Ga verder naar de inhoud

Edward Keurvels begon zijn muziekopleiding als koraaltje in de Antwerpse Sint-Joriskerk. Aan de Vlaamsche Muziekschool van Antwerpen studeerde hij, naast viool, piano en orgel, ook harmonie, contrapunt, orkestratie en compositie bij directeur Peter Benoit (1834-1901). Keurvels zou een belangrijke rol gaan spelen in het Antwerpse muziekleven. Hij fungeerde als privé-secretaris van Benoit en als dusdanig was hij nauw betrokken bij de uitbouw van diens muziekschool tot Koninklijk Vlaams Muziekconservatorium (1897). Keurvels was ook een van de pioniers van de Antwerpse opera: als dirigent was hij verbonden aan de Koninklijke Nederlandse Schouwburg en het Nederlandsch Lyrisch Tooneel, voorlopers van de Koninklijke Vlaamse Opera. Daarnaast was hij ook jarenlang dirigent van de concerten van de Koninklijke Maatschappij voor Dierkunde in Antwerpen (de ‘Dierentuinconcerten’). In 1902 was hij medestichter van het Peter Benoitfonds dat werd opgericht om diens werk middels uitvoeringen en partituuruitgaven te promoten.

Onder het pseudoniem van E. Duward vertaalde hij libretto’s van Duitse opera’s, waaronder verschillende van Wagner. Zijn alomtegenwoordigheid in het Antwerpse muziekleven, zijn uitzicht en zijn energieke manier van dirigeren, bezorgden hem de bijnaam “het duveltje”. Keurvels componeerde, naast veel functioneel-dramatische toneelmuziek, onder meer het door Wagner beïnvloede lyrische drama Parisina (tekst van Frans Gittens naar Lord Byron), de cantate De Dietsche tale en talrijke liederen en koren. Zijn instrumentale muziek is eerder beperkt en bestaat vooral uit pianowerken en kamermuziekwerken voor strijkers.

Kinderideaal is een van zijn zeldzame orkestwerken. Het is niet duidelijk wanneer Keurvels dit concertante werk componeerde, noch wanneer het gecreëerd werd. Alleszins dirigeerde Keurvels op 2 juli 1896 tijdens een Dierentuinconcert de cellist Frans Van Wesenbeeck in Kinderideaal, maar dat was meer dan waarschijnlijk niet de eerste uitvoering. In dezelfde Antwerpse concertreeks voerde de jonge Catalaanse cellist Pablo Casals (1876-1973) dit aan hem opgedragen werk uit op 3 februari 1909, met de componist als dirigent. Casals’ optreden was een groot succes. Het muziektijdschrift Le guide musical schreef op 7 februari 1909: "Mercredi, à la Société de Zoologie (cinquième concert extraordinaire), ce fut l’enthousiasme des grands soirs, enthousiasme suscité par l’admirable celliste Pablo Casals. Rien ne surpasse la musicalité et le recueillement dont il entoure ses interprétations, que ce soit l’expressif concerto en ré mineur d’Ed. Lalo, le petit poème Un idéal d’enfant, une page charmante d’Ed. Keurvels ou l’Allegro appassionato de Saint-Saëns."

Kinderideaal lijkt gemodelleerd op een traag middendeel uit een concerto, met een A B A’-structuur en een (korte) cadens tussen B en A’. De cello blijft van de eerste tot de laatste maat aan het woord. In de partituur liet Keurvels volgend tekstje afdrukken die de sfeer van dit charmante werk evoceert: ‘Het onderwerp van dit toondichtje is de eerste ontluiking der liefde uitgelokt door vormelijke schoonheid, jeugd en aanminnigheid: het ideaal dat een maagdelijk en geestdriftig gemoed in zich omdraagt van toestanden, verwekt door het beantwoord gevoel.’

Keurvels droeg de (ongedateerde) uitgave van het werk op aan Casals. Misschien gebeurde dit naar aanleiding van Casals’ uitvoering in 1909. Casals had wel meer Belgische connecties. Dankzij de steun van de invloedrijke graaf Guillermo Morphy y Ferríz de Guzmán (1836-1899) had Casals in 1895 een studiebeurs gekregen om aan het 'Conservatoire royal' in Brussel te gaan studeren. Graaf Morphy onderhield goede contacten met directeur François-Auguste Gevaert (1828-1908), die na het behalen van de Prix de Rome in 1847 door Spanje was gereisd. Zelf had Morphy in 1863 in Brussel bij Gevaerts voorganger François-Joseph Fétis gestudeerd. Omdat de opleiding voor violisten en cellisten aan het Brusselse conservatorium een goede reputatie had, stuurde Morphy de jonge Casals in 1895 met een vorstelijke studiebeurs naar Brussel. Daarnaast wou Morphy dat Casals ook compositieles zou volgen bij zijn vriend Gevaert.

Maar het bezoek in 1895 aan het Brusselse conservatorium draaide voor Casals op een fiasco uit. Gevaert was wel degelijk opgetogen over de composities die Casals voorlegde (een mis, een strijkkwartet en een symfonisch gedicht), maar omwille van zijn leeftijd wou hij geen nieuwe leerlingen meer aanvaarden. Bovendien werd Casals op zijn eerste dag in de celloklas door leraar Eduard Jacobs publiekelijk belachelijk gemaakt voor de ogen van de andere studenten. Pas toen Casals Souvenir de Spa, het paradestuk van Adrien François Servais, op een geleende cello speelde, beloofde Jacobs om Casals binnen het jaar naar een eerste prijs te loodsen. Maar de jonge Spanjaard was zo zwaar beledigd dat hij de volgende morgen naar Parijs vertrok. Casals’ slechte ervaring met Brussel werd later wel ruimschoots gecompenseerd door de vele goede contacten die hij onderhield met Belgische musici als Eugène Ysaÿe, Mathieu Crickboom en Theo Van Hamberg. (Over zijn contacten met deze cellist en leraar aan het Koninklijk Vlaams Conservatorium van Antwerpen, zie: Jan Dewilde, Waar haalde Pablo Casals zijn tabak? in: Forum, 2001, nr. 4, p. 11-16). Nog vóór de eerste wereld oorlog kwam Casals verschillende keren in België concerteren.

Herdruk van een kopie uit de bibliotheek van het Koninklijk Vlaams Conservatorium van Antwerpen. Voor het orkestmateriaal, gelieve u te wenden tot de bibliotheek van het Koninklijk Vlaams Conservatorium.

Dewilde, J.: [Nederlandse inleiding bij Höflich-cataloognummer 563, 2011].