Ga verder naar de inhoud

Höflich-uitgave: Karakterstuk voor trompet in D en strijkorkest (of piano) (1904)

Jan Dewilde

Nog tijdens zijn studies aan de Stedelijke Muziekschool in Antwerpen (vanaf 1897 Koninklijk Vlaams Conservatorium), die geleid werd door Peter Benoit (1834-1901), speelde Flor Alpaerts vanaf 1891 in verschillende Antwerpse orkesten. Het intense contact met het orkestrepertoire was nuttig voor zijn compositiestudies die hij ondertussen verder zette. Hij studeerde af in 1901 en dat zelfde jaar werd een Festival Flor Alpaerts georganiseerd, waarin hij met succes vroeg werk presenteerde. In 1903 werd Alpaerts benoemd tot leraar aan het Antwerps Conservatorium waar hij tot 1941 actief zou blijven, eerst als leraar notenleer, samenzang (vanaf 1908) en contrapunt en fuga (vanaf 1924) en tenslotte vanaf 1933 als directeur.

Ondertussen engageerde Alpaerts zich sterk voor de pedagogische en artistieke nalatenschap van Peter Benoit. Als dirigent van de Dierentuinconcerten (vanaf 1919) en als artistiek leider (vanaf 1920) van het Benoitfonds bracht hij in samenwerking met het oratoriumkoor Arti Vocali spraakmakende uitvoeringen van de grote koorwerken van Benoit. Ook maakte hij verschillende van diens partituren klaar voor uitgave. Daarnaast dirigeerde hij zowel het grote internationale repertoire als werk van zijn Vlaamse collega’s. Ook als gastdirigent in het buitenland toonde Alpaerts zich een fervent verdediger van Vlaamse Muziek. Gedurende één seizoen (1922-1923) was hij ook directeur van de Koninklijke Vlaamse Opera, samen met de zanger Arthur Steurbaut, maar dat draaide op een fiasco uit: nog vóór het einde van het seizoen nam hij ontslag.

Naast zijn drukke activiteiten aan het Antwerps Conservatorium en als dirigent, vond hij ook de tijd en energie om veel te componeren. Tot zijn bekendste werken behoren de orkestwerken Pallieter (1924), Tijl Uilenspiegel (1927) en vooral de James Ensorsuite (1929). Daarnaast componeerde hij ook toneelmuziek, liederen, koren, piano- en kamermuziek.
Dit rapsodische Karakterstuk voor trompet en strijkorkest of piano is een vroeg werk dat Alpaerts in maart 1904 voltooide. Hij droeg het op ‘aan mijn goede vriend en uitstekende trompetter Mr. Jos Vennix.’ Dit moet Jozef (Jos) Vennix (geboren ca. 1862) zijn geweest, vader van de bekende gelijknamige trompettist Jos. Vennix (1892-1970), een alumnus van het Antwerps Conservatorium, die verbonden was aan het orkest van de Koninklijke Vlaamse Opera in Antwerpen.

Stijn Saveniers editeerde deze partituur op basis van volgende partituren uit de bibliotheek van het Koninklijk Vlaams Conservatorium Antwerpen:

Autografisch handschrift van de versie met strijkorkest (met pianoreductie) – KVC 60979
Afschrift van de solopartij en strijkerspartijen – KVC 109452
Autografisch handschrift van de versie met piano – KVC 69769
Autografisch handschrift van de versie met piano – KVC 26661
Uitgave door CeBeDeM van de versie met piano – KVC 177066

Duurtijd: 4’

Dewilde, J.: [Nederlandse inleiding bij Höflich-cataloognummer 2614, 2022].