874 werd trouwens de toen zestienjarige Eugène Ysaÿe als aanvoerder van de tweede violen aangesteld. In de daaropvolgende periode stond het Kursaalorkest onder leiding van verschillende gerenommeerde dirigenten en ontving het grote solisten uit binnen- en buitenland. Verschillende componisten kwamen in Oostende bovendien eigen werk dirigeren. Zo waren onder andere Charles Gounod in 1880, Jules Massenet in 1883, Camille Saint-Saëns in 1906 en Richard Strauss in 1906-1907 te gast met eigen composities. Op 14 augustus 1908 stond er een concert met muziek van Edward Elgar op het programma. Ook dit concert werd gedirigeerd door de componist zelf. In The Musical Times van 1 september 1908 verscheen daarvan een uitgebreide recensie die u hier kan lezen.

Nieuwe componistenfiches

Lien Alaerts maakte heel wat nieuwe bibliografieën aan: voor Jos Moerenhout (van wie ze ook een foto vond), Charles-François Panne, Marcel Poot, Oscar Roels en Jef Rottiers. Verder vonden we een historische tekst over Martin Lunssens, gepubliceerd in het satirisch tijdschrift Reinaert in 1935.

Onze vaste vertalers Joris Duytschaever en Jo Sneppe verzorgden drie nieuwe vertalingen: Jean-Baptiste Singelée, Pierre Thielemans en Denise Tolkowsky.

VMI in de kijker: Les Echos de la Dendre

door Adeline Boeckaert

In 1841 fusioneerde de koormaatschappij 'Société des choeurs' met de 'Société de l'union' en de 'Société Mélophile-solo' tot de 'Société des échos de la Dendre'. Dit 45-koppig koor werd geleid door Léon de Burbure de Wesembeek (1812-1889) en speelde een prominente rol in het zich ontwikkelende koorleven dat toen vooral in de streek rond Dendermonde floreerde. Het koor behaalde meerdere overwinningen in concoursen, niet zelden met werken van de Burbure.

In 1845 verliet Léon de Burbure echter de Denderstad en verhuisde samen met zijn vader naar Antwerpen. Op 2 oktober werd hem door 'Les échos de la Dendre' een afscheidsconcert aangeboden, waarop enkele van zijn werken werden uitgevoerd. Zijn oude leermeester Joseph Troch componeerde voor de gelegenheid het koor Adieux à Monsieur Léon de Burbure. Hij ontving als dank een ring en het mooi geïllustreerde Album de Chant van ‘Les Echos de la Dendre’, hem aangeboden door Joseph Troch en Clément Wytsman. Dit album bevat in totaal acht koorliederen, vier van de hand van de kapelmeester van de Dendermondse Onze-Lieve-Vrouwekerk Troch (Tristesse affreuse, Chant du cosaque, Que mon sort est amer, Siska la flamande) en vier composities van Clément Wytsman (Au rossignol, Alla Madona, Trara, Le sommeil d’un enfant ). Wytsmann was notaris en gemeenteraadslid in Dendermonde en als componist beter gekend onder het pseudoniem Godfried Stauff.

Meer nog dan de composities valt de geïllustreerde titelpagina op. De chromolithografie werd verzorgd door Edouard Alexis Daveluy uit Brugge. Deze firma was tijdens de 19de eeuw een begrip in de sector van het lithografisch drukwerk, het maken van speelkaarten en de fotografie. De uitstraling van dit bedrijf oversteeg de stads- en landsgrenzen en hun vakmanschap werd verschillende keren beloond. In 1842 verleende Leopold I aan Edouard Alexis Daveluy de titel van "Lithographe du Roi".

Feestjaar August De Boeck gaat van start!

De in Merchtem geboren en getogen August De Boeck (1865-1937) wordt tijdens het culturele seizoen 2011-2012 herdacht naar aanleiding van de vijfenzeventigste verjaardag van zijn dood.

Violist Guido De Neve en pianist Jan Michiels bijten de spits af van dit herdenkingsjaar met een aantal concerten in het kader van het Festival van Vlaanderen. Centrale werk op het programma is de Vioolsonate van August De Boeck. Het werk werd geschreven in 1894, maar pas in 1907 in Brussel gecreëerd door violist H. Van Hecke en de excellente pianiste Marguérite Laenen. De sonate viel alvast in de smaak van de recensent van La Belgique artistique et littéraire, die schreef: “Nous connaissions de lui des pages toujours simples et sérieuses et même savants, telles les curieuses et pittoresques Humoresque, Toccate et Mazurka entendues ce-soir là, mais cette sonate mérite une mention toute spécial; elle peut être classée parmi les meilleures du genre, et se réclame d’originalité, de solide structure, le tout d’une inspiration et d’un soufflé aussi élevés que délicats.” De recensent van Le Guide Musicale had bijna meer aandacht voor de omstandigheden waarin het concert moest plaatsvinden – wegens een elektriciteitspanne moest het concert gespeeld worden met gaslantaarns en enkele kaarsen – dan voor de muziek: “Malgré les efforts des électriciens, les lampes à arc ont refusé tout service, et le concert a dû se donner à la lueur incertaine d’un bec de gaz et de quelques bougies. […] Mlle. Marguerite Laenen, pianiste de talent, et M. Van Neck [sic], violoniste, ont donné une bonne interprétation d’une sonate de M. De Boeck, qui contient beaucoup de bonnes pages, encore qu’elle semble d’une composition trop hâtive.”

Concertdata

Alle andere concerten en festiviteiten naar aanleiding van het De Boeck-jaar kan u terugvinden op de website www.augustdeboeck.be.