Keurvels, Edward
Biografie
Jan Dewilde
Edward Keurvels begon zijn muziekopleiding als koraaltje in de Antwerpse Sint-Joriskerk. Aan de Vlaamsche Muziekschool van Antwerpen studeerde hij, naast viool, piano en orgel, ook harmonie, contrapunt, orkestratie en compositie bij Peter Benoit. Nadat hij een tijdje als componist en dirigent bij de toneelvereniging De Ware Sinjoren actief was geweest, werd hij in 1881 orkestmeester aan de Koninklijke Nederlandse Schouwburg. Hij verwierf de toelating én de stedelijke subsidies om daar ook lyrische drama's op te voeren en op 18 september 1890 opende hij met Charlotte Corday van Benoit.
In 1893 werd hij naast Henry Fontaine secretaris en dirigent van het Nederlandsch Lyrisch Tooneel. Keurvels geloofde sterk in het lyrisch drama, soms tegen beter weten in. Op 20 maart 1893 schreef hij aan een criticus: "Het lyrisch drama zal leven, schrijft gij, maar gij weet daarbij niet, neen kunt niet weten welk een strijd van alle ogenblikken, en dit tegen velen, er vol te houden is om die schone instelling recht te houden, strijd tegen het bestuur, dat geldelijk er geen zaak in ziet; strijd tegen de meeste akteurs die, hetzij uit ingeboren haat tegen de muziek, hetzij uit valse eigenliefde, zich gekrenkt voelen omdat zij zich moeten schikken naar de eisen der reine kunst, zonder jacht op effekt tegenover het publiek; (...) strijd tegen het domme publiek; strijd tegen een groot deel der pers, die verwaand genoeg is te willen meepraten over zaken waarvan zij niets afweten en afbreken om geleerd te schijnen; strijd tegen half geleerde komponisten. In één woord: strijd tegen geldbejag en jacht op effekt, tegen domheid en parti-pris. Zal het lyrisch drama blijven bestaan, dan kan dit enkel door de samenwerking aller krachten. Wat mij aangaat, ik kan bezwijken tegen de overmacht, maar nooit geef ik mij overwonnen. Er kome van wat wil." Niettegenstaande zijn heilige geloof in het genre bleek dat het lyrisch drama geen toekomst was beschoren, en in 1899 nam hij na allerlei conflicten en moeilijkheden ontslag.
Keurvels nam een groot deel van het operaorkest mee naar de Dierentuinconcerten die hij toen al drie jaar als dirigent leidde. In een programmering die nog beheerst werd door dansmuziek en fantasieën op operathema's introduceerde hij steeds meer muziek van de nationale scholen en voerde hij een vernederlandsing door. Van 1902 tot 1908 was hij opnieuw dirigent van de Antwerpse opera, maar hij nam een tweede keer ontslag omdat hij meende dat het nationale karakter van de instelling was verloren gegaan.
Keurvels was de vertrouwensman en privé-secretaris van Benoit en als dusdanig was hij nauw betrokken bij de voorbereiding, stichting en de interne organisatie van het Koninklijk Vlaams Muziekconservatorium. In 1900 werd hij er trouwens benoemd tot secretaris. Onder allerlei schuilnamen bestookte hij de pers met artikels ten voordele van Benoit en zijn muziekschool.
Na Benoits dood in 1901 was hij kandidaat om de tweede directeur te worden, maar hij moest de duimen leggen voor Jan Blockx. Hij werd een van de belangrijkste agitatoren van de campagnes tegen Blockx en tegen diens samenwerking met de Franse uitgeverij Heugel. In 1902 was hij medestichter van het Peter Benoitfonds dat hij als muziekdirecteur zou gaan leiden. Met het Propaganda-Dameskoor van dat fonds verspreidde hij Benoits werk in Vlaanderen en Nederland. Hij dirigeerde verschillende grote composities van Benoit waarvoor hij ook een beroep deed op het gemengd koor Arti Vocali. In 1912 was hij kandidaat om Blockx op te volgen als conservatoriumdirecteur. Er werd zelfs een Keurvels-Comiteit gesticht om zijn nieuwe kandidatuur te steunen. Maar na een bitsige strijd werd uiteindelijk Emiel Wambach benoemd.
Keurvels componeerde naast vele liederen en koren onder meer het door Richard Wagner beïnvloede lyrische drama Parisina (tekst van Frans Gittens naar Byron) en de cantate De Dietsche tale. Onder het pseudoniem van E. Duward vertaalde hij libretto's van Duitse opera's, waaronder verschillende van Wagner. Zijn alomtegenwoordigheid in het Antwerpse muziekleven, zijn uitzicht en zijn energieke manier van dirigeren, bezorgden hem de bijnaam "het duveltje".
Bibliografie
Eigen werk
- Duward, E. (ps. Edward Keurvels): Het vaderlandsch oratorio De Muze der Geschiedenis van Peter Benoit, Antwerpen, 1880.
- Keurvels, E.: De Oorlog van Peter Benoit, Antwerpen, 1880.
Anderen over deze componist
- Keurvels, E.: De Oorlog van Peter Benoit, Antwerpen, 1880.
- Keurvels, E.: De Oorlog van Peter Benoit, Antwerpen, 1880.
- Keurvels, E.: De Oorlog van Peter Benoit, Antwerpen, 1880.
- Keurvels, E.: De Oorlog van Peter Benoit, Antwerpen, 1880.
- Keurvels, E.: De Oorlog van Peter Benoit, Antwerpen, 1880.
- Keurvels, E.: De Oorlog van Peter Benoit, Antwerpen, 1880.
- Keurvels, E.: De Oorlog van Peter Benoit, Antwerpen, 1880.
- Keurvels, E.: De Oorlog van Peter Benoit, Antwerpen, 1880.
- Keurvels, E.: De Oorlog van Peter Benoit, Antwerpen, 1880.
Artikels
Höflich-uitgave: Kinderideaal (Liefdedichtje)
Nederlandse inleiding bij Höflich-cataloognummer 563
Historische teksten
Amand de Lattin over Keurvels
Tot slot een paar opstellen nog over de man die ruim twintig jaar lang zulke vooraanstaande plaats heeft ingenomen in het Antwerps muziekleven over Edward Keurvels, om zijn bruisende vitaliteit, algemeen bekend als het "duveltje".
Edward Keurvels en het Nederlandsch Lyrisch Tooneel
Paul Billiet begint zijn boekje Hoe en door wie het Nederlandsch Lyrisch Tooneel en de Vlaamsche Opera te Antwerpen gesticht werden (1918) met het citeren van een lang artikel uit het weekblad De Week. Dit artikel was de neerslag van een gesprek dat journalist Jules Lhermitte voerde met Edward Keurvels; het werd gepubliceerd op 25 maart 1911.