Ga verder naar de inhoud

Michel Brusselmans werd in Parijs uit Belgische ouders geboren. Toen het gezin naar België terugkeerde en vader Brusselmans zich in de hoofdstad als kleermaker vestigde, ging Michel Brusselmans er studeren aan het Koninklijk Conservatorium van Brussel. Met Gustave Huberti en directeur Edgar Tinel had hij er uitstekende componisten als leraar. Hij studeerde verder bij Vincent d'Indy aan de Schola Cantorum in Parijs en voltooide uiteindelijk zijn studies in eigen land bij Paul Gilson. Deze gedegen en gevarieerde opleiding loonde: in 1911 won Brusselmans de Belgische Prijs van Rome en in 1914 werd zijn symfonisch gedicht Helena van Sparta (naar Emile Verhaeren) bekroond met de Prix Agniez. Ondertussen probeerde hij als orkestviolist en dirigent de kost te verdienen, maar wegens zijn slechte zicht moest hij deze activiteiten al vlug staken.

In 1921 trok hij naar zijn geboortestad Parijs waar hij de muziekuitgeverij Salabert bereid vond om zijn viool- en cellosonates, gecomponeerd tijdens de Eerste Wereldoorlog, te publiceren. Ook zijn eerste symfonie ('in klassieke stijl') werd in 1924 door Salabert uitgegeven. Om in Parijs te overleven, deed Brusselmans aanvankelijk enkele huishoudklussen voor Salabert, maar na enige tijd vroeg de muziekuitgever hem om muziek voor stomme films te schrijven. Brusselmans componeerde zowat zevenhonderd grotere en kleinere stukken, gaande van het klapwieken van vogels tot oorlogsgeluiden. Het métier dat hij zodoende verwierf, gebruikte hij later in orkestwerken als Bruits d'usine, Bruits d'avions en The railway. Het was een bescheiden job – als 'auteur-nègre' bleef hij anoniem – maar zo had hij wel een vast inkomen. Hij kon zich een huis in het zuiden van Frankrijk permitteren waar hij in alle vrijheid aan zijn oeuvre werkte. In 1931 componeerde hij het orkestwerk Scènes provençales en vijf jaar later ontstonden zijn grootse oratorium Jésus (op teksten gebloemleesd uit het Oude en Nieuwe Testament), een Canzonetta voor viool en orkest en zijn populaire Suite d'orchestre d'après les caprices de Paganini. In 1938 volgden de Rhapsodie voor hoorn en orkest en een orgelconcerto.

De Tweede Wereldoorlog verplichtte Brusselmans om naar Brussel terug te keren. Omdat zijn inkomsten bij de Franse auteursrechtenmaatschappij SACEM geblokkeerd waren, trad hij als 'arrangeur' in dienst bij Sender Brüssel, de door de Duitse bezetter gecontroleerde omroep. Die betrekking zorgde na de oorlog voor een aantal strubbelingen. Brusselmans keerde terug naar Frankrijk, waar dirigent Manuel Rosenthal en het orkest van de Franse radio-omroep voor een opgemerkte uitvoering van zijn tweede symfonie (1932-1933) zorgden. Brusselmans ruilde zijn huis in de Provence voor een onderkomen in Alicante waar hij ondermeer zijn derde symfonie (de 'Levantijnse') en Psalm LVII componeerde.

Misschien is het zijn langdurig verblijf in het buitenland en de afstand tot Vlaanderen die hem bracht tot composities als Kermesse flamande (1911), Esquisses flamandes (1927), Rhapsodie flamande (1931), Marche flamande (1937) en Danses flamandes (1944).

Het is wel opvallend dat rond de tijd dat Brusselmans zijn Rhapsodie flamande schreef, er verschillende soortgelijke composities geschreven werden. De Waalse componist Jean Absil (1893-1974) componeerde een Rhapsodie flamande in 1928, in het zelfde jaar als Brusselmans schreef ook Maurice Schoemaker (1890-1964) een Rhapsodie flamande, in 1935 componeerde Marinus De Jong (1891-1984) onder de titel Vlaamse rapsodie zelfs twee verschillende werken (eerst op. 32 voor piano en op. 34 voor orkest, een totaal verschillende partituur); en in 1936 voltooide de Noord-Franse componist Albert Roussel zijn Rhapsodie flamande.

Opmerkelijk is dat Brusselmans, in tegenstelling tot de andere hier vermelde componisten, zijn rapsodie niet baseert op Vlaamse volksliederen. Hij gebruikt daarentegen thema's van eigen vinding die wel aanleunen bij het volksliedidioom. Na een exuberante opening, met een motiefje dat Stravinsky's Petrouchka oproept, brengen de fagotten een thema dat als volkslied kan doorgaan. Het thema wordt verder gezet door de andere houtblaasinstrumenten en daarna uitgebreid verwerkt. Een ander volksliedachtige melodie wordt in het korte trage middendeel door de Engelse hoorn aangebracht. Het is een zeldzaam rustmoment in een uitbundige en kleurrijk georkestreerde partituur.

Het werk dat volgens Brusselmans' richtlijnen 12'30" duurt werd op cd opgenomen door het BRTN Filharmonisch Orkest o.l.v. Alexander Rahbari (Flemish Rhapsodies, Discover DICD 920101).

Voor het orkestmateriaal, gelieve u te wenden tot de bibliotheek van het Koninklijk Vlaams Conservatorium in Antwerpen.

Dewilde, J.: [Nederlandse inleiding bij Höflich-cataloognummer 557, 2010].